hoofdstuk inleiding
De cursus begint met een inleiding tot het Romeinse recht.
hoofdstuk 1: inleiding: de wetenschap van het romeinse recht
De studie van het Romeinse recht wordt geïntroduceerd, met een focus op het Romeinse recht
als wetenschap en het huidige kader van de Romeinsrechtelijke wetenschap.
hoofdstuk 1.1: de bedoeling van de studie van het romeinse recht
De studie van het Romeinse recht heeft vier hoofddoelstellingen: het ontwikkelen van een
historisch bewustzijn, het begrijpen van ons universitaire denken, het zoeken naar de wortels
van het Europese rechtsdenken en de inleiding tot enkele juridische basisbegrippen.
subhoofdstuk 1.1.1: ontwikkeling van een historisch bewustzijn
Het Romeinse recht is een van de drie rechtshistorische basisvakken in het
bachelorprogramma in de rechten aan de KU Leuven. Het doel is om toekomstige juristen een
historisch bewustzijn bij te brengen. Recht is geen statisch gegeven, maar evolueert
voortdurend en wordt beïnvloed door verschillende factoren zoals sociaal-economische
ontwikkelingen, politieke opstanden, oorlogen en filosofische en theologische debatten.
subhoofdstuk 1.1.2: een component van ons universitaire denken
Het Leuvense onderwijs in het Romeinse recht legt de nadruk op hoe middeleeuwse en
moderne juristen de antieke Romeinse teksten interpreteerden en gebruikten om hun eigen
recht vorm te geven. De studie van het Romeinse recht leert ons veel over de organisatie van
het Romeinse rijk in de oudheid, maar is ook relevant voor de hedendaagse rechtenstudent
omdat de Justiniaanse teksten de basis vormden van de universitaire rechtsleer.
subhoofdstuk 1.1.3: belang van gedeelde (rechts)historische wortels van het europese
continent
Het Romeinse recht is niet alleen aanwezig in ons universitaire denken, maar ook in de
Europese rechtsstelsels. Het Romeinse rijk gold eeuwenlang als het na te streven voorbeeld en
model. In alle gebieden van het oude rijk heeft men datzelfde Romeinse recht willen
behouden of herstellen. Dit leidde tot een Europees gemeen recht, dat uit het Romeinse recht
'gerecipieerd' werd.
subhoofdstuk 1.1.4: kennismaking met enkele juridische basisbegrippen
Deze cursus wil eerstejaarsstudenten ook vertrouwd maken met het juridische taalgebruik en
in het bijzonder met een aantal basisbegrippen uit het privaatrecht. Aan het einde van deze
cursus zijn studenten onder meer vertrouwd met erfrechtelijke begrippen, procesrechtelijke
begrippen, verbintenisrechtelijke begrippen, begrippen uit het bijzondereovereenkomstenrecht
en zakenrechtelijke begrippen.
hoofdstuk 1.2: romeins recht als wetenschap
,Het Romeins recht, dat centraal stond in de studie van universiteiten, is een juridische
wetenschap die gebruik maakt van hulpwetenschappen zoals klassieke filologie,
handschriftenkunde, geschiedenis en filosofie. Het werd bestudeerd met de juridische
verzameling van de zesde-eeuwse Oost-Romeinse keizer Justinianus, het zogenaamde corpus
iuris civilis.
1.2.1 een juridische wetenschap
Romeins recht werd traditioneel onderwezen in rechtenfaculteiten en had een praktische
relevantie. Het werd ook gebruikt in de rechtspraktijk. De studie van het Romeinse recht
overschrijdt de huidige nationale grenzen, wat relevant is in een tijd van europeanisering en
globalisering.
1.2.2 de klassieke filologie
Het bestuderen van Romeins recht vereist kennis van Latijn, aangezien tot rond 1800 bijna
alle juridische teksten en commentaren in het Latijn werden geschreven. Andere talen zoals
Grieks, Demotisch en Koptisch zijn ook relevant voor de studie van het Romeinse recht.
1.2.3 handschriftenkunde en tekstkritiek
Teksten van vóór de uitvinding van de boekdrukkunst hebben een handschriftelijke traditie,
wat betekent dat alle kopieën van eenzelfde document verschillend zijn en een afzonderlijke
geschiedenis hebben. Het werken met handschriften vereist kennis van paleografie en
codicologie.
1.2.4 de historische kritiek
Elke instelling of feit in het Romeins recht moet in zijn tijdskader worden geplaatst. De tekst
moet worden geplaatst in zijn geografische, sociologische, economische, religieuze en
filosofische context.
1.2.5 de geschiedenis van de filosofie en de theologie
De studie van het Romeinse recht als dogmengeschichte vereist aandacht voor de
geschiedenis van de filosofie en de theologie. De beïnvloeding van filosofen, theologen en
juristen was wederzijds.
hoofdstuk 1.3: het uitwendige kader van de huidige romeinsrechtelijke wetenschap
De huidige romeinsrechtelijke wetenschap is toegankelijk via verschillende bronnen. De
Leuvense rechtenbibliotheek biedt een uitgebreide collectie van boeken, proefschriften,
verzamelwerken en academische vriendenboeken. Het romeinse recht is een internationale
wetenschap, met literatuur in vele talen, waaronder Engels, Frans, Duits, Italiaans, Spaans,
Portugees, Pools, Nederlands, Afrikaans, Latijn en Grieks.
Belangrijke tijdschriften in het veld zijn onder andere zeitschrift der savigny-stiftung für
rechtsgeschichte, tijdschrift voor rechtsgeschiedenis, revue historique de droit français et
étranger, revue internationale des droits de l’antiquité, studia et documenta historiae et iuris,
,rivista internazionale di diritto comune, ivra – rivista internazionale di diritto romano ed
antico en orbis iuris romani.
Discussies en lezingen over het Romeinse recht vinden plaats in fora zoals de deutsche
rechtshistorikertag, de société d’histoire du droit, het jaarlijkse congres van de société
internationale des droits de l’antiquité, doctoraatsscholen, het forum of young legal
historians, en de scuola internazionale di diritto comune.
hoofdstuk 2: overzicht van de uitwendige geschiedenis en de bronnen van het romeinse
recht
Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de geschiedenis en bronnen van het Romeinse recht,
van het koninkrijk en de vroege republiek tot de receptie van het Romeinse recht in de nieuwe
tijden.
hoofdstuk 2.1: het koninkrijk en de vroege republiek (zevende eeuw v.c.-367 v.c.)
Rome werd rond 650 v.c. gesticht door de fusie van drie stammen. De eerste periode van
Rome wordt gekenmerkt door een opeenvolging van zeven reges (koningen), een senaat en
curies. De precieze machtsverdeling en rechtsbronnen uit deze tijd zijn onbekend.
Er wordt gesproken over de leges regiae, 'koningswetten', die mogelijk aan het einde van het
koninkrijk zijn samengesteld. Deze wetten bevatten belangrijke uitspraken die eeuwenlang
een rol speelden in de rechtspraktijk.
De mancipatio, een rechtshandeling uit de koningstijd, was een ceremonie waarbij een
persoon of goed werd overgedragen van de ene familie naar de andere.
2.1.2 de vroege republiek (509 v.c.-367 v.c.)
In 509 v.c. grepen de 'patriciërs' de macht in Rome. De stadstaat werd bestuurd door
patricische praetoren en militaire tribunen, later door consuls. De plebejers werden bestuurd
door aedielen en beschermd door plebejische tribunen.
Een belangrijk aspect van deze periode was de 'gelijkberechtiging' (peraequatio iuris) van
plebejers en patriciërs. Alle krijgers, ongeacht hun etnische oorsprong, kregen gelijke rechten.
De twaalf tafelen van 449 v.c. vormden een belangrijke stap voorwaarts in het Romeinse
recht. Ze bevatten regels voor de civiele procedure, familie en erfrecht, testamenten,
vreedzaam samenleven en strafrecht.
De interpretatie van sommige bepalingen in de twaalf tafelen heeft tot uiteenlopende
interpretaties geleid, zoals de betekenis van talio esto en de zogenaamde 'kapitale straffen'.
Hoofdstuk 2.2: de volle republiek (367 v.c.-27 v.c.)
Rond 400 v.c. begon de grote machtsontplooiing van Rome. De structuur van de republiek
werd bepaald door de leges liciniae sextiae, een compromis tussen eenheid van bestuur en
interne doorstroming van kracht en creativiteit. De republiek was tot 'volle wasdom' gekomen.
, 2.2.1 de senaat
De senaat was een discussieforum en had drie bevoegdheden: het bestuur van de federatie, het
beheer van het budget en het toezicht op de niet-civiele rechtspraak. Na elke verovering
onderhandelde de senaat met het onderworpen volk om een vredesverdrag af te sluiten.
2.2.2 de stemcomités en hun leges
In de senaat werd gediscussieerd, maar gestemd werd er in het huis van de stemcomités
(comitia). Er waren vier stemcolleges, elk met verschillende taken en bevoegdheden.
2.2.3 de magistratuur en de edicten
De magistraten speelden een actieve rol in het dagelijkse bestuur van de republiek. Ze waren
benoemd voor één jaar en traden tijdens dat jaar ongehinderd op. Er waren verschillende
soorten magistraten, waaronder consuls, praetoren, censoren, aedielen, quaestoren,
volkstribunen en provinciegouverneurs. Elk had hun eigen bevoegdheden en
verantwoordelijkheden.
2.2.4 de juristen
Juristen speelden een belangrijke rol in de republiek. Hun taken waren respondere (advies
geven), cauere (het ontwikkelen van modellen en stukken voor de rechtspraktijk) en agere
(procesbijstand verlenen).
hoofdstuk 2.3: het vroege keizerrijk of principaat (27 v.c.-284 n.c.)
In de eerste eeuw v.C. werd de Republiek geteisterd door burgeroorlogen. Octavianus
beëindigde de derde burgeroorlog in 27 v.C. en herstelde de Republiek. Hij kreeg de titel
Augustus en begon zijn carrière als generaal in dienst van de Senaat. Hij veroverde Egypte en
nam Romeinse provincies over. De Senaat behield ook provincies en verschillende
Republikeinse instellingen bleven bestaan in het vroege keizerrijk.
Het keizerrijk wordt traditioneel opgedeeld in het Principaat of het vroege keizerrijk (27 v.C.-
284 n.C.) en het Dominaat of het late keizerrijk.
2.3.1 de instellingen van het principaat
Augustus was de architect van de pax romana, een duurzame vrede binnen de grenzen van het
Romeinse Rijk. Hij verdeelde het rijk in keizerlijke provincies en senaatsprovincies. Onder
Hadrianus (117-138) werd een uniek bestuur voor alle provincies ingevoerd.
2.3.1.1 de keizerlijke provincies
Augustus beschouwde de keizerlijke provincies als zijn privaat vermogen, als familia
caesaris ('familie van de keizer'), en paste daar de regels van het Romeinse civiele recht op
toe.
2.3.1.2 de keizer en de republikeinse instellingen