Zes psychologische stromingen en een client 5e editie - 66 meerkeuzevragen zonder antwoorden, deze moet je zelf opzoeken
Samenvatting boek psychologische stromingen
Tout pour ce livre (131)
École, étude et sujet
Hogeschool Windesheim (HW)
Social Work
Psychologische stromingen
Tous les documents sur ce sujet (7)
9
revues
Par: irisbrinkman1 • 5 mois de cela
Par: rosa58 • 5 mois de cela
Par: martinavisscherdro • 1 année de cela
Par: iilapre • 1 année de cela
Par: aniekvv1 • 2 année de cela
Par: jadetuitert • 3 année de cela
Par: maikevdvelde • 3 année de cela
Afficher plus de commentaires
Vendeur
S'abonner
norah98
Avis reçus
Aperçu du contenu
Samenvatting: Psychologische stromingen
H. 1 Verschillende visies op dezelfde problematiek
1.1 Verschillende visies
Adviezen komen vaak overeen met verschillende psychologische visies op de mens en zijn
mogelijkheden en problemen. Hieruit zijn verschillende therapieën en methodieken
ontwikkeld, zoals:
Cliëntgerichte experiëntiële aanpak. Dit is gebaseerd op de humanistische
psychologie, biedt empathie, een exploratie van de belevingswereld,
onvoorwaardelijke acceptatie en een echt contact.
De cognitieve gedragstherapeut helpt bij het aanpakken van negatieve
denkschema’s en gedragspatronen en het leren van nieuw gedrag.
Door Freud geïnspireerde psychodynamische therapieën kunnen onbewuste of
onhanteerbare gevoelens uit het verleden worden opgespoord en verwerkt of worden
hanteerbaar gemaakt.
De systeemgerichte benadering kijkt naar de sociale omgeving, zowel die in het
hier en nu als die van vroeger.
Oplossingsgerichte therapeuten richten zich niet op het probleem, maar gaan uit
van een positief en toekomstgericht perspectief.
Lichaamsgerichte therapeuten geen tentamenstof.
De praktijkgerichte uitwerkingen van deze banderingen worden ook wel methodieken
genoemd. Methodieken geven aan hoe je abstractie theorieën kunt toepassen in de praktijk
van hulpverlening. Concretere uitwerkingen hiervan zijn methodes en technieken.
1.2 Verschillende visies gedemonstreerd
Bij het biopsychosociaal model wordt er gekeken naar een probleem vanuit de interactie
tussen biologische, psychische en sociale aspecten. Het gaat erom welk gewicht
verschillende factoren hebben bij de manier waarop een stoornis zich ontwikkeld. Hierbij
spelen lichamelijke zaken, psychische mechanismen en sociale invloeden, zoals opvoeding
en positie in de samenleving een rol.
Hersen zijn plastisch: ze kunnen zich aanpassen aan veranderende omstandigheden en ze
kunnen veranderen als de levensstijl en omgeving verandert. Bij alle psychische
stoornissen is een sprake van een verstoring in hersenfuncties, maar dat wil niet zeggen
dat deze als hersenziektes behandeld moeten worden. Er is niet één oorzaak voor een
probleem. Het feit dat er in de hersenen iets is ontregeld, wil niet zeggen dat de oorzaak van
alle problemen die iemand heeft ook als hersenproblemen moeten worden behandeld.
Afhankelijk van de klachten, de hulpvraag, het type ontregeling en de omgeving kan een
probleem op verschillende niveaus (biologisch, psychisch, sociaal) worden aangepakt.
1.3 Doel van het boek en online omgeving
Hbo’ers werken bijna altijd integratief: ze passen bruikbare onderdelen verschillende
theorieën toe. Ze zijn niet bevoegd om een psychiatrische diagnose te stellen.
Een duidelijke theorie helpt bij het scherp krijgen van je methode en de houding die je
toepast.
1.4 Cliëntenparticipatie als vanzelfsprekend onderdeel
Praten óver de cliënt kan nooit zonder praten mét de cliënt. Cliënten hebben waardevolle
ideeën over hoe zij het beste geholpen kunnen worden. Zij hebben ervaringskennis over het
leven met een beperking, stoornis of aandoening. Zij willen vooral ondersteuning bij het weer
mee kunnen doen in de samenleving. De professionele ervaringsdeskundige gebruikt zijn
professioneel referentiekader op een terughoudende wijze. Dat wil zeggen dat de
1
,psychologische theorieën van belang zijn, maar dat de beleving, ervaring en kracht van de
cliënt de aangrijpingspunten moeten zijn. Dit proces heet herstelondersteunende zorg.
De professionele hulp is tegenwoordig minder, de cliënt en het sociale netwerk staan
centraal.
1.5 Toenemende integratie en het belang van de ‘persoon’ van de therapeut
De zorg- en dienstverlener op hbo-niveau werkt meestal eclectisch of integratief. Dat wil
zeggen dat hij methodes en inzichten uit verschillende psychologische stromingen gebruikt.
Psychotherapieën zijn geordend op grond van verschillende componenten van het
psychisch functioneren. Deze componenten worden in verschillende hoeveelheden bij de
behandeling betrokken. Dit ligt aan het probleem van de cliënt.
De ontwikkelingscomponent gaat in op de manier waarop iemand zich in de loop
van zijn leven heeft ontwikkeld (innerlijk, omgeving en biologisch).
De neurobiologische component verwijst naar onze genetische aanleg die zich in
wisselwerking met de omgeving is.
De affectieve component wordt gevormd door onze gevoelens en emoties en de
manier waarop we hiermee om leren gaan.
De cognitieve component bestaat uit denkprocessen, zoals functioneren van ons
geheugen, waarneming en aandacht.
De gedragscomponent heeft te maken met de manier waarop we ons gedragen en
hoe we dat hebben aangeleerd.
De interpersoonlijke component verwijst naar de manier waarop we omgaan met
anderen, met relaties en scheidingen.
De systematische component verwijst naar de sociale systemen waarin we leven of
waarin we zijn opgegroeid, zoals het gezin, de familie en het sociale netwerk.
De positieve psychologie heeft meer aandacht voor wat wel goed gaat en voor de
mogelijkheden die er zijn, dan voor de problemen waarmee iemand zich aanmeldt. Er is
binnen het brede veld van de hulpverlening een verschuiving merkbaar van klantgericht naar
krachtgericht werken.
Een ander verschil tussen psychotherapieën is de mate waarin zij ‘evidence-based’ zijn.
Hiermee wordt bedoeld in hoeverre er wetenschappelijk bewijs is dat de therapie werkt,
ofwel bewezen effectief is. Door de nadruk te leggen op de effectiviteit van de therapeutische
techniek worden persoonlijke eigenschappen van de therapeut bij sommige therapeutische
benaderingen minder van belang.
Twee verschillende therapeuten die dezelfde therapeutische techniek toepassen zijn niet
altijd even succesvol. Dit heeft te maken met het feit dat zij verschillende mensen zijn, met
verschillende eigenschappen en achtergronden. Maar ook de klik met de cliënt is van
belang; de ene therapeut past beter bij een bepaalde cliënt dan de andere.
1.6 Moeten we kiezen voor een bepaalde benadering?
Sommige therapieën en methodieken zijn bewezen effectief. Er zijn ook therapieën de wel
goed theoretisch zijn onderbouwd en ook goed bevallen in de praktijk, maar nog niet
voldoende zijn onderzocht.
Als iets niet evidence-based is, wil dat niet zeggen dat het geen waardevolle of werkzame
therapie is. Sommige therapieën zijn lastiger in objectief meetbaar mechanismen en
resultaten te formuleren dan anderen. Ze zijn moeilijker te onderzoeken. Voor cliënten is het
vaak van belang om een manier van kijken naar zichzelf te leren.
2
,Veel vormen van hulpverlening en psychotherapie leveren iets positiefs op, doordat de non-
specifieke of algemene factoren, die losstaan van de specifieke benadering, belangrijk zijn.
Ook blijkt dat cliënten een manier van kijken naar zichzelf en hun probleem nodig hebben.
Welke dat is, lijkt in veel gevallen niet zo veel uit te maken. Een duidelijk verhaal waarmee je
verder kunt, helpt ook; los van de vraag of dat verhaal objectief waar is.
Lambert
15.00 Lambert (1992) heeft de resultaten van zijn
%
Veranderingen buiten onderzoek naar de effecten van
de40.00
therapie om psychotherapieën schematisch weergegeven
% in een bekend diagram: de taart van
Therapietechniek
30.00 Lambert. In deze taart worden een aantal
% Relatie met en stukken gepresenteerd die de verschillende
bekwaamheid van
verklaringen vormen voor de effecten van
15.00 Placebo-effect psychotherapie. De stukken zijn ongelijk: niet
% elk deel draagt evenveel bij aan het
verbeteren van het welzijn van de cliënt. 30% ben jij als sociaal werker.
Norcross
5.00%
In de taart van Norcross (2002) is te
7.00% Onverklaarbare variantie zien dat cliënten wel wat aan therapie
8.00% Patient
hebben, maar als hun symptomen
afnemen of hun kwaliteit van leven
Therapeutische
45.00% relatie
10.00%
verbetert, dat niet alleen te maken
Behandelmethode heeft met de therapie. De cliënt moet
Kenmerken van de het meeste zelf doen.
psychotherapie
25.00% Psychotherapie werkt, dat staat vast.
Interactie tussen de ther-
apiefactoren Behandeling van een stoornis levert
een positief resultaat op. Het feit dat
‘buiten therapeutische factoren’ eveneens veel invloed hebben, onderstreept het belang van
het werk van sociaal werkers, die zich niet alleen richten op de individuele cliënt, maar ook
op de omstandigheden, financiën, sociale steun en allerlei vaardigheden om het dagelijks
leven het hoofd te bieden.
H.3 Psychodynamische benaderingen
3.1 Inleiding
De psychodynamische benaderingen (PDB) vormen de oudste psychotherapeutische
benaderingen. Ze stammen af van de theorie van Sigmund Freud (1856-1939) met de
psychoanalyse: een patiënt ligt op een bank en vertelt alles wat in hem opkomt.
Freud concentreerde zich op het innerlijk van de patiënt. Hij kwam erachter dat patiënten
zaken blokkeren bij zichzelf, waardoor de patiënt problemen ervaart. Freud ondersteunde de
patiënt om onbewuste zaken toe te laten in het bewuste. Daardoor verliest het onbewuste
een groot deel van zijn ongrijpbare kracht en heeft de patiënt er meer controle over.
De PDB:
Gaan uit van onbewuste wensen en gevoelens. Ze gaan ervan uit dat moeilijke en
angstwekkende gevoelens worden weggestopt of dat men er juist door overspoeld
raakt.
Gaat ervan uit dat problemen afstammen uit de vroege kindertijd.
Men hanteert een ontwikkelingspsychologisch perspectief: problemen worden gezien als
een stagnatie in de ontwikkeling. Pijn, woede en verdriet van vroeger worden in het hier en
nu steeds weer geactiveerd als je iets tegenkomt wat lijkt op de oude situatie. Deze situaties
leveren stress op en gevoelens waarmee je niet om kunt gaan en waarvan je je niet bewust
bent. Die gevoelens uit je dan op een vreemde manier.
3
,Het herhalen van vroegere gedragspatronen en problemen bij mensen die daar niets mee te
maken hebben, noemen we overdracht. We dragen iets van vroeger over op de situatie
waarin we nu leven. Dit gebeurd meestal onbewust. We hebben vroeger niet geleerd om met
bepaalde gevoelens en situaties om te gaan en weten niet goed wat we er nu mee aan
moeten. Op deze manier raken we in een vicieuze cirkel waar we geen vat op lijken te
krijgen. In de psychodynamische therapie gaat het erom om de ongezonde patronen uit
het verleden te doorbreken. De patiënt leert beangstigende en onbekende gevoelens toe te
laten, te benoemen en te begrijpen. Dit wordt affectregulering en mentaliseren genoemd.
3.2 De theorie van Freud
Freud had patiënten met lichamelijke uitvalsverschijnselen vanwege psychische problemen.
Patiënten waren bijv. blind, doof of verlamd zonder dat daar een lichamelijke verklaring voor
was. Dit wordt nu een conversiestoornis genoemd. Freud ontdekte dat klachten afnamen als
patiënten gevoelens en spanningen konden ontladen.
Freud gebruikte eerst hypnose om onbewuste conflicten boven water te halen. Later
gebruikte hij de techniek van de vrije associatie, waarbij de patiënt in een veilige sfeer
aangemoedigd wordt alles te zeggen wat in hem opkomt, ook al lijkt het onbelangrijk. Freud
ging ervan uit dat alles, ook de meest onbenullige gedachte, een betekenis heeft.
Onbewuste zaken hoefde niet meer weggestopt te blijven en konden ‘gewoon’ bij de patiënt
horen. Onbewuste zaken kunnen naar boven komen tijdens vrije associatie, maar ook in
dromen. Freud geloofde dat dromen symbolen bevatten van onbewuste wensen, gevoelens
en herinneringen.
Het duiden (iets van betekenis voorzien) is bij de psychoanalyse erg belangrijk. Veel van
Freuds patiënten waren vrouwen. Zij moesten vooral goede vrouwen en moeders zijn.
Seksuele en agressieve impulsen pasten daar niet bij. Freud ontdekte dat zijn patiënten
seksuele en agressieve neigingen wegstopten waardoor zij stoornissen ontwikkelden.
Vier modellen van De Wolf:
1. Het driftmodel; Accent op verdrongen problemen uit de kindertijd die terug te voeren
zijn op seksuele en agressieve driften.
2. Het objectrelatiemodel; Nadruk op eerste relaties in de vroege kindertijd en de
manier waarop deze een deel van onszelf zijn geworden, verinnerlijkt zijn.
3. Het zelfpsychologisch model: Aandacht gaat niet zozeer uit naar conflicten, maar
naar tekorten. Deze tekorten uit de kindertijd leiden tot een zwakke identiteit.
4. Het interactioneel model; Geen nadruk op innerlijke, maar op problematische
conflicten tussen mensen.
3.2.1 Het driftmodel: Es, Ego en Superego
Het driftmodel stelt dat de mens wordt voortgedreven door seksuele en agressieve driften.
De seksuele drift is een levensdrift, een positieve drift die is gericht op genieten. Het werkt
volgens het lustprincipe: het is gericht op behoeftebevrediging. Als dit niet lukt, ervaren we
spanning. Alles wat gericht is op genieten en op creatieve expressie, ziet Freud als een
uiting van deze (seksuele) levensdrift. Door deze levensdrift hebben wij zin in dingen. Als we
deze onderdrukken, worden we gespannen, dof, depressief en doods. De agressieve drift is
een destructieve drift, gericht op de dood. Iedereen wordt voortgedreven door zowel een
levens- als een doodsdrift.
De driften zijn blinde, aangeboren, biologische krachten. Freud noemde dit
het es. Es is onbepaald. We hebben het allemaal, het kenmerkt ons niet
persoonlijk, maar hoort bij onze soort. Het es bepaalt ons temperament.
Vlak na onze geboorte worden we volledig geleid door driften. Het is een
primair proces, de basis van ons leven. De driften zijn onze motor.
4
, Sommige behoeften hangen samen met een bepaalde leeftijd. Als deze behoeften in deze
periode miskend zijn, kan dat leiden tot een blijvend onbevredigd gevoel dat tot in de
volwassenheid een rol blijft spelen.
Om frustraties te leren verdragen, moet het kind een ik, door Freud ego genoemd,
ontwikkelen dat het es de baas is. Hoe ontwikkelder ons ego is, hoe beter we de discipline
kunnen opbrengen om een uitgestelde behoeftebevrediging en de angsten die dit oproept, te
verdragen. Freud wees op de noodzaak om onze behoeften en impulsen in goede banen te
leren leiden. Een zwak ego is niet opgewassen tegen de driftmatige impulsen en kan zich
ook moeilijk afstemmen op anderen en op de realiteit. Een sterk ego kan de driftenergie
gebruiken om iets goed te organiseren op langere termijn i.p.v. een bevrediging op de korte
termijn.
Het superego bevat geboden en verboden die vanuit de omgeving zijn
geïnternaliseerd, dit wil zeggen dat zij onderdeel van onszelf zijn geworden.
Het superego bevat ideaalbeelden over hoe wij zouden moeten zijn. Het
superego stuurt ons binnenuit. Het zorgt voor bestraffende maatregelen als we onze driften
op een onacceptabele wijze uiten, of als we geen rekening houden met anderen. Deze
straffen kunnen bestaan uit schuldgevoel, moeheid, depressies, dwanggedrag of andere
symptomen. Als het superego kan gebrekkig ontwikkeld is, ontbreekt het gewetensvol
handelen en dan kan iemand zich slecht inleven in de beleving en belangen van anderen.
De driften (behoeften) zijn het es, het ego moet de driften (behoeften) uitstellen of
bevredigen, rekening houdend met het superego.
3.2.2 Ontwikkelingsfasen van Es, Ego en Superego
Orale fase (babytijd): Bevrediging van de driften is gericht op de mond. Als een baby
te weinig heeft ontvangen, kunnen de babybehoeften blijven domineren. Je hebt een
onverzadigde behoeften aan aandacht of je wilt steeds voedsel, snoep, drank of
drugs.
Anale fase (peutertijd): Periode waarin het kind een eigen wil krijgt en zijn ontlasting
(en zijn gedrag) onder controle leert houden. Dit is de koppigheidsfase waarin een
kind een evenwicht moet vinden tussen zijn eigen wil en die van de omgeving. Het
ego ontwikkelt zich. Kinderen die hun wil te weinig mochten uiten, kunnen als
volwassenen dwangmatig ingaan tegen alles wat met gezag te maken heeft of ze
worden overdreven netjes, gehoorzaam en perfectionistisch. Kinderen die hun wil
nooit begrensd zagen, kunnen moeite krijgen met discipline en opdrachten.
Fallische fase (kleutertijd): Geslachtsverschil staat centraal, vader/moedertje of
doktertje spelen. In deze fase staat volgens Freud het oedipuscomplex centraal:
kinderen worden jaloers op de speciale band die vader en moeder hebben en
wurmen zich hier (vaak letterlijk) tussen. Als er in deze fase iets niet goed gaat, zou
je later problemen kunnen krijgen met liefdesrelaties, met seksuele trouw en met
jaloezie. Jongens kunnen blijven steken in het oedipuscomplex en meisjes kunnen
moeite hebben met hun seksualiteit, mogen van zichzelf niet aantrekkelijk zijn en
willen trouw blijven aan moeder. De fantasie komt tot bloei en het superego wordt
gevormd.
Latentiefase (schoolleeftijd): De persoonlijkheidsstructuur (es, ego en superego) is
uitgekristalliseerd. Het kind kan zich meer op de buitenwereld richten en aandacht
besteden aan school en leeftijdsgenoten.
Genitale fase (puberteit/adolescentie): Driften en conflicten worden door hormonen
weer actiever. Iemand kan uitgroeien tot een volwassene.
Als conflicten uit de verschillende fasen niet goed zijn opgelost, blijven ze actief. Vooral bij
stress kan regressie (terugval) naar gedrag uit een kinderlijke fase optreden. Als er sprake
is van fixatie in een bepaalde fase, ben je overgeleverd aan behoeften en gedragingen uit
5
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur norah98. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.