Gastro-enterologie
Algemene benadering van GI-aandoeningen bij
gezelschapsdieren
Basisgegevens
• Signalement (leeftijd!)
• Reden van de consultatie
• Anamnese (info filteren en correcte interpretatie geven)
• Lichamelijk onderzoek
o Volledig
o Mondholte, abdominale palpatie, rectaal onderzoek
Probleemlijst
• Lijst van de geïdentificeerde problemen
o Uit anamnese
o Uit lichamelijk onderzoek
o Indien beschikbaar ook uit labogegevens
• Gerangschikt volgens relatief belang
Analyse van het probleem
1. Lokaliseren van het probleem
2. Opstellen lijst relevante differentiaal diagnoses (DDx)
Plan opstellen
• Diagnostisch plan
o DDx bevestigen of uitsluiten
o Geschikte test, financieel aspect
• Therapeutisch plan
• Communicatie → belangrijk
Specifieke testen voor de evaluatie van het GI-systeem
• Bloed- en urineonderzoek
o Hematologie, biochemie (leverenzymen, hypoproteïnemie, hypokaliëmie), urologie
o Geen ‘routine’
o Altijd een reden hebben!
• Faecesonderzoek (bv. parasieten)
• MBV (bv. aantonen CA)
• TLI (trypsin-like immuno-assay → exocriene pancreas-insufficiëntie/EPI aantonen), PLI (pancreas-
lipase immune-assay → pancreatitis aantonen)
• Folaat/cobalamine (vitamine B groep, folaat kan aangemaakt worden door bacteriën, cobalamine
kan erdoor verbruikt worden → verhoogd folaat en verlaagd cobalamine kan wijzen op
bacteriële overgroei)
• Endoscopie
o Voordelen: snel, weinig invasief, verwijderen CA
o Nadelen: jejunum niet, kleine biopten, materiaal is duur
o Nood aan ervaring
Niet alle patiënten met GI-klachten hebben deze testen nodig!
1
,Klinische symptomen van GI-problemen + diagnostische
benadering + differentiaal diagnose
GI-problemen
• Halithose
• Ptyalisme en pseudoptyalisme
• Dysfagie
• Regurgiteren
• Braken
• Diarree
• Tenesmus (persen), dysschezie (moeilijk defeceren)
Halithose
• Slechte geur, vaak secundair aan bacteriële proliferatie
• Vaak door: tandproblemen, voedsel stase, necrotisch weefsel
• Lokalisatie: mondholte, farynx, neusholte, maag, systemische ziekte (bv.
azotemie)
Ptyalisme
• ↑ speekselproductie
• Orofaryngeale ziekte, toxische of irriterende producten
• Fysiologisch: maaltijd
• Systemische aandoening: nausea, PSS (porto-systemische shunt → kat)
Pseudoptyalisme
• Speekselproductie is normaal maar speeksel kan niet doorgeslikt worden
o Dysfagie
o Anatomische problemen
o Neuro- of musculaire aandoeningen
o Evt. hondsdolheid, tetanus
Dysfagie
• Definitie: pijnlijk of moeilijk slikken
• Wijst meestal op probleem t.h.v.:
o Mondholte
o Farynx
o Soms slokdarm
• Lokalisatie:
o Onderscheiden van moeilijke opname/kauwen van voeding
o Orofaryngeale dysfagie:
▪ Herhaaldelijke inspanningen om te slikken
▪ Ventroflexie/hyperextensie van de nek
▪ Voedsel valt frequent op de grond
o Oesofagale dysfagie:
▪ Vergezeld van regurgitatie
▪ Geen overdreven bewegingen bij het slikken
2
,DDx
• Acuut + persisterend of progressief → morfologisch probleem (CA, massa,..)
• Intermitterend → motiliteitsstoornis
• Opnemen/kauwen of orofaryngeale dysfagie → mondholte/tong/neuro/musculair
• Oesofagale dysfagie → neuro/musculair, CA, massa, vasculaire anomalieën, slokdarmdivertikel,
hiatale hernia
Diagnostische benadering van patiënt met dysfagie
1. Signalement, anamnese
2. Observatie van het dier tijdens het eten
3. Lichamelijk OZ (ook: mondholte en craniale zenuwen; neurologisch OZ)
4. Standaard RX (farynx en slokdarm), evt. contrast
5. Anesthesie (OZ mondholte+ cyto/biopt? + endoscopie)
6. Anti-acetylcholine antilichamen → focale myasthenia gravis aantonen
Regurgiteren
• Definitie: passieve oprisping van voedsel en/of secreten afkomstig uit slokdarm of farynx
• Onderscheiden van braken!
• Verhoogd risico op verslikkingspneumonie! (→ ausculteren!)
DDx
• Farynx (zeldzaam)
• Slokdarm: meest frequente oorzaak van regurgiteren
o Mega-oesofagus (gedilateerde, hypo-motiele slokdarm), obstructie (CA), inflammatie
(oesofagitis), divertikel (eerder zeldzaam), hiatale hernia (vnl. bij brachycefalen)
• Maag (zeldzaam): bv. pylorusstenose
Onderscheid braken/regurgiteren
Bij braken tekenen van misselijkheid te zien.
In beide gevallen kan het terug opgegeten
worden.
Braken komt frequent voor, regurgiteren is
veel zeldzamer.
Diagnostische benadering van regurgiteren
1. Anamnese + lichamelijk OZ (algemeen, GI en respiratoir)
2. Probleemlijst → DDx
3. RX: farynx, hals, thorax, craniaal abdomen ± contrast en fluoroscopie
4. Verder OZ zonder anesthesie
a. Inspectie farynx
b. Endoscopie slokdarm/maag
c. EMG (elektromyografie) farynx, slokdarm → focale myasthenia gravis aantonen
Indien mega-oesofagus → onderliggende oorzaken opsporen (oa. Anti-Ach AL)
3
,Links: dilatatie slokdarm, dorsale wand trachea goed zichtbaar. Kijken over welke lengte oesofagus
gedilateerd is om oorzaak mega-oesofagus in te schatten. Klassiek: dilatatie gehele oesofagus,
persisterende rechter aortaboog: dilatatie craniaal van het hart.
Rechts: stuk bot vast t.h.v. ingang borstkas (meest nauwe plaats oesofagus → CA vaak hier vast).
Braken
• Definitie: actieve expulsie van maaginhoud
• Onderscheiden van regurgiteren!
• Acuut (zelflimiterend) of chronisch (> 3 weken of recidiverend)
DDx!!
• GI oorzaken
o Inflammatie GI-stelsel (gastritis, enteritis) (kat!)
o Neoplasie (chronisch)
o CA (acuut)
o GI-obstructie (acuut)
o Intussusceptie, torsie, dilatatie
o Motiliteitsstoornis
o Infectieus: viraal, parasitair, bacterieel
• Extra-GI oorzaken
o Intra-abdominaal
▪ Hepatitis, pancreatitis, nieren (acute nierinsufficiëntie, chronic kidney disease),
peritonitis, prostatitis, pyometra
o Extra-abdominaal
▪ Endocrien (hypoadrenocorticisme = ziekte van Addison, diabetes met ketoacidose,
hyperthyroïdie)
▪ Metabool
▪ Neurologisch
▪ Intoxicatie (toxische producten, medicijnen)
▪ Andere: hartfalen kat
Diagnostische benadering van brakende patiënt (diagrammen zie volgende pagina)
• Braken bij hond en kat
o Acuut
▪ Dier niet erg ziek
▪ Duidelijke oorzaak (bv. wagenziekte of iets specifieks gegeten)
▪ Dier zeer ziek
o Chronisch → nadruk op oorzaak opsporen
• Bloed braken (hematemesis) = alarmbel!
4
, Labo OZ van brakende patiënt
• Om oorzaak of gevolgen van braken op te sporen
• Hematologie: Ht, WBC, differentiatie
• Biochemie: azotemie, Na/K!, TE, albumine, leverenzymen
• Urologie: NI, bij hypoproteïnemie, DM
• Verder indien indicatie: T4, amylase, lipase,..
Diarree
• Definitie: stijging in frequentie, vloeibaarheid en/of volume van de faeces
• Maldigestie/malabsorptie: syndroom
• Acuut of chronisch (> 1 week of recidiverend)
• Onderscheid dunne vs. dikke darm diarree!
5