Sociaal Pedagogische Hulpverlening / Social Work / MWD
Stromingen in de psychologie
Tous les documents sur ce sujet (6)
Vendeur
S'abonner
jolienjellema
Aperçu du contenu
1.2 Een studieonderwerp van een wetenschap wordt een object genoemd, bijvoorbeeld
emoties. Bij wetenschappen die ‘de mens’ bestuderen is er vaak zowel intern (binnen een
wetenschap) als extern (vanuit andere wetenschappen) geen eenduidigheid over een object.
Dit zorgt ervoor dat er rivaliserende beschrijvingen en verklaringen zijn aan te treffen over
het eenzelfde onderwerp. Bijvoorbeeld depressiviteit: zal de ene psycholoog de klachten
bekijken vanuit de relatie met de partner van de hulpvrager, de andere psycholoog kijkt naar
de ervaringen en belevingen die de hulpvrager heeft opgedaan in zijn jeugd. Een arts leidt
het terug aan verstoring in de chemische huishouding in de hersenen en zal een socioloog
zal zich wellicht afvragen waarom er maatschappelijk gezien een toename is in de
depressieve klachten. Hij kan dit proberen te verklaren vanuit veranderende waarden en
normen.
Voor het object van de psychologie geldt de volgende definitie: Psychologie is een
wetenschap waarbij zowel het gedrag van mensen wordt bestudeerd as de gevoelens en
gedachten die mensen hebben bij het ervaren van hun gedrag en de omstandigheden
waarin dat plaatsvindt.
Het verschil met andere wetenschappen is dat psychologische theorieën zich richten op de
beschrijving en verklaring van het object vooral plaatsvinden op individueel niveau. Terwijl bij
sociologie wordt gekeken naar maatschappelijke of groepsverbanden en in de biologische of
medische wetenschappen vooral wordt gekeken naar biologische bepaaldheid van gedrag.
Een wetenschap kan getypeerd worden aan de hand van:
- De soorten vragen en problemen (het object)
- De methoden en theorieën
- Het maatschappelijk draagvlak van een wetenschap
De psychologie is niet te definiëren. In tegenstelling tot andere wetenschappen verschilt men
binnen de psychologie van mening over wat men behoort te bestuderen. Daar komt bij dat er
een overlap bestaat met andere menswetenschappen. Om de psychologie zo goed mogelijk
te typeren, moet een beschrijving gegeven worden van het onderwerp waar zij zich mee
bezig houdt, de theorieën die ze gebruikt en het maatschappelijk draagvlak dat ze heeft.
1.3 Theorieën zijn te typeren als referentiekaders van waaruit psychologen te werk gaan. ze
bieden interpretaties waarmee verschijnselen bekeken en verhelderd worden.
Wetenschappelijke theorieën kennen drie functies:
- Systematiserend of ordenend. De eerste stap is een systematische weergave van
wat er wordt waargenomen. Wetenschappelijke kennisverwerving verloopt via
expliciete regels. De procedures van verwerving moeten duidelijk en controleerbaar
zijn. Bevindingen moeten herhaalbaar zijn. Wetenschappers kennen geen objectieve
waarneming. Hun waarneming is vooral theoriegeladen, hun referentiekader bepaalt
wat ze zien waar ze de nadruk op leggen en wat ze verwaarlozen.
- Verklaren en voorspellen.
- Heuristisch. Met dit begrip wordt aangegeven dat op grond van het inzicht dat de
theorie heeft opgeleverd nieuwe voorspellingen gedaan kunnen worden.
De psychologie is een pluriform verschijnsel. Om hierin ordening aan te brengen, wordt in dit
boek gebruikgemaakt van een indeling van theoretische referentiekaders. Wetenschappelijke
theorieën hebben drie functies: het ordenen van werkelijkheid, het verklaren en voorspellen
van gedrag en het stimuleren van nieuwe ideeën. Zowel in de wetenschappelijke als in de
dagelijkse kennisverwerving wordt gebruikgemaakt van referentiekaders. Bij
wetenschappelijke kennisverwerving moet dit voldoen aan strike, controleerbare regels.
,1.4 In het begin van de wetenschap psychologie waren er verschillende opvattingen over de
manier waarop het doel gerealiseerd moest worden. Hierdoor ontstonden meerdere
stromingen, deze bestonden uit groepen wetenschappers met eigen, specifieke
vraagstellingen en onderzoeksmethoden. Binnen deze stromingen in de psychologie
ontstond schoolvorming, in het begin werkten deze schoolvormingen niet samen en was er
vooral strijd. Later kwam dit meer bij elkaar.
De stromingen binnen de psychologie ontstonden vooral wanneer er iets verwaarloost werd.
het is achteraf altijd te achterhalen waarom een stroming is ontstaan.
Iedere psychologische stroming is te karakteriseren aan de hand van een mensbeeld. Hierin
komt tot uitdrukking hoe ‘de mens’ opgevat wordt. Een mensbeeld kent 2 aspecten (ibidem):
een beschrijving van de kenmerkende eigenschappen (de bodem van het menselijk bestaan)
en een verwijzing hoe mensen behoren te zijn (het zogenaamde doelbeeld). Mensenbeelden
worden beïnvloed door historische, culturele en religieuze invloeden.
Psychologische stromingen of scholen kennen vaak een lange geschiedenis. De inhoud van
een stroming wordt mede bepaald door de tijd en de cultuur waarin ze ontstond. In het begin
van de psychologie was er geen samenwerking tussen de verschillende stromingen, maar dit
is de laatste jaren veranderd. Dat uit zich in het overnemen van elkaars begrippen en het
integreren van verschillende visies. Een heel recente ontwikkeling is het benadrukken van de
effectiviteit van behandelingen en methodieken. De theoretische achtergrond wordt daarbij
van minder belang geacht. Elke stroming heeft een meer of minder uitgewerkt mensbeeld.
Daarin komt tot uiting wat als essentiële kenmerken van mensen worden gezien en hoe zij
zich zouden moeten gedragen.
1.5 Theoretische stromingen in de psychologie kunnen op verschillende manieren ingedeeld
en onderscheiden worden. Om enige helderheid te verschaffen worden in deze paragraaf
twee indelingen besproken die later in elk hoofdstuk als rode draad gebruikt worden.
Mensbeelden in de psychologie
Allereerst de indeling in mensbeelden. Om structuur te brengen in de psychologische
theorieën maken we een onderscheid tussen drie niveaus van menselijk gedrag. Elk niveau
correspondeert met een mensbeeld. Men maakt onderscheid tussen het niveau van
mechanisme, het organisme en de persoon
Het mechanistische mensbeeld
Als we de mens als een mechanisme opvatten dat betekent dit dat hij is samengesteld uit
afzonderlijke delen. In deze visie bewaren de onderdelen hun afzonderlijke eigenschappen,
ook al zijn ze onderdeel van een groter geheel. Mensen worden beschreven als
mechanieken die door externe krachten worden voortbewogen. Het is zaak om deze
krachten te beschrijven zodat inzicht ontstaat in de oorzaken van menselijk gedrag. De
mechanistische visie houdt in dat delen van mensen zelfstandig bestudeerd kunnen worden.
Het betekent ook dat mensen bestudeerd kunnen worden los van de sociale of materiële
omgeving waarin ze functioneren. Het mechanistische mensbeeld heeft 4 implicaties:
1. Er wordt geen principieel onderscheid tussen dieren en mensen gemaakt
2. Het verklaringsmodel dat wordt gebruikt is lineair causaal. A veroorzaakt B.
3. Er wordt uitgegaan dat als alle onderdelen bekend zijn, we het geheel kennen. het
geheel is gelijk aan de som der delen.
4. Mensen en onderdelen van mensen kunnen zelfstandig bestudeerd worden zonder
daarbij rekening te houden met de omgeving waarin zij verkeren.
,Het organistische mensbeeld
In het organistische mensbeeld worden mensen opgevat als groeiende organismen, als één
geheel. Het organisme kent een interne dynamiek: de onderdelen beïnvloeden elkaar en zijn
niet los van elkaar te zien. Het is geen statisch maaksel maar een levend groeisel. Naast de
interne dynamiek veronderstelt het organistische mensbeeld ook een externe dynamiek: het
organisme staat in wisselwerking met zijn omgeving. Het organistische mensbeeld kent 4
implicaties:
1. Er worden ook vergelijkingen getrokken tussen mensen en dieren. Er is één groot
verschil: mensen hebben een sociale en culturele omgeving die bij dieren ontbreekt.
2. Het verklaringsmodel dat wordt gebruikt is circulair causaal. A veroorzaakt mede B en
B veroorzaakt mede A.
3. Er wordt uitgegaan van de stelling dat het geheel meer is dan de som der delen.
4. Mensen zijn niet los van hun omgeving te bestuderen. En delen van mensen zijn niet
los van het geheel te bestuderen.
Het personalistische mensbeeld
In de personalistische visie wordt het unieke karakter van mensen binnen de levende natuur
benadrukt. Mensen leiden niet alleen een biologisch, maar ook een cultureel leven. Zij
worden niet alleen beïnvloed door de cultuur, maar scheppen zelf cultuur. Dit is een
essentieel verschil met de organistische visie. De mens geeft ook zelf zin of betekenis aan
de wereld. Thema’s als geloof en spiritualiteit horen in dit mensbeeld thuis. Het
personalistische mensbeeld benadrukt in tegenstelling tot de twee andere mensbeelden juist
het verschil tussen mensen en dieren. Mensen kunnen namelijk doelgericht handelen
doordat ze zich in de toekomst kunnen voorstellen, dit kunnen dieren niet. Het
personalistische mensbeeld heeft 3 implicaties:
1. Mensen moeten als mens bestudeerd worden.
2. Mensen moeten als één geheel bestudeerd worden
3. Mensen handelen doelgericht, hun gedrag heeft ‘zin’ en juist die zingeving moet
bestudeerd worden. Daarnaast zijn mensen zelf verantwoordelijk voor hun gedrag.
Biopsychosociale model
Ten tweede wordt het biopsychosociale model geïntroduceerd als indeling in de psychologie.
Er wordt in benadrukt dat de ‘menselijke werkelijkheid’ in verschillende niveaus is op te
delen. Er zal aandacht besteed worden aan het biologische niveau (lichaam en erfelijkheid),
het psychische niveau (gedrag en cognities) en het sociale niveau (de materiële en sociale
omgeving waarin mensen functioneren).
2.1 als men spreekt over psychoanalyse, dan kan het zowel gaan over een theorie over het
functioneren van mensen als over een hulpverleningspraktijk. De basisuitgangen van de
psychoanalyse:
1. De psychoanalyse gaat uit van de subjectieve ervaringen van mensen. Er wordt meer
nadruk gelegd in de verschillen van mensen dan in de overeenstemmingen.
2. De psychoanalyse gaat ervan uit dat wij lang niet altijd ons gedrag bewust aansturen.
Dat geldt zeker voor emoties zoals angst of verdriet.
3. In de psychoanalyse gaat men uit van de veronderstelling dat mensen een
onbewuste hebben. De inhoud van dit onbewuste bestaat uit wensen waarvan we
soms nooit beseft hebben dat we ze hadden, maar het kunnen ook wensen zijn
waarvan we ons ooit bewust waren die we weggestopt hebben. De centrale aanname
is dat hoewel de wensen onbewust zijn, ze actief blijven en ons gedrag beïnvloeden.
4. De veronderstelling dat het waarneembare gedrag van mensen en hun bewuste
gedachten en dromen bepaald worden door zowel hun onbewuste wensen als door
het feit dat ze deze niet accepteren. Dit wordt het conflictmodel genoemd. Al ons
gedrag resulteert uit een conflict; een compromis tussen een wens en een verbod.
, 5. Het vijfde uitgangspunt volgt hieruit: al ons gedrag heeft betekenis. Toevallig gedrag
bestaat niet, alles heet een (verborgen) betekenis dat door 2 invloeden wordt
bepaald: de wens en het verbod.
6. Ervaringen uit de eerste levensjaren bepalen in belangrijke mate de persoonlijkheid
van de volwassene.
De psychoanalyse is onlosmakelijk verbonden met Sigmund Freud. Hij is de ‘uitvinder’ van
de psychoanalyse en heeft zowel de theorievorming als de hulpverleningspraktijk
gestimuleerd. De werkwijze die Freud hiervoor gebruikte was dat hij een theorie ontwierp en
deze op grond van bevindingen aanpaste. Freud zijn theorie wordt verschillend
geïnterpreteerd dit komt door dat zijn werk door 2 belangrijke wetenschapstheorieën
beïnvloed werd: de natuurwetenschappelijke en romantische benadering. Freud probeerde
psychische processen te verklaren met fysiologische wetten, hij zocht eenduidige oorzaken
van gedrag. Dit wordt determinisme genoemd en het is een mechanistische benadering van
de psychologie. Kenmerkend aan Freud zijn theorie is de opvatting dat niet zozeer het
verstand het gedrag van mensen bepaalt, maar het irreële. Freud probeerde het irreële te
doorgronden en maakte daarbij dankbaar gebruik van de heersende opvatting over het
onbewuste. De psychoanalyse is een hermeneutische methode, die bij de personalistische
benadering wordt gebruikt.
Freud dacht eerst dat reële traumatische gebeurtenissen de achtergrond vormen van
neurotische symptomen. De ervaringen en herinneringen aan deze gebeurtenis waren
‘verwijderd’ uit het bewuste, en dit haalde hij terug door hypnose. Al snel nam hij hier afstand
van, niet alle patiënten waren gevoelig voor hypnose en bovendien bleek dat
gehypnotiseerde patiënten zich niet altijd trauma’s herinnerden. Daarnaast kon binnen het
onbewuste geen goed onderscheid gemaakt worden tussen fantasie en werkelijkheid. Hij
ging zich meer richten op hoe onbewuste innerlijke wensen aan het oppervlakte kon komen.
De theorie hierover komt kort gezegd erop neer dat de inhoud dat iemand zich herinnert (de
manifeste inhoud) een vermomming is van onbewuste innerlijke wensen (de latente inhoud).
Doormiddel van droomanalyse probeerde Freud de onbewuste wensen van zijn patiënten te
ontdekken.
Een belangrijk discussiepunt is de vraag of de psychoanalyse pessimistisch of optimistisch
naar ‘de mens’ zou moeten kijken. Het pessimistische mensbeeld benadrukt dat mensen
geen baas in eigen huis zijn en dat driften ons leven besturen. Het optimistische mensbeeld
benadrukt juist dat mensen zich bewust kunnen worden van hun (onbewuste) wensen en
driften en zo hun leven (meer) in eigen hand kunnen nemen.
Een mechanistisch mensbeeld staat voor inperking of reductie: complex gedrag wordt
teruggebracht tot zijn essentie. Een personalistisch mensbeeld staat voor zingeving. De
psychoanalyse kent beide mensbeelden. De techniek van de hulpverlening is te typeren als
‘uitlegkunde’ en heeft bewustwording van de onderliggende oorzaken van gedrag tot doel.
2.2 binnen de theorie van Freud worden 5 hoofdonderdelen onderscheiden: een theorie over
onbewuste mentale processen; een theorie over de ontwikkeling van psychische structuur bij
een individu; een theorie over psychoseksuele ontwikkeling van kinderen; een theorie over
verdedigingsmechanismen en een praktijktheorie.
Onbewuste mentale processen
In het begin van de theorieontwikkeling staat het verschil tussen het (voor)bewuste en het
onbewuste centraal. Het bewuste is dat deel van het “psychische” dat alles omvat wat zich
op een bepaald moment onder de aandacht afspeelt. Het voorbewuste is de kennis, emoties
enz. die niet op dat moment onder de aandacht spelen, maar die wel op te roepen zijn, bij
bijvoorbeeld het reflecteren van ons gedrag. Het onbewuste is dat deel van het “psychische”
waarvan men ‘niet weet’. Het bevat kinderlijke wensen en herinneringen die te veel angst
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur jolienjellema. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,16. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.