Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting wetenschapstheoretische grondslagen van de pedagogiek €10,56   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting wetenschapstheoretische grondslagen van de pedagogiek

 5 vues  0 fois vendu

Samenvatting wetenschapstheoretische grondslagen van de pedagogiek

Aperçu 4 sur 72  pages

  • 2 octobre 2024
  • 72
  • 2023/2024
  • Resume
Tous les documents sur ce sujet (13)
avatar-seller
nainpoppe1
Wetenschapstheoretische grondslagen van de
pedagogiek
Les 0. Inleiding
Over feiten, concepten, theorieën, verklaringen en duidingen in de pedagogiek
Wetenschap is meer dan ooit een quality label. Men gaat ervan uit dat
wetenschappelijke kennis verwoordt wat ‘waar’ is. opvoeding, vorming, onderwijs
en opleiding zijn niet weg te denken uit het maatschappelijk debat. Een antwoord
op de vele vragen veronderstelt kennis van de maatschappelijke conditie maar
ook dat men zich bewust is van de vooronderstellingen waarop het antwoord
gebaseerd is. hierbij speelt de ethische inbedding van de pedagogische
wetenschappen een cruciale rol.
 Er worden vragen gesteld over wat kan, wat mag en wat moet

Het bijvoeglijk naamwoord ‘theoretisch’ staat vaak tegenover ‘praktisch’, zoals in
de uitdrukking ‘In theorie klopt dit maar praktisch moet men rekening houden
met …’. Op die wijze wordt de aandacht gericht op de mogelijke andere
elementen die het verloop van een bepaalde gebeurtenis beïnvloeden, waardoor
een theoretische aanpak niet kan. Anders gesteld, een bepaalde interventie met
een concreet te verwachten uitkomst zal door deze andere elementen beïnvloed
(kunnen) worden. Theoretisch verwijst ook naar de interesse om iets in het
algemeen te begrijpen en niet zozeer dit particuliere geval. Deze verwijzing
realiseert de band met ‘theorie’.

Van Dale geeft voor ‘theorie’ de volgende omschrijvingen:
 Een geheel van grondregels van een kunst of techniek (bijv. het theoretische
gedeelte van een examen)
 Een systeem van denkbeelden of hypothesen ter verklaring van iets (bijv. de
complottheorie, evolutietheorie)
 Een opvatting in het abstracte die geen rekening houdt met de praktijk (bijv.
dat is allemaal theorie)

Als hyperoniem (een woord waarvan de betekenis die van een ander woord
insluit, bv. ‘voertuig’ t.o.v. ‘trein’) wordt ‘mening’ gegeven. Voor ‘theoretisch’
wordt als betekenis gegeven ‘behorend tot, betrekking hebbend op een theorie’
naast ‘zich niet in de praktijk voordoend’.

Theorieën maken gebruik van begrippen of concepten; deze laatste zijn ook
noodzakelijk om feiten te kunnen geven. Zo hebben we het begrip ‘tafel’ nodig
om een bepaald materieel ding te kunnen benoemen, om het er met andere
woorden over te kunnen hebben. Een begrip behoort tot een bepaalde taal, maar
ook tot een (sub)cultuur en is dus bijvoorbeeld historisch gesitueerd. Een begrip
kan een zeer specifieke betekenis krijgen (bv. in het juridisch discours), maar kan
ook heel algemeen zijn. De meest basale betekenis vinden we terug in de
dagdagelijkse omgangstaal. In dit spreken wordt iedereen van kinds af aan
geïnitieerd. De competente taalgebruiker ‘weet’ bijvoorbeeld wat met ‘auto’,
‘kip’, etc. gewoonlijk bedoeld wordt.




1

,In wetenschappelijke theorieën worden concepten met elkaar op een bepaalde
wijze verbonden. Dat gebeurt bijvoorbeeld bij de ontwikkeling van een hypothese
waarbij een verband wordt ondersteld tussen een bepaalde afhankelijke variabele
en een of meerdere onafhankelijke variabelen. Hypothesen worden getoetst, dat
betekent dat wordt nagegaan of het verband dat men vermoedde vastgesteld
kan worden (bijv. of metaal uitzet bij verwarming). Zolang de hypothese niet
verworpen kan worden, wordt ze voorlopig aanvaard.
Samen met andere vastgestelde verbanden kan dan een theorie opgebouwd
worden en van een dergelijke theorie zegt men dan dat ze ‘verklaart’.

In de tweede betekenis van Van Dale, zien we denkbeelden. Hier slaat de
theorie op iets wat op een hoger abstractieniveau een aantal zaken
samenbrengt, een samenhangend geheel constitueert, hetgeen dat een duiding
biedt.

De verschillende stromingen die zich ontwikkelden leggen andere accenten en
kunnen niet zomaar onder één noemer gebracht worden. De opvatting over wat
pedagogisch nagestreefd dient te worden, zelfs wat het pedagogische zelf is, zal
deze verschillende nadruk thematiseren en weerspiegelen.

In het begin van de twintigste eeuw ontstaat een pedagogiek die zich niet langer
begrijpt als een praktische wetenschap, maar een zuivere kenniswetenschap wil
zijn en die de verhouding met de vragen van de praxis technologisch denkt. De
opvoedingswetenschap wordt van de praktijk gescheiden; het gaat om een
theorievrije beschrijving van de opvoedingswerkelijkheid. Fischer vertrekt van
een opvatting over de practicus als iemand die handelt, maar eigenlijk niet weet
wat hij doet. Deze blinde praxis moet nu het object worden van de pedagogische
theorie, het wetenschappelijk onderzoek van de feiten van het pedagogisch
handelen.

Fischer en Lochner stellen dat in de praxis de resultaten van de zuivere
beschrijving van de werkelijkheid gebruikt kunnen worden met het oog op wat
men er belangrijk vindt. Praxis en echte kennis verhouden er zich als ideologie en
wetenschap: de praxis gebruikt de resultaten van de wetenschap, de wetenschap
levert wat technologisch bruikbaar is.

Voor Lochner is het duidelijk dat de aanspraak op het statuut ‘wetenschappelijk’
slechts geldt voor de descriptief-empirische pedagogiek en niet voor de
opvoedingsleer. Het doel van de opvoedingswetenschap ligt immers niet in de
beïnvloeding van het pedagogisch handelen, maar zoals bij elke echte
wetenschap volgens hem in de kennis van wat gegeven is. De waarde van een
dergelijke wetenschap waarin het doel denken uitgeschakeld is, ligt dan ook niet
in haar betekenis voor het praktische pedagogische handelen. Als de
opvoedingswetenschap zo oud zal zijn als de theoretische fysica, zal ze
mogelijkerwijze over veel betere kennis van het resultaat van pedagogisch
ingrijpen beschikken dan nu het geval is.

Brezinka’s positivistische wetenschapsopvatting overwon beide op een hoogst
eenvoudige wijze. Hij erkent dat het wetenschappelijk vatten van het object of
objectbereik door descriptie niet verhelderd kan worden en hij gaat er verder van


2

,uit dat uit een empirische vaststelling van wat is, nooit aangegeven kan worden
wat moet zijn. Hij zoekt een oplossing op metatheoretisch niveau.

Immers, zo stelt hij, om vermeende kennis te kunnen onderscheiden van echte
kennis hebben we een criterium nodig en dat kan niet in de feiten zelf gevonden
worden: de opvatting over ‘kennis’ is zelf een normatief begrip. Waardeoordelen
daarentegen betreffen subjectieve beslissingen en zijn dus niet wetenschappelijk.
Een nomothetische wetenschap tracht te verklaren, te voorspellen, de
technologie te gebruiken. De gevormde hypothesen zijn er steeds voorlopig en
worden gedragen door intersubjectief herhaalde observatie. Aangezien men nooit
echte wetten kan bereiken dient men zich tevreden te stellen met statistische
regelmatigheden.

Volgens Brezinka oefent de opvoeder invloed uit, werkt in op de opvoedeling met
het doel bepaalde psychische disposities tot stand te brengen. Het centrale
probleem voor de pedagogische wetenschap is daarom volgens hem het nagaan
van de voorwaarden om bepaalde doelen te bereiken. Brezinka’s oplossing is
banaal. Het is uiteraard niet door een beslissing dat vermeende kennis van niet-
vermeende kennis gescheiden kan worden. Immers, deze beslissing moet
gebaseerd zijn op onderscheidingen tussen echte en onechte kennis, wat tot
oneindige regressie leidt, of is arbitrair.

Dit technologisch weten blijkt echter niet waardevrij, maar eerder blind voor het
waardeoordeel waardoor het gedragen wordt.

De menselijke kennis heeft betrekking op iets wat van nature ‘eerder’ is en wat
als norm optreedt in de kennis, namelijk de werkelijkheid.

Natuurlijk is er ook een andere discussie mogelijk. Ethische oordelen zijn geen
(subjectieve) oordelen zoals smaak – smaakoordelen moet men doorgaans niet
verantwoorden. Daarenboven doet men er goed aan zich te realiseren dat ook de
natuurwetenschappen conceptueel geladen zijn.

Natuurlijk is er ook in de pedagogiek behoefte aan empirische kennis –
descriptief, probabilistisch en zelfs causaal gekaderd.

De tegenstelling tussen empirie (feiten) en concepten is geen vruchtbare
tegenstelling. Pedagogiek heeft empirisch onderzoek (zowel kwantitatief
onderzoek als onderzoek waar gewerkt wordt met kwalitatieve data zoals
belevingen) nodig, en in beide wordt er geïnterpreteerd. Er is evenzeer plaats
voor theoretisch onderzoek.




3

, Les 1. Filosofi e of wijsbegeerte?
Het gaat over dingen waarvan je denkt ‘dat is waar’. Daarover ga je nadenken
hoe dat in elkaar zit.

Wat is filosofie?
= het is geen wetenschap op zich maar filosofische vragen leiden wel tot
wetenschappelijke disciplines.
 Deze vragen zijn zeer breed; bv. wat is de zin van ons bestaan
 Het gaat dus echt over vragen waar je direct aan voelt ‘ah dit gaan we
direct eens gaan onderzoeken’
 Het gaat dus over vragen waar we nog geen oplossingsmethode over
gevonden hebben

Wetenschappen gaat dus over enige consensus over de antwoorden en kennis
die er is; over betrouwbare kennis. Dit is dus het tegenovergestelde van
filosofische vragen.
 We zien wel dat de wetenschappen de dag van vandaag ooit begonnen zijn
met een filosofische vraag

We weten dus dat filosofische vraagstukken vaak geen methode hebben. voor
filosofische vragen voel je dat dit van een meer ethisch niveau is, maar deze is
niet altijd individueel bv. wat vinden wij als samenleving hiervan?

Filosofie probeert dan WEL zo redelijk mogelijk op zoek te gaan naar een
antwoord. Je krijgt niet HET antwoord maar wel een van de mogelijke
antwoorden.
 Belangrijk dus dat zo’n antwoord niet mag afhangen van dwang, omdat
anderen het denken denk ik het ook, traditie,…
 Het moet gaan over een vraagstuk van vrijheid waar je u antwoorden kan
wikken en wegen

Filosofie begint dus met verwondering, met twijfel!!!!

Stel ultieme vragen centraal; denk maar aan de ‘waarom-vragen’ van de meeste
kinderen.
 We zien dat als we kijken naar de filosofie dat de voorgaande en oude
ideeën relevant zijn

4

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur nainpoppe1. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €10,56. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

72042 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€10,56
  • (0)
  Ajouter