Dit is een SVT van de cursus Politieke en institutionele geschiedenis van België en de Nederlanden. Alles staat in de SVT, ook extra lesnotities en voorbeelden zijn opgenomen. Het laatste hoofdstuk van de cursus wordt niet vermeld in de SVT omdat dit elk jaar wegvalt. Bekijk zeker even goed de lay...
H1. DE TERRITORIALE VORSTENDOMMEN (11DE – 14DE EEUW)
1.1 TERRITORIALE EVOLUTIE
/
1.2 DE BASIS VAN DE STAATSMACHT: DE FEODALITEIT
1.2.1 Wat voorafging: de Karolingische feodaliteit
In de Karolingische periode: een rijk onderverdeeld in gouwen met aan het hoofd een graaf. Eind 9e
eeuw ongv. 700 graafschappen
Onder Karel de Grote was de graaf, door hem benoemd, afzetbaar en verplaatsbaar => hij
vertegenwoordigde op lokaal niveau het vorstelijk gezag. Hij omringde zich met vazallen.
Onder Lodewijk de Vrome werden de grafelijke functies meer en meer erfelijk => daardoor verzwakte
de greep op zijn graven
Hoe zwakker de politieke organisatie, hoe groter de machtsuitoefening via persoonlijke banden
Karolingers vangen zwakte van hun bestuur op door feodale verhoudingen => ambtenaren persoonlijk
aan zichzelf binden, met wederzijdse rechten en plichten => het geheel werd formeel bezegeld door
een eedaflegging. De leenman of vazal zweerde gehoorzaamheid aan de leenheer of senior.
Vazallen waren hun leenheren auxilium (hulp; vooral militaire dienst) en consilium (raad; adviseren)
verschuldigd. In ruil kregen ze beneficia (gunsten; vaak een grond in leen).
Graven maakten als leenman op hun beurt gebruik van de feodaliteit om hun graafschap te besturen
en exploiteren => achterleen (deze leenmannen deden dat op hun beurt weer en zo ontstaat een
feodale piramide.
Door de feodaliteit kon Karel de Grote zijn rijk met succes besturen maar de zwakte was groeiende
lokale autonomie van de vazallen. => vazalliteit was niet meer unificerend maar een sterk
desintegrerende factor in het Karolingische rijk. De macht verdween stilaan naar beneden waardoor
lokale heerlijkheden ontstonden. => rijk van KDG leek volledig verdwenen en alles draaide nu om
heerlijkheid (een min of meer omvangrijk grondgebied, gegroepeerd rond een kasteel, kasteelheer
bezat alle heerlijke rechten). Rechten van de heer strekte zich tot wat wij privaatrecht zouden noemen.
De vorst had recht op slaven en deze waren in deze tijd nog erg talrijk. De slaven kleefden aan de grond
en waren onvrij qua persoon. Andere bewoners waren wel vrij als persoon maar kon bv toch tot
karweien gehouden zijn.
Heer heerste over zijn territorium en de grenzen van zijn alleenheerschappij werden bepaald door
feitelijke elementen; hij mocht zijn onderdanen niet zozeer ontmoedigen dat ze in opstand kwamen
of wegvluchten.
1
, Jessie Vereecken – 2019-2020
1.2.2 De heropleving van de feodaliteit in de Nederlanden na 1000
Feodaliteit in Frankische periode was vooral van bovenaf gegroeid, als een persoonlijke band tussen
senior en vazal
In de loop van de 10e eeuw begon zich een nieuwe beweging of te tekenen die na 1000 op een
kruissnelheid kwam => territoria werden samengevoegd en onderworpen aan een nieuwe heerser. =>
staatsopbouw begon opnieuw maar van onderuit en daarbij werd en tot dan toe onafhankelijke heer
onderworpen, hij werd leenman van een leenheer en verloor zijn onafhankelijkheid => er groeide een
nieuwe feodale piramide MAAR van onderuit.
Deze tweede feodaliteit lijkt anders dan welke idealiter onder KDG had bestaan => wederzijdse trouw
nog wel ritueel bevestigd maar verloor aan inhoud + feodaliteit diende nu als een instrument om een
nieuwe staat uit te bouwen vanuit een onderhandelde machtsdeling. + verplichtingen van de vazal
werden nauwkeuriger omschreven: recht verving de trouw => auxilium en consilium werden
vervangen door allerlei concrete lasten. Voor de belangrijkste grote lenen werd hulp van vazal beperkt
tot “l’aide aux quatre cas” (wanneer de senior gevangen was genomen, wanneer hij op kruistocht ging,
wanneer oudste zoon tot ridder werd geslagen en wanneer zijn oudste dochter huwde). + oude
militaire verplichtingen die met grondbezit samenhangen vaak omgezet in geldelijke verplichtingen,
steeds opnieuw eenzelfde vast bedrag.
Aan het hoofd vd vorstendommen stond vaak iemand die zich soeverein opgesteld.
Bij deze onderhandelde machtsdeling overwoog overal de tendens om het eigen recht en de eigen
instellingen te behouden “we willen onszelf blijven” => lokale gewoonterecht zou dus behouden
blijven MAAR wel kwam de regio onder het gezag van een nieuwe, hogere heer.
Naarmate de staat zou centraliseren, zouden de tussenniveaus steeds minder belangrijk worden.
1.2.3 “Binnenlandse politiek” in de middeleeuwse feodale wereld
De nieuwe territoriale vorsten eigenden zich onbeschaamd de belangrijkste rechten, zoals de
muntslag. Ze bouwde ook een hofhouding (curia) uit zoals de koning. Ze oefende naast de regalia ook
nog heerlijke rechten uit.
Het allereerste dat de vorsten ter harte namen was de handhaving van de OO en rust. De territoriale
vorsten reisden het land af met het zwaard van de gerechtigheid in de hand. => eens rust: eigenlijke
staatsuitbouw, hiervoor moest men beroep doen op ambtenaren => hiervoor waren continue
inkomsten nodig (belastingen).
De overheid beschouwde het principieel niet als haar taak om essentiële domeinen van het
maatschappelijke leven te organiseren. De belangrijkste opdracht was de handhaving van de openbare
orde => territoriale vorsten in 11-14e eeuw waren meer rechten dan wetgever of administrator.
2
, Jessie Vereecken – 2019-2020
1.3 DE ORDEHANDHAVING: DE GENESE VAN EEN PUBLIEK STRAFRECHT IN DE NEDERLANDEN
1.3.1 Het privaatrechtelijke accusatoir strafrecht
In 200-300 v.C. valt het Romeinse rijk en aangezien Antwerpen zover van Rome zelf lag, hoorde wij al
snel niets meer van de Romeinen. Vanaf de 5de eeuw verwierven de Germanen militair overwicht in
Europa
De Germanen kwamen met hun eigen recht dat zeer primitief was
• Blijkt uit de Lex Salica => het opgetekende gewoonterecht van de Germanen
• Het recht van de Germanen was het recht van een agrarische, primitieve en gewelddadige
samenleving.
• Na het overlijden van de koning werd het rijk verdeeld onder de mannelijke erfgenamen (in
het Romeinse Rijk bleef de staat na het overlijden als eenheid bestaan => staat bleef als res
republica bestaan
Zowat alles was privaatrecht maar er gold wel een verbod op eigenrichting, men moest het geschil
voor de rechtbank brengen waar volgens Frankisch recht werd geoordeeld. Het proces was accusatoir,
dit betekent dat;
• Er geen proces is zonder klacht => de overheid mocht op eigen initiatief niemand dagvaarden,
er bestond nog geen principe van openbare orde. Hij kon wel mensen uit voorzorg arresteren
maar als er niemand een klacht indiende moest men deze terug vrijlaten.
• Het proces formalistisch verliep, met irrationeel bewijsrecht => opgebouwd vanuit het
godsoordeel (eed afleggen over onschuldigheid, dan proef doorstaan en god zal bepalen en
als je wint ben je onschuldig). De beklaagd moest zijn onschuld bewijzen
Met het wegvallen van de overheidsmacht in de chaotische 10e eeuw kwam er een sterke opbloei van
de private wraakneming.
1.3.2 Het begin van het vorstelijke gezag: de beteugeling van het wraakrecht
Na het jaar 1000 leidde de heropleving van de feodaliteit tot het herstel vh gezag van de rechtbanken
+ de vorsten gingen lijnrecht in tegen de private wraak omdat het de samenleving ontregelde.
De private wraak liep vaak volledig uit de hand => een belediging leidde al vaak tot de doodslag en dit
lokte dan vaak een analoge reactie uit waardoor er een hele private oorlog ontstond (men belande en
in een spiraal van familievetes). En deze duurde vaak generatie lang en duurde vaak tot één van de
clans volledig was uitgeroeid. Moegestreden families konden wel terugvallen op pacificatiestrategiën;
§ Een wapenstilstand met witte vlaggen met als doel onderhandelingen
§ Uitwisselen van gijzelaars als garantie voor de wapenstilstand (gijzelaars konden wisselen en
ze konden ook gekocht worden)
§ Men kon zich als individu aan de oorlog onttrekken maar dit leidde tot een afstoting van de
familie. Men noemt dit een individuele neutraliteitsverklaring en hiermee verlaat je dus
eigenlijk de familie
§ Een vredesverdrag waarbij het gebod tot haat werd omgesmeed tot een gebod tot liefde =>
hierbij werd gezoend en werden huwelijken gesloten
In de 13e-14e eeuw naam de graaf van Vlaanderen de private bemiddelingstechnieken over die al
bestonden. Nu was hij de persoon die gijzelaars bij beide families nam en ze in zijn burcht opsloot om
een wapenstilstand en onderhandelingen af te dwingen met oog op een verzoening. Hij liet zich ook
vaak in met de onderhandelingen waarbij zijn gijzelaars beide partijen tot toegeeflijkheid konden
dwingen.
3
, Jessie Vereecken – 2019-2020
De gijzelaar was t.o.v. graaf en t.o.v. de tegenpartij aansprakelijk voor elke wraakuitoefening door een
lid van zijn clan tegen de vrede in. De gijzelaar kon als gevolg van de vredebreuk worden omgebracht
om verminkt. Maar vaker nam de graaf zijn toevlucht tot zware geldboeten die een volledige
confiscatie vh bezit konden betekenen. Elke familielid kon zo de gijzelaar zijn goederen doen verliezen.
Zoals elke borgtocht werd de aansprakelijkheid van de gijzelaar als subsidiair beschouwd: eerst werd
van de dader de boete geëist. Als er geen verzoening kwam, dan kon de graaf een tussenfase inzetten
van de wapenstilstand. Gijzelaars konden elkaar ook aflossen.
De verzoening gebeurde in de vorm van een feodale leenhulde. De dader beloofde met een feodaal
ritueel (knielen, handoplegging, hulde) plechtige trouw aan 1 of meerdere leden van de andere clan.
Dit ging vaak gepaard met het zwaarddragen = dader gaf benadeelde het zwaard waarmee hij volgens
de heilige wet van de bloedwraak had moeten gedood worden. Hiermee onderwierp hij zich
symbolisch om straf te ondergaan, terwijl tegenpartij zijn vredeswil toont door niet toe te slaan.
Bij verzoening werd ook gezoend en moest zoengeld worden betaald => dit geld werd verdeeld volgens
vierendelen (geld verdeeld volgens de 4 familietakken; de 4 grootouders), waarbij bedrag varieerde in
functie van de verwantschap. Wie moest betalen kon zien op zijn beurt voor terugbetaling verhalen
op zijn familieleden.
Het veterecht zou slechts langzaam verdwijnen. Zelfs de opkomende steden hadden ermee af te
rekenen. De graaf had meer de neiging hard op te treden, terwijl de stedelingen meer nadruk legden
op de eindfase: die van de verzoening. In heel wat steden kwamen arbitrage-instellingen zoals die van
de paisiers. Ze verloren pas in loop 15e eeuw sterk aan belang en verdwenen dan in 16e eeuw.
1.3.3 De publieke actie tegen de misdrijven: over de strafmaat
In 11e eeuw reisden de graven van Vlaanderen het land af om met vaste hand de orde te herstellen en
te handhaven, ze bestrafte misdadigers op de meest gruwelijke wijze. Ze deden dit omdat er een
politioneel apparaat miste en afschrikking moest dit compenseren.
Rond 12OO is de afschrikkingspolitiek in Vlaanderen verdwenen, rechters waren zelfs sterk gebonden
aan de wet (overeengekomen in keuren of charters=> overeengekomen tussen vorst en gebied) bij het
vaststellen van de strafmaat. De doodstraffen bleven bestaan voor de zwaarte misdrijven maar bij
voorkeur paste steden de verbanning toe. Verminkingen bestonden ook nog maar deze konden vaak
worden afgekocht.
Rond 13OO won de afschrikking terug aan belang in de steden als gevolg van sociale onlusten en deze
trend werd niet meer gekeerd.
15-16e eeuw: strafrechtsleer benadrukt sterk de nood om af te schrikken met zeer zware straffen. In
de 16e eeuw kwamen buitenmaatse zware straffen voor zoals lijfstraffen (zelfs bij kleine diefstallen).
De doodstraf werd bij voorkeur openbaar uitgevoerd en vaak voorafgegaan met lijfstraffen. Ophangen
gold voor de gewone burger terwijl de edelen met het zwaard werden onthoofd en radbraken was de
meest gruwelijke vorm van doodstraf. De executieplaats bevond zich vaak aan de rand van de stad op
een zichtbare heuvel of langs een drukke weg en het lijk bleef ter plaatse. MAAR geweld went!
De afschrikkingspolitiek zorgde ervoor dat de rechters de wetteksten naast zich legde en de rechters
begonnen zelfstandig de straf te bepalen en uiteindelijk mocht de rechters zelfs autonoom vastleggen
op voorwaarde dat hij een aantal minimumregels in acht nam. Dood- en lijfstraffen konden pas worden
opgelegd wanneer zij door een algemeen erkende gewoonte of een uitdrukkelijke tekst waren
voorzien en er volledig bewijs was.
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur studentrechten84. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.