Godsdienst 1
Godsdienst 1
Hoofdstuk 1: de
levensbeschouwelijke en
religieuze groei van kleuters
De kleuter in ontwikkeling
Kleuters leven in een zeer verschillen thuismilieu, dit is zeker te merken op gebied van
levensbeschouwelijk vlak (gelovige, niet- en andersgelovige kinderen zitten samen in 1 klas). Kleuters
hebben ook zeer verschillende ervaringen.
Werken aan levensbeschouwelijke groei en aansluiten bij de ervaringen van de kleuters vraagt van de
KO dus
- Een fijn aanvoelen van de kleuters
- Een grote kunst om te differentiëren
Levensbeschouwelijke en religieuze groei
Componenten van levensbeschouwelijke en religieuze
groei
4 componenten van levensbeschouwelijke en religieuze groei
- Fundamentele bestaanscondities
o Vertrouwen
Basisvertrouwen ontwikkelen
Gerichtheid op het goede van de buitenwereld
o Mogelijkheden en beperkingen
Kleuters botsen op grenzen en beperkingen
Evenwicht zoeken tussen hun mogelijkheden en beperkingen en dat zal hun
helpen vertrouwen te vinden in zichzelf en de wereld
- Verbondenheid
o Met zichzelf
Zichzelf te ontdekken
Sterk egocentrisch
o Met anderen
Evolutie van het egocentrisme over naar aandacht voor anderen en rekening
houden met anderen
o Met gemeenschappen
Bewuster identificeren met gezin, familie, klas en school
o Met natuur/cultuur
Drang tot exploreren
Informatie zoeken en begrijpen
Omgeving kan afschrikken
Ze kunnen zich sterk verbonden voelen met de natuur
- Groeien in gevoeligheid voor goed en kwaad
1
, Godsdienst 1
Stemmen zich voor het morele af op de volwassene
-
2
, Godsdienst 1
- Verkennen van geloofstaal en groeien in symboolgevoeligheid
Verkennen en meebeleven in verhalen
Symboliek is nog te moeilijk voor kleuters
De beginsituatie van kleuters: kansen en opgave
Voor elk van de componenten wordt de beginsituatie van de kleuters onder ogen genomen. Een KO
die de situatie goed inschat, ziet kansen om haar opdracht te vervullen: kleuters in hun groei
begeleiden
Een christelijke visie op de levensbeschouwelijke
en religieuze groei
Het christelijk geloven draagt heel wat elementen in zich die de groei van kleuters kunnen bevorderen.
Deze elementen worden besproken in de aansluiting bij de componenten van levensbeschouwelijke en
religieuze groei. Het is immers de bedoeling dat het godsdienstaanbod in de klas heel dicht bij het
leven van de kleuters aansluit.
De kleuter in zijn levensbeschouwelijke en
religieuze groei
Ik wil meedoen!
De kleuter participeert aan de levensbeschouwing van volwassenen.
Geloven is niet altijd een persoonlijk verhaal van vertrouwen. Daarom is een vertrouwensband van
kleuters met hun ouders en met hun KO essentieel. Daarin krijgen ze de kans te participeren aan het
geloof of de levensbeschouwing van levensechte mensen. Dit ‘participatief geloven’ heeft kansen en
grenzen. Het is nodig die goed in te schatten.
Mag ik de kaars uitblazen?
Een kleuter hecht veel belang aan rituelen. Ze geven kinderen de kans tot participeren.
Voorwaarden:
- De rituelen moeten afgestemd zijn op hun leef- en belevingswereld
- Sfeer van vertrouwen en veiligheid is heel belangrijk
Heb je er geen prent bij?
Kleuters hebben beelden nodig. Ze zijn zeer visueel ingesteld. Een godsdienstaanbod zonder beelden is
dan ook ondenkbaar.
Mag ik het zelf doen?
Kleuters streven naar autonomie. Het godsdienstbeeld in de kleuterklas komt tegemoet aan de drang
van kleuters om zelf aan de slag te gaan.
Tijdens de kleuterleeftijd is er een hele evolutie in de godsvoorstelling. Kleuters gaan op hun eigen
manier om met wat volwassenen over God en Jezus vertellen.
- Voor 3 jaar: eerste vermoeden van een personage
- Tussen 3 en 4,5 jaar groeit de intuïtie dat dit personage van mensen verschilt
- Tussen 4,5 en 6-7 jaar evolueren kleuters naar een specifieke opvatting over het goddelijke
3
, Godsdienst 1
Levensbeschouwelijke en religieuze groei vraag
communicatie
Communicatie is onmisbaar in een mensenleven. Voor kleuters heeft deze communicatie een eigen
karakter: ze verloopt niet alleen verbaal, maar ook met allerlei andere expressiemiddelen.
Ze evolueren hierin sterk in de kleuterleeftijd. Christenen spreken over een heel eigen communicatie.
In de communicatie tussen kinderen en de KO komt ook God aan het woord. Daarom wordt het eigene
van de geloofscommunicatie hier onder de aandacht gebracht.
Belangrijk is het ook verschillende niveaus van communicatie te doorlopen:
- Ervaring
- Betekenisverlening
- Reflectie
Het komt erop aan kansen te creëren en te benutten waarin communicatie mogelijk is.
Hoofdstuk 2: godsdienst in mijn
weekschema
De kleuteronderwijzer aan het werk
Thematisch werken in de kleuterschool
Van BC tot lesvoorbereidingen
STAP 1: 1 componentendoel kiezen
STAP 2: brainstorm over activiteiten
STAP 3: activiteiten selecteren (+doelen per activiteit)
STAP 4: groeilijn uitschrijven
STAP 5: levensbeschouwelijke of godsdienstfiche aanmaken
STAP 6: lesvoorbereidingen maken
STAP 7: communicatie vraagt ruimte in de klas
1 component (en doel) kiezen
Kan je kiezen op basis van:
- Een verhaal/boek dat centraal staat tijdens je week: selecteer een waarde die centraal staat en
kies op basis daarvan je componentdoel
- Het BC zelf
- De nood om in te zetten op een competent van de LRG
- Een actuele gebeurtenis
Welk groeiproces bevorderen?
FASE 1: verkennen assimilatie
FASE 2: verdieping accommodatie
FASE 3: verwerking integratie
4
, Godsdienst 1
FASE 4: verankering integratie
3 soorten impulsen:
- Impulsen vanuit ervaring
- Impulsen vanuit geloofstaal
- Impulsen vanuit rituelen, feesten en symbolen
Schema: basisschema voor leerprocessen
Levensbeschouwelijke en religieuze groei van kleuters
Communicatie; een leerproces doorheen 3 fasen
- Fase 1: aanknopingspunten zoeken in de leefwereld en de belevingswereld van de kleuters en
die uitgebreid verkennen (assimilatie)
o Contact maken met, stil staan bij, ruiken, horen, zien, luisteren, aanvoelen, meevoelen,
in zich opnemen, herkennen, bewust worden, …
- Fase 2: telkens opnieuw kansen tot verdieping creëren en kleuters begeleiden in dit
verdiepingsproces (accommodatie)
o Ontdekken, zich inleven, gevoelig worden voor, kennis maken, aandacht opbrengen, het
nieuwe laten doordringen, confronteren, begrijpen, vergelijken, verschillen zien, zich
een beeld vormen, voorbeelden geven, taal vinden om zich uit te drukken, in gesprek
gaan, …
- Fase 3: kansen bieden tot verwerking en verankering (integratie)
o Verwerken: participeren, zich identificeren met, waarderen, bevragen, erkennen, inzien,
kunnen hanteren, …
o Verankeren: verwoorden, verbeelden, tot expressie brengen, zich ontdekken en geven,
gevoelig zijn voor symbolen, …
Gericht op levensbeschouwelijke en religieuze groei:
- Identiteitsontwikkeling
- Groepsvorming
- Handelingsbekwaamheid
Groeilijn uitschrijven op stage: hoe doe je dat op een niet-
katholieke school?
De bedoeling is dat je kleuters per BC (binnen jouw gekozen component) een levensbeschouwelijk
groeiproces doormaken. Daarvoor dien je aansluiting te zoeken op de leefwereld van de kleuters
(verkennen), daar iets aan toe te voegen (verdiepen), de kleuters het nieuwe te laten verwerken en tot
slot ook leren vasthouden (verankeren)
Je doet dit door:
1) Kiezen van een component
2) Brainstormen over activiteiten
3) Voor elke activiteit een doel kiezen
4) Gekozen doelen in de groeilijn uitschrijven
5) Een levensbeschouwelijke fiche aanmaken
5
, Godsdienst 1
Groeilijn uitschrijven op stage: hoe doe je dat op een katholieke
school?
Op een katholieke school ga je een stap verder: je MOET je ook iets vanuit de katholieke traditie
binnenbrengen. Dat doe je zo: je klikt in de ZILL-selectietool binnen je componentendoel (generiek
doel) door op de inhouden voor kleuters. Daar vind je telkens de 3 impulsen. Verken binnen de 3
impulsen de ‘impulsdoelen’.
Kies per impuls een impulsdoel en brainstorm wat je binnen dat impulsdoel allemaal kan doen aan
activiteiten (stap 2). Het brainstormen rond een impulsdoel helpt je om doorheen verschillende
activiteiten een groeilijn uit te zetten: wat wil je bereiken met de kleuters? Waar wil je uiteindelijk
naartoe met je componentendoel (focus scherpstellen)
Vervolgens beslis je welke activiteiten je wil uitvoeren en selecteer je doelen voor elke activiteit (stap
3). De bedoeling is dat je per godsdienstactiviteit steeds 1 impuls(doel) hebt (en dat al je activiteiten
van je BC hetzelfde componentendoel nastreven). We stimuleren om naast je impulsdoel een
persoonsgebonden doel te kiezen per activiteit of éénzelfde persoonsgebonden doel na te streven in
al je godsdienstlessen en -momenten van eenzelfde BC.
Als je doelen gekozen zijn, kan je je eigenlijke groeilijn uitschrijven (stap 4). Hier moet je duidelijk
maken waarom je voor een component kiest en wat je ermee wilt bereiken. Concreet: wat je met je
component wil bereiken hoe je het stapsgewijs aanpakt (fasen) en dat je de levensbeschouwelijke
groei stimuleert doorheen de ‘3 impulsen’
Je godsdienstfiche (stap 5) vat alle bovenstaande stappen samen en maak je aan via de ZILL-
selectietool
Hoe maak ik een godsdienst- of levensbeschouwelijke fiche aan?
De doelen (stap 3) die je gekozen hebt, vink je daadwerkelijk aan in de selectietool van ZILL. Dit doe je
voor alle LRG-activiteiten van je BC. ZILL maakt er zelf een godsdienstfiche van. In die godsdienstfiche
staan al je gekozen doelen: per gekozen component 3 impulsdoelen en al dan niet gekozen
persoonsgebonden of andere cultuurgebonden impulsdoelen.
Een goede lesvoorbereiding: enkele aandachtspunten
Doelen kiezen
Het kiezen van de doelen voor een LRG-activiteit hangt af van je component(endoel) en je uiteindelijke
focus (cf. infra). Elke activiteit zal minstens je component(endoel) nastreven.
Katholieke scholen
2 voordelen om na stap 2 in ZILL door te klikken tot op het niveau van de impulsdoelen
- Zo wordt het impulsdoel – samen met de andere aangeklikte doelen van je LRGactiviteiten –
mee opgenomen en dus vermeld in je godsdienstfiche: voor de inspectie is het belangrijk dat ze
de soort impuls kunnen herkennen
- Bovendien kan je gebruik maken van het impulsdoel voor het formuleren van je concrete
doelstelling (op het LVB)
Niet katholieke scholen
6