Inleiding tot de jeugdhulp
Inhoud cursus
1. Leerlingbegeleiding
2. Gezinnen met jongere kinderen
3. Private algemeen welzijnswerk (AWW)
4. Hulp aan personen met beperking Sectoren jeugdhulp
5. Bijzondere jeugdzorg (BJZ)
6. Geestelijke gezondheidszorg (GGZ)
7. Andere sectoren zoals vluchtelingenkinderen
CIJFERS, JAARTALLEN NOOIT LEREN!!!
Inleiding
A. De welvaartsstaat en sociale zekerheid in België
B. De verschillende niveaus van het beleid m.b.t. kinderen,
jongeren en welzijn
1. De welvaartsstaat:
korte historiek en definitie
• Onze samenleving heeft een evolutie ondergaan:
Nachtwakersstaat (=de overheid moet zich niet moeien met het maatschappelijke leven van
de burgers, enige taak overheid is veiligheid en orde garanderen)
moderne welvaartsstaat
actieve welvaartsstaat (vandaag de dag)
Nachtwakersstaat (tot eind 19e eeuw)
Overheid moest zich niet mengen in het maatschappelijke leven van de burgers, was
enkel bezig met veiligheid en orde
Men was niet bezig met welvaart
De armenzorg en gezondheidszorg werd door private initiatieven behartigd (bv:
religieuze gemeenschappen, nonnen).
1
, Vanaf begin 20e eeuw: eerste tekenen van een welvaartsstaat
Welvaartsstaat = “de samenlevingsvorm waarbij een aantal grondrechten van de
burger, met het oog op zijn materiële welvaart en de bevordering van zijn kansen tot
ontplooiing, binnen een wettelijk raamkader, effectief gewaarborgd worden. Dit alles
binnen het raam van de parlementaire democratie en met behoud van de
markteconomische productiewijze. (Deleeck, H. (2008), De architectuur van de
welvaartstaat opnieuw bekeken. Leuven: Acco, p.21)”
= samenleving waarbij de overheid zich bezighoudt met de grondrechten van de
burger
Focus op rechten burger
• Grondrechten (geschreven in 1831)
e
Overheid gaat zich 1 generatie: privacy
wel moeien met 2e generatie: sociale grondrechten (recht op onderwijs, recht op behoorlijke
onderwijs, welzijn huisvesting, recht op gezondheid,…) -> art 22 ter: alle personen met beperking recht
en huisvesting op inclusie
3e generatie: duurzaamheid, milieu
Vanaf 1945: moderne welvaartsstaat/verzorgingsstaat
Periode van economische bloei
Overheid investeert in rechten van de mens
verregaande overheidsingrijpen in de economie en het maatschappelijk leven: de
overheid wil voor iedereen welvaart en welzijn garanderen o.a. door bescherming te
bieden tegen belangrijke sociale risico’s, vb. werkloosheid of het hebben van
kinderen.
In deze periode:
stijging lonen
daling arbeidsduur
democratisering onderwijs
vervangingsinkomens
welzijnssector wordt sterker ontwikkeld:
Bv: sector pmh, BZJ.
Bv: Democratisering onderwijs: langzaamaan komen er meer mogelijkheden tot de toegang van het
onderwijs, niet enkel gereserveerd voor mensen uit rijke klassen, ook burgerklasse
(bron: Groenez (2008). Onderwijsexpansie en democratisering in Vlaanderen . www.kuleuven.be)
2
,Vrouwen (democratisering)
- 20% vrouwen hebben diploma hoger secundair
onderwijs (1910-1920)
- 40% heeft diploma HO (1970-1980)
- 98% heeft diploma lager secundair onderwijs
Steeds meer vrouwen die hun diploma behalen
Maar vanaf jaren 70:
economische crisis: overheid had andere prioriteiten dan welzijn
gevolg: lange wachtlijsten in welzijn
Sommige uitkeringen worden afgeschaft, andere verminderd
bv kindergeld, hierop ging overheid besparen vanaf 1970
• Vanaf jaren 90: ‘Actieve’ welvaartsstaat terug een evolutie
Focus ligt op rechten (gezondheidszorg, leefloon), maar er liggen plichten tegenover
(bv leefloon - engageren om job te vinden)
Idee: het individu moet actief streven naar participatie en sociale integratie. Hij /zij
moet dus zijn verantwoordelijkheid opnemen. De nadruk ligt op participatie via de
arbeid.
De overheid moet daartoe kansen bieden: rechten (o.a. recht op onderwijs), welzijn
Evenwicht tussen rechten en plichten.
Welvaartsstaat: 40% van het Belgische BNP gaat naar sociale uitkeringen en sociale
diensten (bv: onderwijs, sociale zekerheid).
• De welvaartsstaat voorbij?
Nederland: burger is de verzorgingsstaat ontgroeid ―› participatiesamenleving
• Snel terugtredende overheid
• Nadruk op ‘eigen verantwoordelijkheid’, ‘eigen kracht’, ‘regie over eigen
leven’
• Vb: ouderparticipatiecrèche (ouders regelen zelf opvang bv ene week
kinderen naar gezin A, week erna naar gezin B,…)
• Maar ook: wantrouwen t.o.v. burger die zorg ontvangt (‘profiteur’).
Waait deze visie ook over naar Vlaanderen?
3
, • Discussiepunt: De welvaartsstaat voorbij???
Lippens: “De welvaartsstaat is voorbij. Mensen begrijpen dat niet. Ze willen stoppen met werken op
hun 60e, ze willen steun van het OCMW en ook nog eens vette pensioenen: dat kan gewoon niet
meer. De mensen blijven vasthangen aan dromen. Ze denken dat de structuur die 30, 40 jaar heeft
bestaan, tot in de eeuwigheid kan voortleven. (…) Het is niet meer betaalbaar. Het zijn toch niet de
doppers die jobs creëren, of wel? 90% van de aandacht gaat naar de 5% van de mensen die het
moeilijk heeft. Zouden we ons niet beter bezighouden met de 90% die het níét moeilijk heeft? De
overgrote meerderheid krijgt het moeilijk door de wetgeving voor die 5%.”
2. De sociale zekerheid (SZ)
= basis van onze welvaartsstaat.
= het geheel van voorzieningen met als doel de financiële bestaanszekerheid van de burgers
door bepaalde sociale risico’s te dekken. Bv je moet maar een klein deel betalen als je naar
huisarts gaat, vakantiegeld, hebben van kinderen
• % mensen in armoede zou 44% zijn indien SZ niet zou bestaan
• 2 functies:
Vervangingsinkomen voorzien bij verlies van arbeidsinkomen bv werkloosheid,
pensioen, ziekte-uitkering
Aanvulling op inkomen voorzien bij bepaalde sociale lasten bv vakantiegeld
• 3 stelsels van sociale zekerheid
Werknemers
- Groeipakket
- Pensioen
- Vakantiegeld
- Uitkeringen in geval van ziekte, werkloosheid
Zelfstandigen
- Geen ziekte-uitkering
- Geen vakantiegeld
- Geen back-up als men failliet is
- Groeipakker
- Pensioen
- Ziekte-uitkering
Ambtenaren
- Betalen minder sociale zekerheidsbijdragen
- Niet verzekerd tegen werkloosheid
4