Complete samenvatting Natuur & Techniek (leerstof voor toelatingstoets)
2 vues 0 fois vendu
Cours
Natuur & Techniek
Établissement
Natuur & Techniek
Book
Natuuronderwijs inzichtelijk
"Beheers de basis van natuur en techniek met deze uitgebreide samenvatting. Van de levenscyclus van een vlinder tot de werking van een eenvoudige machine, alle belangrijke concepten uit het boek 'Natuuronderwijs inzichtelijk' zijn helder toegelicht."
Natuur en techniek
Biologie
Cellen
Cellen
- Planten en dieren bestaan uit cellen. Er zijn duidelijke verschillen tussen dierlijke en
plantaardige cellen.
- Alle planten, schimmels, bacteriën en dieren bestaan uit cellen.
- Cellen zijn de bouwstenen van levende wezens ofwel
organismen.
- Cellen die tot hetzelfde weefsel behoren hebben dezelfde vorm en functie.
Cel
Kleinste organisatie-eenheid (bouwsteen) van een organisme.
Soorten cellen + functie
- Elke cel is anders.
- Welke vorm de cel heeft hangt samen met de functie van de cel. Een zenuwcel is
bijvoorbeeld heel lang en smal omdat hij overal in het lichaam moet komen. Een huidcel is
heel rechthoekig en stevig omdat ze je lichaam moeten beschermen.
- Elke cel heeft zijn eigen functie:
Zenuwcellen: geleiden elektrische pulsen.
Kraakbeencellen: zorgen voor stevigheid en flexibiliteit.
Darmepitheel: zorgen voor opname van voedingsstoffen.
Gladde spiercellen: zorgen voor beweging in bloedvaten en darmstelsel.
Rode bloedcellen: zuurstoftransport.
Botcellen: zorgen voor stevigheid.
Dwarsgestreepte spiercellen: zorgen voor beweging in skeletspieren.
Wangslijmvliescellen: zijn plat, sluiten goed aan en dekken het onderliggende weefsel af.
Protoplasma
- Alle levende inhoud van een cel noem je samen het protoplasma.
- Bij planten en dieren bestaat het protoplasma uit een cytoplasma en een kern.
Cytoplasma
- In het cytoplasma drijven de organellen.
- Binnen in de mensen cel vinden we het cytoplasma.
Organellen
- Organellen zijn onderdelen van de cel met een bepaalde functie.
- Met een lichtmicroscoop kun je sommige organellen waarnemen.
Menselijke cel
- De menselijke cel bestaat uit een aantal onderdelen:
Celmembraan: het dunne vliesje die om de cel zit noemen we het celmembraan.
, Cytoplasma: een stroperige vloeistof in de cel.
Celkern: de celkern zit in het cytoplasma. De celkern regelt bijvoorbeeld dat er
nieuwe cellen gemaakt worden.
Plantencel
- Net zoals bij een dierlijke cel vind
je in een plantencel de
onderdelen: cytoplasma, celkern
en celmembraan.
- Plantencellen hebben ook een
celwand, een vacuole en plastiden.
- Toelichting van de onderdelen op
de foto:
Plastiden: een soort korrels.
Uitleg hieronder.
Celmembraan: de buitenste
laag van het cytoplasma is een
dun vlies: het celmembraan.
Het zorgt ervoor dat alle cel
onderdelen binnen de cel
blijven en geeft de cel vorm.
Vacuole: is een blaasje gevuld met vocht. Een vacuole is omgeven door een
vacuolemembraan. Jonge plantencellen bevatten meer vacuolen. Oude plantencellen
hebben 1 grote centrale vacuole die stevigheid geeft. De cellen zijn als het ware
opgepompt met water. Plantencel heeft 1 centrale vacuole, dierlijke cellen hooguit
enkele kleine.
Cytoplasma: bestaat uit een stroperige substantie waarin organellen drijven. Het
cytoplasma bestaat voor 60% tot 95% uit water. Bij plantencellen ligt het cytoplasma in
een dunne laag tegen de celwand aan. Dat heet wandstandig cytoplasma.
Celwand: het cytoplasma van een plantaardige cel vormt een stevig laagje om de cel
heen: de celwand. De celwand is tussencelstof en behoort niet tot de cel. Celwanden
zorgen voor stevigheid. De celwand bij planten bestaat uit cellulose. De celwanden van
naburige cellen sluiten vaak niet precies aan. Tussen de celwanden komen dan kleine
holten voor: de intercellulaire ruimten. Deze holten zijn gevuld met water.
Celkern: de celkern bestaat uit kernplasma. De celkern regelt allerlei processen in de cel.
In de kern liggen de chromosomen.
Kernmembraan: de buitenste laag van het kernplasma is het kernmembraan.
Cellulose
Cellulose is een koolhydraat dat o.a. dient als bouwstof van celwanden.
Plastiden
- In het cytoplasma van plantencellen komen plastiden voor. Voorbeelden van plastiden zijn:
Chloroplasten: bladgroenkorrels. Deze korrels geven de plant een groene kleur.
Chromoplasten: gekleurde korrels, bijvoorbeeld rood of oranje. Chloroplasten zijn
veranderd in chromoplasten. Een tomaat is bijvoorbeeld eerst groen en kleurt daarna
rood.
Leukoplasten: zetmeelkorrels. Hier slaan planten hun reservevoedsel op. Leukoplasten
vind je o.a. in aardappelen.
,Dierlijke cel
- Als je een dierlijke cel met een lichtmicroscoop
bekijkt, kun je een aantal onderdelen
herkennen.
- Toelichting van de onderdelen op de foto:
Celmembraan: de buitenste laag van het
cytoplasma is een dun vlies: het
celmembraan. Het zorgt ervoor dat alle cel
onderdelen binnen de cel blijven en geeft
de cel vorm.
Celkern: de celkern bestaat uit kernplasma.
De celkern regelt allerlei processen in de
cel. In de celkern zitten de chromosomen
met de erfelijke eigenschappen. De
chromosomen met erfelijke eigenschappen
noem je DNA.
Kernmembraan: de buitenste laag van het kernplasma is het kernmembraan. Dit
membraan zorgt ervoor dat de chromosomen met erfelijke eigenschappen (DNA) in de
kern blijven.
Cytoplasma: het cytoplasma bestaat uit een stroperige basissubstantie waarin organellen
drijven. Het cytoplasma bestaat voor 60% tot 95% uit water.
Celwand
- Aanwezig in een plantaardige cel. Niet in een dierlijke cel.
- Doorlaatbaar voor alle stoffen.
- Je kunt de celwand vergelijken met een laag karton om
de cel. Het geeft de cel stevigheid maar vormt geen
barrière naar de buitenwereld. Water en de daarin
opgeloste stoffen kunnen er makkelijk doorheen.
- De celwand is een product van de cel.
- De celwand bestaat uit 2 cellulose vezels en soms ook uit
houtstof en kurkstof.
- De functie is vooral stevigheid.
- Planten, schimmels en bacteriën hebben een celwand om hun cellen.
Bacteriën
- Geen celkern.
- Wel een celwand.
- Geen bladgroenkorrels.
De huid
- De opperhuid bestaat uit de hoornlaag en kiemlaag.
- Onder de opperhuid ligt de lederhuid.
- In de huid liggen pijnzintuigen die samenwerken met de zenuwen en hersenen.
- Ze worden samen het orgaan de huid, een orgaanstelsel. Namelijk je zenuwstelsel.
Hoornlaag
In de hoornlaag liggen resten van dode cellen die je lichaam afdekken. Zo kunnen vuil en bacteriën
niet naar binnen.
, Kiemlaag
In de kiemlaag worden steeds nieuwe cellen gemaakt die naar boven toe opschuiven. Zo blijft de
hoornlaag dik genoeg.
Lederhuid
Dit deel van je huid bestaat voornamelijk uit eens stevig en elastisch weefsel: het bindweefsel. Je
vindt hier ook haarzakjes, zweetklieren, zenuwuiteinden, bloedvaten en talgklieren.
Celmembraan
- Aanwezig in een dierlijke cel en in een
plantaardige cel.
- Een heel dun vlies, vergelijkbaar met
een zeepbel.
- Zo dun dat je hem met een
lichtmicroscoop niet kunt zien.
- Vervormt gemakkelijk en gaat snel
kapot.
- Bestaat uit een speciaal soort
vetmoleculen die ten opzichte van
elkaar kunnen schuiven.
- De functie is het selecteren van de stoffen die de cel in en uit mogen. Voor die stoffen zijn er
speciale transportkanaaltjes of transportpompjes. Die pompjes kosten energie.
- Andere stoffen kunnen de membraan niet passeren, maar gasmoleculen zoals zuurstof en
koolstofdioxide zijn zo klein dat ze wel door de membraan heen kunnen.
Organisme
- Is een levend wezen: een bacterie, schimmel, plant of dier.
- Organismen vertonen levensverschijnselen zoals zich voortplanten, zich voeden en reageren.
- Alle organismen (levende wezens) bestaan uit cellen.
- Soms kunnen organismen leven als eencellige. Bijvoorbeeld het pantoffeldiertje.
- De meeste organismen bestaan uit meerdere cellen. Niet allemaal.
- In meercellige organismen komen ook cellen voor die afzonderlijk leven. Bijvoorbeeld
bloedcellen. Witte en rode bloedcellen leven afzonderlijk van elkaar in het bloedplasma.
Weefsel
- Een groep met dezelfde cellen, zowel qua
vorm als functie, heet een weefsel.
- Er zijn veel verschillende weefsels. Ieder
weefsel heeft zijn eigen functie.
- De vorm van de cellen in een weefsel zijn
afhankelijk van de functie in het weefsel.
- Weefsel is gevormd uit cellen, dit zijn je cellen
van je opperhuid.
- Voorbeelden van weefsels zijn: bindweefsel,
hoornlaag, kiemlaag.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur paboodyssee. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €25,57. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.