19-20
ontwikkelingspsychologie
, Ontwikkelingspsychologie
Ontwikkelingspsychologie
Inleiding
Ontwikkelingsfasen
p. 29
Ongeborene/pasgeborene < 0 j.
Baby 0 – 1,5 j.
Peuter 1,5 – 3 j.
Kleuter 3 – 6 j.
Lagereschoolkind 6 – 12 j.
Adolescent 12 – 18 j.
Ontwikkelingsdomeinen
p. 29
De lichamelijke ontwikkeling ( = groei, lichaamsbouw, gewicht)
De motorische ontwikkeling ( = bewegingen, grove en fijne
motoriek)
De tekenontwikkeling ( = deel van de motoriek, bv.kopvoeters)
De perceptuele ontwikkeling ( = zintuigen, waarnemen)
De cognitieve ontwikkeling ( = denken)
De taalontwikkeling (= eerste woordje, wenen is de 1e
communicatie bij baby’s)
De schoolse ontwikkeling (= taakbereidheid, is het kind
gemotiveerd om taken te maken?)
De spelontwikkeling (= aan spelregels houden, fantasiespel,
logica in spellen zien)
De seksuele ontwikkeling ( = leren kennen van eigen geslacht en
gender, verkennen van het lichaam, de daarbij bijkomende
gevoelens)
De morele ontwikkeling ( = waarden en normen, wat is wel/niet
goed, besef van goed en kwaad)
De sociaal-emotionele ontwikkeling (= samenspelen, vriendjes
maken)
De persoonlijkheidsontwikkeling ( = identiteitsontwikkeling, hoe
je persoonlijkheid groeit)
1
, Ontwikkelingspsychologie
Samenhang van de domeinen:
- Je hebt vingers (lichamelijke ontwikkeling) nodig om te kunnen
tekenen (tekenontwikkeling)
- Weten hoe een huis eruit ziet (perceptuele en cognitieve
ontwikkeling) voor je er eentje kunt tekenen (tekenontwikkeling)
Wat is ontwikkelingspsychologie?
p. 13
Ontwikkeling
= veranderen van lichaam en geest (bv. Lenigheid gaat na een tijd wat
weg)
= verwerven van nieuwe mogelijkheden (bv. Leren lopen, praten,…)
= verliezen van een bepaalde functie of vaardigheid (bv. Melktanden
verliezen)
≠ momentopname
≠ herhaalbaar
Psychologie
= wetenschap die het kennen, denken, voelen & streven en het
gedrag van de mens bestudeert
Ontwikkelingspsychologie
= bestudeert hoe het gedrag, het denken en het beleven van
mensen evolueert over de verschillende levensfasen
Bepaalde ontwikkelingen/vaardigheden moeten op een bepaald
moment gebeuren, en ook juist gebeuren omdat ze onomkeerbaar
zijn. Bv. AN praten en ze niet in dialect leren praten.
De ontwikkelingsfactoren
P.16
1 De Natuur = Nature
2 De omgeving = Nurture
3 Zelfbepaling
hij kan zelf omstandigheden scheppen waarin hij zijn eigen
doelen, keuzes en waarden probeert te verwezenlijken.
persoonlijkheid (denk aan een kind dat uit een slechte
thuissituatie komt, deze kan zelf kiezen om wel te gaan studeren
en niet zoals zijn ouders van het OCMW gaan leven).
Nurture Nature
Zelfbepaling (3e ontwikkelingsfactor) 2
, Ontwikkelingspsychologie
Wat is Nature & Nurture?
p.16
Nature
= je natuur, je erfelijke aanleg. Hetgeen waarmee je geboren bent.
De aanlegtheorie gelooft dat je ontwikkeling hoofdzakelijk wordt
bepaald wordt door je aanleg. Wat het kind meemaakt in zijn
opvoeding brengt hooguit enkele wijzigingen aan in datgene wat het
kind aan mogelijkheden in zich heeft. M.a.w. de omgeving bepaalt niet
wat er ontwikkelt, maar enkel dat er een ontwikkeling kan
plaatsvinden.
Nurture ( = voeden)
= je omgeving je land, je cultuur, de dingen die je hebt
meegemaakt.
De milieutheorie gaat ervan uit dat de ontwikkeling van een persoon
hoofdzakelijk bepaald wordt door zijn of haar omgeving. Je wordt bijna
volledig bepaald door het milieu waarin je opgroeit en door je
opvoeding. Binnen deze theorie wordt aan opvoeding dan ook
onbegrensde mogelijkheden toegekend. M.a.w. de erfelijkheid
(=nature) bepaalt niet WAT er ontwikkelt, maar enkel DAT er een
ontwikkeling kan plaatsvinden.
Stromingen binnen de ontwikkelingspsychologie
p.19
1 Psychodynamisch perspectief
2 Behaviorisme
3 Cognitivisme
4 Evolutionair of ethologisch perspectief
5 Contextueel of ecologisch perspectief
Psychodynamisch perspectief
De oudste en 1e stroming
3