Architectuurgeschiedenis van de 20e eeuw
H1 : Het architectuurdiscours op het einde van de 19 e eeuw ‘in welke stijl moeten we
bouwen?’
A. Inleiding tot de 19e eeuw
Drie omwentelingen in de 19e eeuw :
Politieke revolutie (Franse Revolutie 1789) :
Einde van het Ancien Régime (absolute franse monarch regeerde het rijk) zorgde
voor de exit van de adel en de opkomst van een nieuwe sociale klasse : de liberale
burgerij (bankieren, militairen, industriëlen…).
In de 19e eeuw zal deze nieuwe sociale klasse geleidelijk aan de macht
overnemen van de adel.
Industriële revolutie (begon in 1750 in Engeland) :
Uitvinding van o.a. de stroomtrein, machines, fabrieken, massaproductie
Zorgde voor een snelle verstedelijking en plattelandsvlucht en het fenomeen van
de moderniteit
Socio-culturele revolutie : het fenomeen van de moderniteit
Als gevolg van de industriële revolutie zullen termen als individualisering,
rationalisering, verstedelijking en industrialisering sterk hun intrede nemen. Met als
gevolg dat de maatschappij een ware transformatie ondergaat op alle vlakken
(sociaal, economisch, cultureel, technologisch). Het lokale, familiale en traditionele
gaan verloren ten koste van een snel veranderende maatschappij.
Ging samen met de Verlichting : stond voor bevordering van wetenschap en het
intellectuele.
Secularisering : de verwereldlijking zoals die tot uitdrukking komt in
ontkerkelijking, de reductie van religie tot het private terrein en de afname van
de maatschappelijke invloed van religie.
Twee metaforen voor twee tegenstrijdige gevoelens :
- Vooruitgangsgeloof en fascinatie enerzijds (de wereldtentoonstelling)
- Nostalgie en angst anderzijds (het burgerlijk interieur)
1. Vooruitgangsgeloof en fascinatie : de wereldtentoonstellingen van Londen (1851) en
Parijs (1889)
Toen was het een soort strijd waarin verschillende landen met elkaar concurreren op een
slagveld van techniek en consumptie. Industriële naties stelden hun uitvindingen tentoon
om die dan te verkopen.
Nu is dit eerder een reeks van paviljoenen.
, Combinatie van spektakel, vermaak en onderricht :
- Vooruitgang in de meest spectaculaire gedaante
- Soort ‘vieren’ van de ‘beschaving’ en de menselijke inventiviteit.
Concurrentie tussen industriële naties :
- ‘slagveld van consumptie en techniek’ ipv oorlog om territorium
Publiek wordt wereldreiziger :
- Hij ontdekt een totaal nieuwe wereld, zonder daar naar de
andere kant van de wereld te moeten reizen.
- Grote fascinatie voor het exotische
Voorbeelden :
o Crystal Palace, Paxton, London, 1851 :
zo groot dat de bomen van het Hyde Park konden
blijven staan.
o De Palais des Machines, Dutert, Parijs, 1889 :
met verrijdbaar kijkersplatform om de machines te
beleven.
2. Nostalgie en angst : het burgerlijk interieur
De mens zocht naar een ‘safe spot’ in de snel veranderende maatschappij. Hij maakte
van zijn woning een soort van beschermde cocon die hij invult met traditionele
elementen die hij kende, als afscherming tegen de grote transformaties van buitenaf.
Groot onderscheid tussen het publieke en het private, er wordt een
afschermende interne wereld gecreëerd.
Deze nieuwe transformaties en condities leidden tot nieuwe opdrachtgevers en
bijhorende nieuwe programma’s.
Voorbeeld :
o Walter Benjamin : “in zijn interieur
verzamelt hij het verre en het verleden. Zijn
salon is een loge in het wereldtheater… de
van de realiteit vervreemde mens creëert
een eigen wereld in zijn huis.”
o Objecten zorgen voor de gevoelens van
geborgenheid en veiligheid
o Heeft een sterk sentimentele betekenis
Nieuwe condities betekent nieuwe opdrachtgevers en programma’s :
Transport :
Openbaar vervoer : uitvinding van bvb de stoomtrein zorgt voor de aanleg van
stations, spoorwegen en bruggen.
Het fenomeen toerisme ontstaat : ontstaan van (luxe)hotels
, Industrie :
Oprichting van allerhande fabrieken en montagehallen : groot, flexibel, open, veel
ramen…
Opkomst van de gecentraliseerde natie-staat :
De democratie doet zijn intrede en zorgt voor het ontstaan van parlementen,
ministeries en administratieve gebouwen in plaats van vorstelijke paleizen.
Burgerlijke cultuur en consumptie :
Musea, concertzalen, operahuizen, casino’s… (zien en gezien worden)
Grootwarenhuizen, overdekte winkelpassages, galerijen…
Hygiëne en disciplinering :
Ziekenhuizen, sanatoria, kuuroorden, gevangenissen (vrijheid ontnemen ipv handen
afkappen), scholen…
Dit alles in combinatie met bouwtechnische evoluties en nieuwe materialen :
Gietijzer, staal, vlak glas, beton…
B. De Beaux-Arts traditie in de architectuur
L’école des Beaux-Arts in Parijs :
Kunsthistorische en archeologische benadering :
Men wil opnieuw de klassieke geest van de Grieken en Romeinen beheersen en dit
bewijzen in de architectuur. Men hertekent en reconstrueert antieke bouwwerken.
Antieke bouwkunst als referentiepunt (Griekenland, Rome, Egypte)
Ontwerp als academische oefening :
Studenten op deze school krijgen (fictieve) ontwerpopgaves voor monumentale
publieke gebouwen (hallen, kerken, opera’s…).
Principe van de compositie staat centraal (axialiteit, symmetrie, hiërarchie…)
Prix de Rome : ieder jaar mag de beste student voor 2 jaar naar Rome met een
groep van archeologen waar ze een antieke tempel gaan reconstrueren.
In plan zijn de belangrijkste ruimte en circulatie zeer duidelijk zichtbaar
19e eeuwse architectuur vaak zeer functioneel!
Voorbeelden :
o Opera Garnier, Charles Garnier, Parijs, 1857-1874 :
- Axiaal (lange en korte as), symmetrie en hiërarchie.
- Opera zelf is een kleine ovaal in het midden van het
gebouw
- De rest (70%) is circulatie
- Vooral gericht om mensen te ontmoeten, zien en
gezien te worden!
, o Penn Station, Mckim, Mead and White, New York, 1910 :
- Axialiteit, symmetrie en hiërarchie.
- Grote centrale wacht-en vertrekhal met als een eerste
doel een ontmoetingsplaats voor mensen (mag dus
imposant zijn)
- Men wachtte zo lang mogelijk in de grote hal op hun
trein, want de perrons zelf stonken en waren zeer
vervuilend.
- Rest is circulatie!
C. In welke stijl moeten we bouwen?
Heinrich Hübsch : “In welcher Style sollen wir bauen?” (1828)
De Beaux-Arts komt onder vuur te liggen en men vraagt zich af over hoe we eigenlijk
moeten bouwen.
Typisch 19e eeuws : men denkt in stijlen en kijkt zeer veer naar het verleden
Zoekt naar wezenskenmerken van een ‘stijl’
Ontstaan van verschillende strekkingen :
Historicisme : teruggrijpen naar het verleden.
Door de invloed van de opkomende archeologie, wou men in staat zijn om de
harmonische periodes uit het verleden na te bootsen (naïeve gedachte).
In België : de neo-gotiek en neo-renaissance
Neo-gotiek :
- Historische fictie : men wou terugkeren naar de
harmonie van de middeleeuwen als harmonisch,
christelijk maatschappijmodel.
- Ideologisch programma : men wou de katholieke
waarden herstellen en een Vlaamse identiteit
construeren.
- Grote bloei in Vlaanderen : de oprichting van
scholen (oa Sint-Lucasscholen), opleiding van
christelijke architecten, kerken, openbare
gebouwen, private residenties…
- Voorbeeld : Provenciaal Hof, Brugge, Louis Dela Censerie, 1887-1892 en
1914-1921