Volledige overzichtelijke samenvatting van het boek Psychopathologie geschreven door Ingmar Franken. Alle verplichte hoofdstukken voor het tentamen van het vak Psychopathologie gegeven in de master Gezondheidszorgpsychologie aan de Radboud Universiteit zijn samengevat.
PYC4802 Exam pack 2024 (Questions and answers).
PYC4802 Exam pack 2024 (Questions and answers)
Tout pour ce livre (45)
École, étude et sujet
Radboud Universiteit Nijmegen (RU)
Gezondheidszorgpsychologie
Psychopathologie (SOWMPSGP12A)
Tous les documents sur ce sujet (4)
Vendeur
S'abonner
smaasbach
Avis reçus
Aperçu du contenu
Fr an ken et al. – Psychopathologie
Hoofdstuk 3 – Autismespectrumstoornissen
Kenmerken en diagnostische criteria Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen
Autismespectrumstoornis: neurobiologische ontwikkelingsstoornis waarbij er sprake is van
stoornissen op twee gedragsdimensies.
DSM-criteria
- Persisterende deficiënties in de sociale communicatie en sociale interactie in uiteenlopende
situaties, zoals blijkt uit actuele of biografische deficiënties (A)
- Beperkte, repetitieve gedragspatronen, interesses of activiteiten, zoals blijkt uit minstens
twee van de volgende of biografische kenmerken (B)
- Symptomen in vroegste ontwikkelingsperiode.
- Lijdensdruk, problemen in sociaal of beroepsmatig functioneren.
- Geen betere verklaring door verstandelijke beperking of ontwikkelingsachterstand.
DD, comorbiditeit en beloop
Uitdaging om autisme in de vroege ontwikkeling te onderscheiden van
taalontwikkelingsstoornissen, een verstandelijke beperking en sensorische stoornissen. Subtiele
verschillen worden gevonden in het omgaan met sociale interactie
Etiologie
Biologische factoren
- Hoge heritabiliteit
- Embryonale ontwikkelingsstoornis. Kenmerken: minor physical anomalies: hoog gehemelte,
lage oor implant, vastgegroeide oorlel, ver uiteenstaande pupillen
- Toename van grijze en witte stof. Vergroting van basale ganglia, cerebellum en laterale
ventrikels zijn ook
- Disregulatie van serotoninesynthese
Psychologische factoren
- Theory-of-mind-hypothese: problemen bij het toeschrijven van mentale toestanden bij
anderen of zichzelf. Uitgebouwd tot
- Empathising-systemising-theorie: kernsymptomen ook verklaard door affectieve
component van empathie (emotionele respons). Sterk in systemising: herkennen
van structuur en regels in sociale interactie
- Weak-central-coherence-theorie: kerndefect ligt gestoorde gestaltwaarneming: te veel focus
op details, lastig om onderlinge samenhang waar te nemen
- Executive-dysfunciton-theorie: niet-optimaal functionerende breinprocessen die cognitieve
controle en gedragsregulatie mogelijk maken
Omgevingsfactoren
- Beïnvloeding van genexpressie: medicatie tijdens zwangerschap, hoge leeftijd van ouders,
bloedingen, blootstelling aan androgenen, eerste zwangerschap.
Diagnostiek
- Diagnostisch interview over ontwikkeling, meestal bij ouders
- Gedragsobservatie
- evt. neuropsychologisch onderzoek
Behandeling
Optimaliseren van kwaliteit van leven + stimuleren van sociale en cognitieve ontwikkeling
- Primair gericht op reguleren van gedrag
- Psycho-educatie (voor ouders)
- Medicatie: reduceren hyperactiviteit of bevorderen emotionele stabiliteit
- Opvoedingsondersteuning en stressmanagement
1
,Hoofdstuk 4 – Aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis
Kenmerken en diagnostische criteria
Er zijn drie wijzen van presenteren
- Gecombineerde presentatie: er wordt voldaan aan de criteria voor zowel afleidbaarheid als
hyperactiviteit en impulsiviteit
- Overwegend onoplettende presentatie: er wordt voldaan aan de criteria voor
afleidbaarheid, maar nier aan alle criteria voor hyperactiviteit en impulsiviteit
- Overwegend hyperactieve presentatie: er wordt voldaan aan de criteria voor hyperactiviteit
en impulsiviteit, maar niet aan alle criteria voor afleidbaarheid
DSM-criteria
- Minstens 6 van de 9 symptomen van afleidbaarheid (volwassenen 5) en/of
- Minstens 6 van de 9 symptomen van hyperactiviteit of impulsiviteit
- Aanwezig langer dan 6 maanden, waarbij sommige symptomen al aanwezig zijn voor 12e
levensjaar, in verschillende situaties, significante belemmeringen in functioneren
Epidemiologie
- Prevalentie: 5.3% onder 18 jaar en 2.5% bij volwassenen
- Jongens > meisjes
Redenen voor toename diagnoses:
- Symptomen zijn specifieker en subjectief van aard
- Huidige maatschappij doet een groter beroep op inspanning en concentratie
- Daadwerkelijke toename door veranderde levensstijl: minder beweging, ongezondere
voeding, ongestructureerde speeltijd, minder tijd in natuurlijke omgeving
DD, comorbiditeit en beloop
- Aspecifieke gedragingen kunnen lastig te onderscheiden zijn van depressie en
concentratiestoornissen.
- Veel stoornissen kunnen comorbide met ADHD voorkomen. Andere stoornissen beginnen
doorgaans later en hebben symptomen in interval
Etiologie
Biologische factoren
- Erfelijke factoren verklaren ong. 70% van de variantie tussen mensen
- Common disease common variant: groot aantal risicofactoren hebben een klein
effect
- Aanleidingen voor het major rare variant: zeldzame genetische variaties met een
sterk effect
- Kinderen met ADHD hebben kleinere hersenen
- In rust meer korte afstand en relatief weinig langeafstand verbindingen
- Tekort aan neurotransmissie door dopamine en noradrenaline
- Copy-number variations: genen kopiëren in 3 of meer of juist 1 gen
-
Psychologische factoren
- Tekorten in executieve functies
- Verhoogde variabiliteit in reactie, afwijkende perceptie van tijdsduur
- Verminderde inzet en motivatie, lagere frustratietolerantie
Omgevingsfactoren
- Complicaties tijdens zwangerschap, bevalling en direct na de geboorte
- Middelengebruik tijdens de zwangerschap
- Additieven in voedsel, blootstelling PCB’s, lood
- Psychosociale factoren: lage SES, conflicten binnen gezin, psychopathologie bij ouders,
inadequate opvoedstijl, adoptie
Behandeling
Biologisch
- Methylfenidaat: stimuleert de afgifte en vermindert de heropname van dopamine en
noradrenaline.
2
, - Andere middelen: atomoxetine (remt heropname noradrenaline), clonidine
Psychologisch
- Gedragstherapeutische interventies: belonen, straffen of uitdoven
- Indirecte gedragstherapie: parent management training
- Cognitieve interventies: stop-denk-doe
Hoofdstuk 6 – Ticstoornissen
Kenmerken en diagnostische criteria Schizofreniesepctrum- & andere psychotische stoornissen
Ticstoornissen worden gekenmerkt door neurologische kenmerken, tics en psychiatrische
comorbiditeit. Ze vallen in de DSM-5 onder neurobiologische ontwikkelingsstoornissen als onderdeel
van motorische stoornissen.
Categorieën
- Gilles de la Tourette
- Minimaal 2 motorische en 1 vocale tic
- Ontstaan vóór volwassenheid
- Langer dan 6 maanden aanwezig
- Persisterende (chronische) motorische- of vocale-ticstoornis
- Motorische of vocale tics
- Voorlopige ticstoornis
- Gedurende minder dan één jaar tics
- Ander gespecificeerde: persoon voldoet niet aan alle criteria voor een ticstoornis, én waarbij
de clinicus de redenen waarom de persoon niet voldoet te specificeren
- Ongespecificeerde ticstoornis: persoon voldoet niet aan alle criteria voor een ticstoornis én
de clinicus specificeert de redenen niet bijv. door onvoldoende informatie
Tics: plotselinge, snelle niet-ritmische motorische bewegingen en geluiden
- Vocale tic berucht bij GLT: coprolalie: repetitief en buiten de context zeggen of roepen van
sociaal ongepaste woorden en schuttingtaal
- Cognitieve tics: repetitieve gedachten die geen angst oproepen, maar juist de neiging toe
te geven of gevolg te geven aan provocatieve stimuli of inwendige impulsen
Tic-karakteristieken
- Onderdrukbaarheid;
- Innerlijke spanning bij het onderdrukken van tics;
- Het gevoel dat men actief betrokken is bij het uitvoeren van de tic
- Premonitory urge: optreden van een onaangename sensatie in de spier of spiergroep
voorafgaand aan de tics
Epidemiologie
- Ontstaat in de kindertijd rond 5 of 6 jaar
- Lifetimeprevalentie GTS: tussen 0,3% en 1%
- Jongens > meisjes tussen 3:1 en 4:1
- Tics kunnen toenemen in complexiteit en intensiteit, neemt bij 80% na het 12 e jaar af
DD, comorbiditeit en beloop
Kenmerken die tics onderscheiden van andere bewegingsstoornissen
- Niet-ritmische, explosieve karakter, waarbij tic-episoden afgewisseld worden met perioden
van normale motoriek
- Onderhevigheid van tics aan afleiding; vermoeidheid; stress en opwinding
- Onderdrukbaarheid van tics
- De ervaring dat tics deels onder invloed staan van vrije wil, doelgerichtheid hebben
- 90% heeft comorbide aandoeningen
- Aandachtsstoornis bij 55% en OCS bij 33%
Biologische factoren
- Genetische basis (zo ver nog geen succes met onderzoek)
- Disbalans in motorisch component van CSTS-circuit die gewenste motoriek genereert en
ongewenste motoriek afremt.
Psychologische factoren
- Intensiteit hangt af van omgevingsfactoren en vermoeidheid
- Ontspanning kan tics uitlokken
- Toegeven aan tics leidt tot verergering van tics en urge die sneller wordt opgeroepen
3
, Omgevingsfactoren
- Omstandigheden tijdens verblijf in de baarmoeder: roken, laag geboortegewicht
- Infecties in de kindertijd
- Gezinsomgevingsfactoren: psychosociale stressoren
Diagnostiek
- Aanrader: eenmalig consult bij neuroloog of psychiater voor uitsluiten
bewegingsstoornissen
- Tics in kaart brengen: Yale Global Tic Severity Scale (YGTSS)
- Gilles de la Tourette in kaart brengen: GTS-QOL
Psychologisch
- Habit reversal: bewust worden van een tic en aanleren van een tegengestelde beweging
- Exposure met responspreventie: blootstelling aan premonitore sensaties, i.c.m. het
onderdrukken van de daarop volgende tic. De patiënt went aan de sensorische sensatie.
Hierbij worden alle tics tegelijk aangepakt.
Hoofdstuk 7 – Waanstoornis
Kenmerken en diagnostische criteria
- Aanwezigheid van 1 (of meer) wanen, minimaal één maand
- Nooit voldaan aan criterium A voor schizofrenie. Evt. hallucinaties, staan niet op de
voorgrond en hangen samen met het waanthema
- Geen functiebeperking of vreemd gedrag.
- Evt. stemmingsepisoden, waren deze kort in verhouding tot de duur van de waanperioden
- Niet het gevolg van fysiologische effecten (middel of een somatische aandoening) en wordt
niet beter verklaard door een andere geestelijke stoornis
Vijf subtypen
- Erotomane type
- Grootheidstype
- Jaloerse type
- Achtervolgingstype
- Somatische type
Als de waan niet in 1 type valt is hij gemengd.
Bizarre waan: implausibel, onbegrijpbaar, niet afgeleid van normale gebeurtenissen.
Epidemiologie
- Prevalentie: 1%-4% van alle psychiatrische opnamen
- Waanideeën komen bij veel mensen voor. Het is een waan als deze geen betrekking heeft
op het echte leven
DD, comorbiditeit en beloop
Het is lastig om de waanstoornis te diagnosticeren omdat wanen vaak betrekking hebben op
situaties die in het echte leven voor kunnen komen. Of er een waanstoornis is, hangt dus ook af van
welke plaats de waan in het leven van de betrokkene inneemt.
- Meest verwant met schizofrenie: schizofrenie heeft meer positieve en negatieve
symptomen en meer verval in het dagelijks functioneren.
- De waan kan ook onderdeel zijn van een stemmingsstoornis, somatische ziekte en bipolaire
stoornis
Etiologie
Biologische factoren
- Geen genetische basis
- Afwijkend dopamine ertoe kan ertoe leiden dat aan toevallige gebeurtenissen een grote
betekenis wordt toegekend.
- Gevoeliger voor bedreigende stimuli
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur smaasbach. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.