In dit document vind je een samenvatting van de kennisclips die gegeven zijn bij verpleegkunde in periode 1 van jaar 1 bij Inholland. Het betreft het bloed, de bloedstolling & DVT, de capillaire uitwisseling, de bloeddruk, de bloedvaten, het hart, pathologie 1 en 2 en de thermoregulatie. Succes met...
Kennisclip: bloed
donderdag 15 september 2022 10:15
Functies bloed
- Transportmiddel
○ Vervoeren van voedingsstoffen, afvalstoffen, zuurstof en CO2
▪ Voedingstoffen -> opgenomen in spijverteringskanaal en getransporteerd naar de weefsels
▪ Afvalstoffen -> weefsels afvalstoffen opgevangen en getransporteerd naar de lever en nieren
voor eliminatie
▪ Zuurstof en CO2 -> longen en weefsel
○ Vervoeren van essentiële stoffen: hormonen en aminozuren
- Betrokken bij het immuunsysteem: Leukocyten (witte bloedcellen), antistoffen, complement
- Hemostase (bloedstolling)
- Waterbalans en osmolariteit reguleren
○ Waterbalans: vocht afgeven aan nieren of extra vocht opnemen vanuit darmen
○ Osmolariteit: hoeveelheid opgeloste stoffen in het bloed
▪ Wordt bepaald door de bloedcellen, ionen en eiwitten
▪ Verschillende ionen kunnen invloed hebben op de diffusie
- Thermoregulatie
○ Gemiddelde temperatuur van 38 graden
○ Door in de huid aan de buitenzijde van het lichaam te zorgen voor vasodilatatie gaat er extra warm
bloed naar de huid waardoor je warmte verliest en met vasoconstrictie hou je juist de warmte vast
- PH regulatie
○ Hoe zuur of basisch de omgeving is
○ Belangrijk om verschillende processen in het lichaam opgang te brengen
Waar bestaat bloed uit?
- Gemiddeld 5 liter bloed (bij gewicht van 70kg)
- PH tussen 7,35-7,45
- Hoge viscositeit (stroperigheid)
○ Veroorzaakt door de grote cellen en eiwitten in het bloed
- Reageerbuisje met bloed na centrifuge
○ 55% -> plasma (lijkt op interstitiële vloeistof)
▪ 92% = water
▪ 7% eiwitten (plasma proteïnen) -> zitten niet in interstitium
▪ 1% andere opgeloste stoffen
□ Wisselt tussen plasma en interstitiële vloeistof -> hierdoor diffusie mogelijk
○ Iets meer dan 1% bestaat uit de buffycoat
▪ Leukocyten (witte bloedcellen) en trombocyten (bloedplaatjes)
○ 44% -> erytrocyten (rode bloedcellen)
▪ Geen celkern
▪ Kleiner dan leukocyten maar groter dan trombocyten
- Verschillende bloedcellen ontstaan allemaal uit de stamcel. Stamcel zit in het rode beenmerg
Bloedplasma
Functies:
- Transportmiddel
- Waterbalans en osmolariteit reguleren
- Thermoregulatie, want water is een erg goede warmte buffer
- PH regulatie
Functies plasma proteïnen:
- PH in balans houden
○ Bufferen van zuren en basen
- Binden met verschillende voedingstoffen en afvalstoffen
- Bepalen deel van viscositeit
- Betrokken bij colloïd osmotische druk
○ Vooral eiwit albumine die dit bepaald
- Glubulines -> vervoeren hormonen, vitaminen en mineralen in het bloed
- Fibrinogeen -> voorloper van fibrine, dat betrokken is bij bloedstolling
Elektrolyten: zouten die uit elkaar kunnen vallen in geladen ionen. Bv natrium, kalium, chloor, magnesium en
calcium. Bepalen de osmolariteit
Erytrocyten
- Vorm zorgt ervoor dat:
○ Oppervlakte wordt vergroot
○ Ze erg soepel zijn, waardoor ze goed door de kleinste haarvaten kunnen stromen
- Erytrocyten = 95% hemoglobine
○ Hemoglobine bestaat uit 4 globine ketens, die elk een heemgroep bevatten en elk van die
heemgroep bevat een ijzermolecuul
○ Zuurstof bindt aan de heemgroep
○ Als zuurstof gebonden is aan hemoglobine dan oxyhemoglobine genoemd (rode kleur)
▪ Als zuurstof is afgegeven aan weefsels wordt het deoxyhemoglobine (beetje blauwe kleur)
○ Transport van CO2
○ Nodig om het te maken:
▪ Vitamine B12
▪ Foliumzuur: zorgt voor snelle celdeling en dat DNA wordt aangemaakt om erytrocyten te
vormen
▪ Ijzer
- Deoxyhemoglobine is vooral te vinden in weefsels met:
○ Lage pH: zure omgeving is vooral waar veel stofwisseling is
▪ Bv spieren: produceren melkzuur
○ Laag O2
○ Hoge temperatuur
▪ Door de verbranding
○ Deze factoren zorgen ervoor dat oxyhemoglobine het zuurstof loslaat
Leukocyten
- Betrokken bij immuunreacties in het lichaam:
○ Granulocyten
▪ Hebben grote granules
□ Granules = korrels die goed zichtbaar zijn onder de microscoop. Korrels zijn blaasjes
met verteringsenzymen die pathogenen kapot kunnen maken
▪ Neutrofielen
□ Meerlobbige kern -> goed herkennen onder microscoop
□ Zijn als eerst op plaats van bestemming als signaal wordt afgegeven door kapotte cellen
(door pathogenen)
Chemotaxis = het afgeven van signaalstoffen door kapotte cellen wat neutrofielen
aantrekken
□ Bewegen richting plaats van bestemming, kunnen daar door de wand naar het weefsel
toe. Vanaf daar fagocytose, daarna laat neutrofiel zijn granules los op pathogeen. Er
komen enzymen vrij op het pathogeen en deze sterft. Neutrofielen sterven zelf ook na dit
proces
Neutrofielen geven boodschapperstofjes af om andere leukocyten aan te trekken
(chemotaxis) en de capillair wanden worden wat doorgankelijker
□ Diapedese = het verlaten van de bloedbaan
▪ Basofielen (mastcellen)
□ Als ze uit het bloed de weefsel in bewegen specialiseren in mastcellen
□ Granulen zitten vol met histamine, heparine en andere ontstekingsbevorderende
stoffen
□ Bij beschadigd weefsel geeft basofiel granules af en dan komt heparine vrij
Heparine zorgt voor verdunning van bloed -> antistollingsmiddel
◊ Bevorderd stroming van bloed richting beschadigde weefsel
Histamine zorgt voor vasodilatatie en het toegankelijker worden van de wanden,
zodat leukocyten er makkelijker doorheen kunnen
◊ Hierdoor weefsel bij beschadiging rood wordt en gaat opzwellen -> bekende
ontsteking
□ Allergische reacties
Basofiel bindt aan het stofje en laat granules los
▪ Eosinefielen
□ Bestaan uit 2 lopjes
□ Krijgen oranje kleur bij kleuring
□ Kan allergische reactie starten door stimulerende stoffen af te geven, histamine opgang
te brengen en basofielen te betrekken
Kan ook door een remmend stofje af te geven histamine remmen en zo een
allergische reactie tegen gaan
□ Kan verschillende bacteriën opeten en daarmee kleine parasieten meenemen
□ Bij grote parasieten laat die granules los op de parasiet om die parasiet af te breken
○ Agranulocyten
▪ Bevatten granules die zo klein zijn dat ze niet zichtbaar zijn op de microscoop
▪ Monocyten (macrofagen)
□ Kunnen uit bloed bewegen naar weefsels toe en specialiseren in macrofagen
□ Grootste witte bloedcellen en daardoor ook goed in fagocytose
□
Biomedisch Pagina 1
, □ Blijven langer leven na fagocytose
□ Produceren boodschapperstoffen die kunnen zorgen voor stijging lichaamstemperatuur
Hypothalamus vangt boodschapperstoffen op en zorgt ervoor dat het setpoint van
het lichaamstemperatuur wordt verhoogd
◊ Hierdoor verhoging of koorts
□ Kunnen stukjes van opgegeten pathogeen laten zien aan andere cellen in
immuunsysteem, zodat ze weten dat er een pathogeen is
▪ Lymfocyten
□ T-lymfocyten
Betrokken bij cellulaire afweer
◊ Lymfocyt zet andere leukocyten aan om pathogeen te bestrijden
◊ Zelf kan die aan pathogeen binden en afbreken
□ B-lymfocyten (plasmacellen)
Bij activatie specialiseren tot plasmacel
Betrokken bij humorale afweer
◊ Maakt antistoffen aan
Kleine stofjes die kunnen binden aan 1 specifiek gedeelte van een
pathogeen
– Antistoffen worden losgelaten, dit trekt ook weer andere
leukocyten aan
□ Natural-killer cellen
Bevatten granules en kan die afgeven op een pathogeen
- Algemene afweer = Alle onderstreepte leukocyten
○ Alles wat lichaamsvreemd is pakken ze op en willen ze bestrijden
- Specifieke afweer = Alle schijngedrukte leukocyten
○ Kunnen alleen binden als er een antigeen is waar ze aan kunnen binden
Trombocyten
- Betrokken bij stollingsproces
- Bestaan uit celfragmenten van zijn voorlopercellen (megakaryocyt)
○ Die geeft stukjes van zichzelf los en dat vormen die bloedplaatjes
- Functies:
○ Afgeven van stollingsfactoren
○ Afgeven van serotonine en tromboxaan
▪ Boodschapperstoffen die zorgen voor lokale vasoconstrictie
○ Vormen en opruimen van een bloedprop
○ Afgeven van groeifactoren voor weefselherstel
○ Immuunrespons door fagocytose en chemotaxis van leukocyten
Biomedisch Pagina 2
, Kennisclip: bloedstolling & DVT
donderdag 15 september 2022 10:16
Bloedstolling
- Hemostase = bloedstolling
- Hebben we nodig om te voorkomen dat we doodbloeden omdat we
gedurende dag kleine bloedingtjes krijgen in vaten doordat we veel bewegen
- Opgedeeld worden in 3 fasen
○ Vasoconstrictie
▪ Beschadiging bloedvat -> endotheel gaat verschillende
signaalstoffen afgeven (endothelinen) en trombocyten worden
geactiveerd, deze geven tromboxaan en serotonine af
□ Endothelinen, tromboxaan en serotonine zorgen voor
vasoconstrictie van het bloedvat
○ Activatie van trombocyten -> bloedprop vormen
▪ Collageen laag (ligt achter het endotheellaag) komt vrij te liggen
en hier gaan trombocyten aan binden. Bij deze binding worden ze
geactiveerd en veranderen ze van vorm. Trombocyten trekken dan
naar elkaar toe, waardoor het gat langzaam begint te sluiten.
Trombocyten geven verschillende stoffen af, waaronder
tromboxaan, ADP en serotonine
□ ADP trekt nieuwe trombocyten aan
Alle trombocyten zullen gaan samenklonteren
(trombocyten aggregatie)
○ Coagulatie -> bloedprop verstevigen
▪ Fibrinogeen wordt omgezet in fibrine , die fibrinedraden gaan
over die aggregatie liggen om de bloedprop te verstevigen.
□ Omzetting van fibrinogeen naar fibrine
Extrinsieke keten -> geactiveerd door factoren vanuit
weefselbeschadiging
Intrinsieke keten -> geactiveerd door factoren in het
bloed
Door verschillende stollingsfactoren (aangegeven met
romeinse cijfers) vindt een cascade plaats, al die
factoren zetten elkaar aan waardoor via beide
pathways factor X geactiveerd zal worden
◊ Factor X zet enzym protrombinase aan
Protrombinase zorgt ervoor dat
protrombine wordt omgezet in trombine
– Trombine zet fibrinogeen om in fibrine
Fibrinolyse
- Afbraak van een bloedprop
- Wordt gedaan door plasmine (omgezet uit plasminogeen)
○ Fibrine wordt omgezet in fibrine afbraakproducenten
○ Alleen bij kleine bloedpropjes
○ Bij grote bloedproppen die een bloedvat afsluiten is een behandeling in
het ziekenhuis nodig
DVT
- Veneuze trombose = onterechte bloedstolselvorming in venen
- Diepe venen liggen onder de spieren in armen en benen
○ DVT = diep veneuze trombose
▪ Bloedprop in die diep gelegen venen
Risicofactoren
- Immobilisatie
○ Veneuze bloed wordt te weinig voortgestuwd richting het hart
○ Bij bv:
▪ Zwangerschap of kraambed
▪ Operatie
▪ Gips
▪ Lange vliegreis
- Roken
○ Bloedvatwand wordt aangetast, endotheel is geen gladde laag meer
▪ Bloedcellen blijven makkelijker plakken waardoor stolsels gevormd
worden
- Overgewicht
- Genetische aanleg
○ Positieve familie anamnese
▪ Iemand in de familie heeft DVT gehad waardoor de kans groter is
dat jij het ook krijgt
○ Stollingsstoornissen
- Zwangerschap
○ Door de hormonen, waaronder oestrogeen
- Medicatie: anticonceptie
○ Door de hormonen, waaronder oestrogeen
- Oncologische aandoeningen
○ Hemostase treedt sneller op bij oncologie patiënten
Biomedisch Pagina 1
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur ghmtimmy. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,83. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.