Infectiebeheersing
1. Ziekenhuishygiëne en infectiepreventie
1.1. Hygiëne
- = de zorg voor het in stand houden van de gezondheid (toestand van optimaal lichamelijk,
geestelijk en maatschappelijk welzijn)
- —> het voorkomen van ziekten
1.2. Ziekenhuishygiëne
- = de wetenschap die bestudeert hoe de gezondheid van patiënten die in het ziekenhuis of
een zorginstelling verblijven, gevrijwaard kan worden
- —> er wordt naar gestreefd in het het ziekenhuis of de zorginstelling dergelijke
omstandigheden te scheppen dat de patiënt geen bijkomende hinder of schade voor zijn
gezondheid ondervindt
- schade door langdurig verblijf in ziekenhuis = hospitalisme
- —> schade mogelijk op 3 domeinen
- 1. sociaal/maatschappelijk gebied
- verliest een deel van zijn vrijheid —> de patiënt is ontheemd
- 2. psychisch vlak
- depressief, angstig
- 3. fysiek gebied
- chirurgische fouten, medicatie fouten
1.3. Infectiepreventie
- preventie en beheersing van ziekenhuisinfectie
- —> infecties die niet bestonden op het ogenblik van de opname van de patiënt, maar
die hij verworven heeft tijdens zijn verblijf in het ziekenhuis
- maatregelen zodat kiemen van een patiënt niet verder over het ziekenhuis verspreid
worden —> infectiepreventiemaatregelen
- isolatiemaatregelen
- aseptische technieken
- reiniging, ontsmetting, sterilisatie
- …
1.4. Hospitalisme
- = schade door langdurig verblijf in ziekenhuis
- fysiek hospitalisme
- niet infectieus :
- lichamelijke schade
- financiële schade
- schade aan goederen
- infectieus :
- ziekenhuisinfectie (tot 20% van de patiënten)
- dit zijn :
- schade aan goederen
- ongevallen
- nevenwerkingen van ontsmettingsmiddelen
- schade ten gevolge van een ingreep (chirurgische fouten)
Pagina 1 van 45
, - doorligwonden (decubitus)
- medicatie fouten
- ziekenhuisinfecties
- psychisch hospitalisme
- de patiënt moet de onrustigheid over het verloop van zijn ziekte verwerken : daardoor
wordt hij soms angstig en depressief
- er kunnen moeilijkheden voortkomen uit het contact met het ziekenhuis, de nieuwe
ongekende omgeving en het personeel :
- er kunnen communicatiestoornissen optreden
- patiënt kan het gevoel hebben als een nummer behandeld te worden
- indruk hebben dat zijn klachten niet ernstig worden genomen
- ontevreden zijn over de verzorging
- —> meerdere oorzaken zorgen ervoor dat de patiënt zich ongelukkig kan voelen en
psychische schade kan ondervinden
- sociaal hospitalisme
- heeft voor de patiënt meerdere negatieve aspecten :
- is uit zijn vertrouwde milieu weggerukt
- wordt overgebracht naar een andere wereld met nieuwe relaties
- moet zich aanpassen aan een andere dagindeling en aan bestaande
reglementen
- verliest een deel van zijn vrijheid
- —> de patiënt is ontheemd
- psychosociaal schade (hospitalisme)
- factoren :
- verlies van contact met de eigen sociale omgeving
- inactiviteit en verlies van zelfstandigheid
- gebruik van kalmerende- en slaapmiddelen
- zakelijke houding van het personeel en de weinig huiselijke sfeer
- verlies van het persoonlijke
- toestand van angst, hulpeloosheid en onwetendheid
- verlies van toekomstperspectief
- geluidshinder
- risicogroepen
- psychosociaal hospitalisatiesyndroom bij :
- kinderen
- chronisch zieken
- psychiatrische patiënten
- patiënten op een intensieve-zorgafdeling
- kan zich uiten in gedragsverandering bij de patiënt
- minder interesse
- toenemende afhankelijkheid
- verlies van inzicht in eigen sociale rol
- regressie (achteruitgang)
- neerslachtigheid
- apathie (gebruik aan emotie)
Pagina 2 van 45
,2. Ziekenhuisinfecties en zorginfecties
2.1. Historische ontwikkeling
2.2. Begripsomschrijving
- besmetting
- = het overgaan van een micro-organisme vanuit een bron via een weg naar iets of
iemand
- kolonisatie
- zodra micro-organismen zich na besmetting bij de mens handhaven
- infectie
- wanneer micro-organismen ziekteverschil veroorzaken, zoals koorts, roodheid, pijn of
zwelling —> wanneer iemand na een besmetting ziek wordt
- verschijnselen lokale infectie —> rubor, calor, dolor, tumor
- inflammation
- calor : warm
- rubor : hoge temperatuur / rood
- tumor : groot (zwelling)
- dolor : pijn
- functie laesa : functie beperking
- ziekenhuisinfectie
- infecties die optreden bij patiënten tijdens of in aansluiting op hun verblijf in het
ziekenhuis
- zorginfectie
- infectie als gevolg van het toedienen van zorg, onafhankelijk van waar de zorg
plaatsvond
- endogene infectie (self-infection)
- de infectie wordt veroorzaakt door een micro-organisme dat reeds op het moment
van opname van de patiënt in het ziekenhuis bij hem aanwezig was
- —> de patiënt besmet zichzelf
- kruisinfectie (exogene infectie)
- ziekenhuisinfecties die ontstaan door besmetting van de patiënt met micro-
organismen uit het ziekenhuismilieu
- wordt besmet door zorgverlener of contact met andere patiënten
- endemie
- als een ziekte regelmatig en verspreid in een bevolkingsgroep voorkomt (niet op een
bepaalde plaats of bepaalde tijd)
- bv. : waterpokken in onze regio & cholera, malaria in tropische landen
- epidemie
- als een ziekte bij een groot aantal mensen van een bevolkingsgroep binnen een
bepaalde tijd optreedt
- bv. :
- griep-epidemie in België (= seizoensgebonden epidemie)
- ebola-epidemie in Afrika (slechts enkele landen bij betrokken)
- pandemie =
- een epidemie dat zich wereldwijd, of over een zeer grote gebied voordoet , dat internationale
grenzen overschrijdt en meestaal een groot aantal mensen treft
Pagina 3 van 45
, - 1. ziekteverwerkers :
- bacteriën, schimmels, virussen
- 2. besmettingsbronnen :
- mensen, dieren, voorwerpen, …
- 3. uitgangspoort :
- bloed, lichaamsvochten, feces, urine, …
2.3. besmettingscyclus - 4. verspreidingsweg :
- overdracht via lucht, contact, ongedierte
- 5. ingangspoort :
- niet-intacte huid, slijmvliezen
- 6. ontvankelijke gastheer :
- gevoelig, verminderde afweer
- kiemen
- besmettingsbron
- —> uitgangspoort
- overdrachtswegen
- ingangspoorten
- gastheer
- factoren waardoor een besmetting tot een infectie evolueert (kiemen)
- 1. aantal kiemen
- MID (minimale infectieuze dosis) : het aantal kiemen dat nodig is om een infectie te doen
ontstaan —> hoe lager de MID is, hoe belangrijke de voorzorgsmaatregelen zin
- 2. de virulentie van de kiemen
- = kracht om een infectie te veroorzaken
- conventioneel pathogene (veroorzaken steeds een infectie, bv. staphylococcus aureus)
- conditioneel pathogene (veroorzaken een infectie onder bepaalde omstandigheden )
- opportunistisch pathogene (veroorzaken enkel infectie bij een verminderde weerstand)
- 3. de groeisnelheid van de kiemen
- afhankelijk van : soort kiem, milieu (warmte, vocht)
- 4. algemene en lokale weerstandsvermogen
- door ziekte of behandeling
- wegvallen natuurlijke uitwendige verdedigingsmechanismen
- verschillende soorten infectiebronnen (besmettingsbron)
- 1. personeel
- kan drager of strooier van deze kiem zijn
- 2. patiënt
- geïnfecteerde patiënt verspreidt meer virulentere kiemen
- 3. gebruiksvoorwerpen
- vooral vloeistoffen en vochtige voorwerpen zoals pincet, glas, ontsmettingsstof, zalf,
voeding (vooral bij verzwakte patiënten), …
- uitgangswegen
- daar waar de micro-organismen de bron verlaten
- bv. rectum, wonden (huid), mond, neus, …
- verschillende overdrachtswegen
- 1. lucht
- 2. rechtstreeks contact
- 3. onrechtstreeks contact
- door handen van personeel en gemeenschappelijk gebruikt materiaal
Pagina 4 van 45