Sociaal werk op de eerste lijn
Introductie
‘Sociaal werk is een op de praktijk gebaseerd beroep en een academische discipline die sociale verandering en ontwikkeling,
sociale cohesie, empowerment en bevrijding van mensen bevordert. Principes van sociale rechtvaardigheid, mensenrechten,
collectieve sociale verantwoordelijkheid en respect voor vormen van diversiteit staan centraal in het sociaal werk. Onderbouwd
door sociaalwerktheorieën, sociale- en menswetenschappen en inheemse of lokale vormen van kennis, engageert sociaal werk
mensen en structuren om problemen aan te pakken en welzijn te bevorderen.’
De mandaten en kerntaken van het sociaal werk beroep omvatten het bevorderen van sociale verandering, sociale ontwikkeling,
sociale cohesie en empowerment en bevrijding van mensen. Sociaal werk is een op de praktijk gebaseerd beroep en een
academische discipline die erkent dat onderling verweven historische, socio-economische, culturele, ruimtelijke, politieke en
persoonlijke factoren zowel kansen als belemmeringen kunnen zijn voor het welzijn van de mens en zijn ontwikkeling.
1ste lijn?
Hier wordt voornamelijk geprofessionaliseerde arbeid verricht. Na het behalen van een
diploma/enkele specifieke competenties waarin de overheid zegt ‘jij hebt het mandaat om die job te
doen’. Het zijn dus heel specifieke praktijken waarin mensen werken (met dat diploma).
Hoe werken de lijnen samen, welke discussies zitten er tussen en wat betekent dat voor het
realiseren voor sociale grondrechten.
De verschillende lijnen zijn hiërarchisch opgebouwd
Sociaal werk op de eerste lijn staat dus voor een bepaalde manier van vormgeven van de rol en plaats
van sociaal werk: een rol en plaats die we in dit opleidingsonderdeel bestuderen en aan kritisch
onderzoek zullen blootstellen.
Deze is de eerste stap in de hulpverlening en is toegankelijk voor een breed publiek en komt
meestal als eerste in aanraking met de problematiek
Hier schatten ze in of er doorverwijzing en/of een diepgaandere begeleiding nodig is
Bv. OCMW, CAW, het overkop huis, het sociaal huis,…
3 grote iteratieve blokken
1. Archeologie: structuur en opdrachten SW 1 ste lijn
2. Genealogie: kritische geschiedschrijving ontstaan en organisaties en praktijken
3. Actuele praktijken, uitdagingen en discussies
Les 1
,Actualiteit begrijpen is kijken naar het verleden
Continu: blijvend. Bv. in elke context moet je het wel opnieuw leren maar het blijft dezelfde vraag.
Discontinu: wanneer er een breuklijn tussen zat. Bv. migratie veranderd continu.
Dus als we kijken naar discussies, was dit eerder continu of discontinu
Waarom loopt die samenwerking tussen het OCMW, CAW en DMW nu zo moeilijk, nl. het GBO?
De historiek loopt zo ver dat het bijna niet onmogelijk is om geen discussies te hebben. bv. het
OCMW is een respectievelijke armenzorg terwijl andere organisaties tot een ander deel behoren.
Organisaties met verschillende zuilen moeten samenwerken waardoor er zoveel discussies
ontstaan
Waarom zijn er zoveel sociale voorzieningen en hoe verhouden zij zich tot de overheid?
Veel sociale voorzieningen ontstaan uit privaat initiatief maar worden onder het stelsel van
gesubsidieerde vrijheid gereguleerd en gesubsidieerd door de overheid en aldus geïnstitutionaliseerd
(= ze worden een deel van de samenleving). Sociaal politieke keuzes over het waarom en waartoe
verschoven zo naar de achtergrond.
Waarom ligt de nadruk op ideologisch geladen begrippen als zelfredzaamheid en
zelfverantwoordelijkheid?
Zowel in de actieve welvaartstaat als de post-welvaartstaat zijn er verschuivingen in wie
verantwoordelijkheid moet opnemen met verschuiving richting individu en richting markt. Dit geeft
implicaties op de rol/belang van het middenveld.
Die ideologisch geladen begrippen komen binnen in ons werkveld en veranderen onze visie
over de mens
Zo kwamen breuklijnen naar die zelfverantwoordelijkheid/zelfredzaamheid
Dat kwam dus door de grote veranderingen
Dit vormt onze relatie met mensen (nu staat dit hoog op onze agenda als sociaal werker
terwijl dat vroeger niet zo was/of toch minder)
Nu volgt een historische bril waardoor we naar actuele ontwikkelingen en actuele
praktijken in het kader van SW 1ste lijn gaan kijken
1. Wat is een welvaartstaat en hoe kunnen we een welvaartstaat definiëren en kenmerken?
1.1. SW 1ste lijn is een instrument en staat in de frontlinie van de verzorgingsstaat
De sociale voorzieningen is veel ruimer dan de eerste lijn maar sociaal werk
op de eerste lijn past hier wel het beste in. Samen met systemen zoals
sociale zekerheid (waarin je inkomen afgeeft ter ondersteuning van iemand
ander/wederkerigheid), bijstand en het idee van sociale rechten vormen
samen mee aan hoe we werken, kijken en denken op die eerste lijn.
1.2. Verzorgingsstaat als politiek compromis
Verzorgingsstaat = structurele vormgeving aan politiek compromis tussen
vrije markt en collectivistisch stelsel.
Het is een samenhang tussen de sociale strijd in de 19 de eeuw (arbeid en kapitaal) (strijd tussen
wat is het kapitaal en wat is de rol van de overheid)
Hoe kunnen we die strijd in vrede ombrengen (een evenwicht tussen vrije markt en
collectivistische zelven)
,Pacificatie sociale strijd tussen arbeid en kapitaal = dialectiek tussen kapitalisme en welvaartstaat die
verweven is in contradictorische, zeer spanningsvolle, en wisselwerkende verhoudingen maar die
elkaar nodig hebben voor een wederzijds bestaan.
Wordt later gekoppeld aan Van Doorn
Wat speelt hier een rol in voor de staat: verhoudingen tussen commodificatie (term uit de
Marxistische leer) gaat over je levensomstandigheden koppelen aan betaalde arbeid. En
decommodificatie (term geïntroduceerd door de onderzoeker Esping-Anderson): gaat om het net
meer of net minder afhankelijk maken van betaalde arbeid om in levensonderhoud te kunnen
voorzien. Het gaat over het idee dat mensen ook een menswaardig leven moeten hebben ook al
kunnen ze niet werken.
De groeiende rol: product van ‘social policy’ en ‘social administration’ en van langdurig
transformatieproces van schaalvergrotingen en collectivisering.
1.3. Definiëringen verzorgingsstaat/welvaartstaat
De overheid zegt: maak zelf afspraken en als het niet lukt komen wij er tussen.
De welvaartsstaat:
Het gaat hier dus over zowel geïndustrialiseerde en post geïndustrialiseerde markeconomieën. Die
staan garant voor burgerlijke, politieke en sociale grondrechten van de burger. Dit het met oog op zijn
materiële welvaart en de bevordering van zijn kansen tot ontplooiing, binnen een wettelijk kader,
effectief (dat wil zeggen door de inzet van beleidsinstrumenten en -technieken, staat in de grondwet)
worden gewaarborgd. De welvaartsstaat is een eigen type van welvaartsverdeling en een eigen type
van beleid en besluitvorming daarrond.
De verzorgingsstaat:
Het is “een maatschappijvorm die gekenmerkt wordt door een op democratische leest geschoeid
systeem van overheidszorg, dat zich, - bij handhaving van een kapitalistisch productiesysteem –
garant stelt voor het collectieve sociale welzijn van haar onderdanen”.
1.4. 7 kenmerken van Cantillon
1. Hooggeorganiseerde economische ontwikkeling
2. Vrijwaring van grondrechten
Sinds 1993 hebben we sociale grondrechten die iets zeggen over het recht op bescherming van
gezondheid, wonen,.. Waar de overheid een inspanningsverbintenis heeft
3. Niet-staatse karakter: staat juridisch garant maar op het veld veel sociale organisaties als
uitvoerders en als deelnemers aan besluitvormingsprocessen
Door allerlei overleggroepen tussen het werkveld en de overheid, doen we (de sociaal werkers)
ook mee aan de besluitvormen ‘wat zou een goede manier zijn om intra familiaal geweld tegen te
gaan’
4. Governance en uitvoering niet-staats (niet alleen aan de staat en niet alleen aan de markt: sociale
organisaties als intermediaire groepen)
Sociale organisaties worden gezien als een intermediaire groep (: veel van dat sociaal werk op de
eerste lijn wordt overgedragen want de overheid weet daar minder van en ze weten dat OCMW
en CAW daar meer van weet dus zeggen ze dat ze moeten samenwerken ‘ze dragen het over aan
private organisaties’
5. Via parlementaire democratie
, 6. Meerlagig: niet alleen nationaal maar steeds meer ook lokaal en internationaal
Lokaal: bv. Brussel moet niet bepalen hoe Kortrijk het moet doen
7. Geen éénduidige politieke filosofie (verschillende ideologische stromingen komen er samen) en
reformistisch
Tegenovergestelde van reformistisch (= geleidelijk aan veranderen/bijsturen van het model) is de
revoluties
1.5. Burgerschap en de (klassieke) welvaarstaat
In Citizenship and Social Class stelt Marshall dat de ontwikkeling van burgerschap de ontwikkeling is
van eerst burgerlijke, dan politieke en dan sociale rechten.
2. Welke events zijn belangrijk voor het ontstaan van de welvaartstaat en welke uitwerking
had dat op de samenleving?
Er is geen specifiek definitief startpunt/moment in de tijd. Er waren relatieve momenten in de
geschiedenis, waarin langdurige processen achter zaten. Ook is contingentie heel belangrijk, er zit
geen noodzakelijkheid achter de welvaartstaat. Hetzelfde voor sociaal werk op de eerste lijn, dit is
geen noodzakelijkheid dat dit er moet komen. Het is belangrijk om die relativiteit te zien van hoe de
dingen zijn zoals ze nu zijn, het kon volledig anders zijn. De keuzes waren zo ruim dat de verschuiving
naar grondrechten anders konden zijn.
2.1. The beveridge report (1942)
Hij dacht al aan ‘hoe moeten we onze samenleving opbouwen eens deze oorlog gedaan is’. We
moeten zoeken naar rechten en sociale zekerheid die goed georganiseerd worden. Zo gaan die dat uit
de oorlog komen hen gesteund voelen door de overheid. Hij noemde daarin 5 reuzen.
Dit is internationaal doorgegaan als een belangrijk rapport
Het Beveridge-rapport, voluit bekend als het "Report on Social Insurance and Allied Services," is een
invloedrijk document dat in 1942 in het Verenigd Koninkrijk werd gepubliceerd. Het rapport werd
opgesteld door Sir William Beveridge, een Britse econoom en sociale hervormer, en het legde de
basis voor het naoorlogse welvaartsstaatbeleid in het Verenigd Koninkrijk en had invloed op de
ontwikkeling van socialezekerheidsstelsels in veel andere landen. Het Beveridge-rapport stelde een
blauwdruk voor een uitgebreid stelsel van sociale zekerheid voor, dat gericht was op het aanpakken
van de "vijf reuzen van gebrek": ziekte, ongevallen, ouderdom, werkloosheid en gezinszorg. Het
rapport bepleitte de oprichting van een nationaal gezondheidssysteem (dat uiteindelijk leidde tot de
oprichting van de National Health Service of NHS), een nationaal pensioenstelsel,
werkloosheidsuitkeringen en andere maatregelen om sociale ongelijkheid en armoede te
verminderen. Het Beveridge-rapport werd zeer goed ontvangen en vormde de basis voor belangrijke
sociale hervormingen in het Verenigd Koninkrijk na de Tweede Wereldoorlog. Het rapport wordt vaak
beschouwd als een keerpunt in het denken over de verantwoordelijkheid van de overheid voor het
welzijn van haar burgers en wordt vaak aangehaald in discussies over sociale zekerheid en
welvaartsbeleid.