Deze uitgebreide samenvatting van het vak Goederen- en bijzondere overeenkomstenrecht aan de KU Leuven is gebaseerd op de lesnotities van twee studenten, aangevuld met gedetailleerde informatie uit de slides van de colleges en het boek 'Vermogensrecht in kort bestek''. Het vak werd gedoceerd door p...
Onderscheid tussen deze 2 dateert uit Romeinse periode
o Met de 2-deling in de codex van deze rechten (boek II en boek III) wilde wetgever
reageren tegen Ancien Régime, waar feodale stelsel op een verstrengeling tussen
zak. en per. rechten was gebouwd.
Belang van het onderscheid -> onderscheid is niet zuiver + heeft belangrijke
consequenties
o enkel zak. rechten uitgerust met attributen van zak. rechten
o Verschillende verjaringsregime:
▪ Pers. vordering (met uitz. vordering wegens buitenco. ah) verjaart na 10j
(art 2262bis OBW)
▪ Sanctionering van zak. rechten verjaren na 30j (art 2262 OBW)
o Verschillende territoriale bevoegdheidsregeling
▪ Pers. rechtsvorderingen moeten worden gebracht voor rechter van
woonplaats vd verweerder
▪ Onroerende zak. rechtsvorderingen behoren tot exclusieve bvgh vd
rechter vd plaats waar goed gelegen is
o Verschillend publiciteitsmechanisme:
▪ Enkel zak rechten kunnen en moeten worden bekendgemaakt
● Zak rechten op schuldvordering: kennisgeving aan of erkenning
door schuldenaar van die vordering (op naam bekendgemaakt)
● Roerende zaken: door het bezit
● Onroerende zak. re door de hypothecaire publiciteit
Zakelijke rechten hebben dus een grotere tegenwerpelijkheid = absolute gelding van
zakelijke rechten
§2 De klassieke leer: een scherpe tweedeling
● Volgens de klassieke leer (Henri de Page): objectief criterium ‘onderscheid tussen zakelijke en
persoonlijke rechten’
○ Pers. rechten creëren rechtsverhouding tussen 2 rechtssubjecten -> verleent
aanspraak van subject op subject
■ SE <-> SA (deze verbindt zich tot een bepaalde prestatie)
EXTRA: Persoonlijk recht kan bij wanprestatie van SA tenuitvoergelegd worden op volledige
vermogen van SA (art 3.36 BW) -> dat vermogen pas op ogenblik tenuitvoerlegging vd Sv
gefixeerd (tot zolang heeft pers. recht een subjectief karakter)
, 2
○ Zak. rechten creëren rechtsverhouding tussen een rechtssubject en rechtsobject ->
verleent recht op object
● KRITIEK op het klassieke onderscheidingscriterium:
○ Ze vergelijkt appelen met peren: klassieke benaderingswijze vermengt beiden op
grond van misvatting dat zak. rechten niet afdwingbaar zouden zijn tegenover
personen en pers. rechten niets met goederen te maken zouden hebben => fout
■ Persoonlijke rechten kunnen ook betrekking hebben op goederen (vb: goed
uitlenen -> ontlener verkrijgt pers. recht op dat goed, huurrecht of een
eenzijdige verkoopbelofte…)
■ Dematerialisering van het goederenrecht: zakelijke rechten rusten steeds
vaker op onlichamelijke goederen, waaronder pers. rechten.
■ Zak. rechten doen ook rechtsverhouding tussen personen ontstaan (vb:
erfdienstbaarheid, vruchtgebruik, mede-eigendom… -> er ontstaan
wederzijdse verplichtingen en rechten tussen de partijen die op identieke
wijze afdwingbaar zijn als verbintenisrechtelijke aanspraken)
§3 De leer van het personalisme
● Kritiek op klassieke onderscheidingscriterium leidt tot SUBJECTIVERING van zakelijke rechten :
zak. rechten steeds meer gedefinieerd in subject-subjectverhoudingen.
○ Basisgedachte van PERSONALISME (Planiol) = zowel zakelijke als persoonlijke rechten
creëren rechtsband tussen 2 rechtssubjecten (dus ook zak. rechten die een
verbintenisrechtelijke band doen ontstaan)
■ Draagwijdte van verbintenis verschilt bij zak. en pers. rechten:
-> onderscheid op vlak van tegenwerpelijkheid (extern en niet intern
onderscheid)
● Pers. recht: doet verbintenis ontstaan ten laste van één persoon (SA)
-> relatief recht
● Zak. recht: doet universele passieve verbintenis ontstaan tegenover
iedereen -> absoluut recht
● KRITIEK op leer van personalisme
○ deze leer heeft de interne kenmerken (bvgh) en de externe kenmerken
(tegenwerpelijkheid) met elkaar verweven
○ Uit het feit dat pers. rechten een rechtsverhouding tot stand brengen tussen 2
bepaalde rechtssubjecten is ten onrechte afgeleid dat pers. rechten geen gevolgen
hebben in de verhouding tot derden
■ Derden hebben de verplichting om zich te onthouden van inbreuken op
persoonlijke rechten waarvan ze kennis hebben. -> schenden ze dit dan
kunnen ze aansprakelijkheid oplopen (derdemedeplichtigheid aan
andermans contractbreuk) art 1382 OBW
■ Inhoud van co => relatieve werking, bestaan v co wel tegenwerpelijk aan
deren
● Persoonlijke rechten zijn ook tegenwerpelijk aan derden Arrest
boswachter 1904 Cassatie (!)
○ Het onderscheid op vlak van tegenwerpelijkheid vloeit voort uit de publiciteit die aan
recht wordt verleend
■ Zak. rechten zijn tegenwerpelijk aan derden door vervullen van
publiciteitsmaatregel:
● Bezit -> roerende goederen
● Hypothecaire publiciteit, op hypotheekregister van kantoor
rechtszekerheid -> onroerende goederen
, 3
● Kennisgeving -> schuldvordering
○ publiciteit tot gevolg dat verkrijger van zak. recht in principe
handelt met kennis van zaken (want publiciteit) & is dus ‘te
kwader trouw’
○ MAAR onderscheid roerende en onroerende goederen
■ → roerend: verkrijging te goeder trouw kan
■ → onroerend: verkrijging te goeder trouw van
onroerend goed dat is overgeschreven kan niet
■ zie art 3.28 BW
■ Pers. rechten zijn enkel tegenwerpelijk aan derden die kennis hebben of
behoren te weten van het bestaan van recht
○ verkrijger van pers. recht handelt vaak ‘te goeder trouw’
○ in beginsel: pers. rechten niet gepubliceerd <-> zak. rechten wel
■ Vb: fitness co. = pers co. -> hoe moet derde hier kennis van hebben? (dit is bv
kritiek op Planiol)
■ Vb: Huur 9j -> art 3.30 BW: moet overgeschreven worden op
hypotheekkantoor om tegenwerpelijk te zijn aan derden (huur = pers. recht
maar hier moet het toch overgschreven worden)
§4 De leer van het neopersonalisme: het onderscheid tussen eigendom en beperkte
vermogensrechten (kwalitatieve verbintenissen)
● NEOPERSONALISME= theorie van Ginossar
■ Volgens deze theorie is het eigendomsrecht het meest verheven recht en
andere vermogensrechten zijn aftakkingen van het eigendomsrecht
○ Aan zakelijk recht beantwoordt een kwalitatieve verbintenis
■ = de verbintenis van de eigenaar van het goed om de beperkingen op zijn recht te eerbiedigen,
is aangegaan qualitate qua dwz als eigenaar van het goed waarop zak. recht betrekking heeft
■ Indien eigenaar zijn hoedanigheid van eigenaar verliest (door verkoop,
schenking, ruil…) dan is de rechtsopvolger onder bijzondere titel gehouden
tot nakoming → de rechtsopvolger onder bijzondere titel verkrijgt de
hoedanigheid van SA omdat hij de hoedanigheid van eigenaar overneemt dus
is gebonden door zakelijk recht!
● Aan zak. recht hangt VOLGRECHT en recht van voorrang
○ Volgrecht = zak. recht volgt het goed ongeacht in wiens
handen het terecht komt
■ Vb: A verleent erfpacht aan B voor 70j MAAR na 5 j verkoopt A goed aan C ->
C moet erfpacht eerbiedigen want is een zakelijk recht -> dus tegenwerpelijk
aan C ook al was C te goeder trouw (= hij wist niets van erfpacht tussen A en
B) -> C kan dan wel dwaling/bedrog inroepen tegen A wat leidt tot relatieve
nietigheid
○ Aan persoonlijk recht beantwoord een persoonlijke verbintenis
■ SA is niet kwalitatief gehouden maar heeft een persoonlijke titel en dus gaan
persoonlijke verbintenissen in principe niet over op de rechtsopvolger onder
bijzondere titel <-> gaan wel over op algemene rechtsopvolger en
rechtsopvolger onder algemene titel
, 4
■ Vb: A is eigenaar van onroerend goed, heeft co met B voor onderhoud van
het goed => onderhoudsco = aannemingsco ‘iets doen tegen betaling’ (=
benoemd co) MAAR na 2 jaar verkoopt A het goed aan C -> C is niet
gehouden om onderhoudsco te eerbiedigen want hier speelt persoonlijk
recht
§5 De keuze van de wetgever: het ‘numerus clausus-beginsel’ als formeel afbakeningsmechanisme
1. Het numerus clausus-beginsel bij zakelijke rechten
a. Numerus clausus- beginsel: vermogensrechten kunnen slechts zak. rechten zijn voor
zover de wet ze als zakelijk recht erkent + goederenrecht laat niet toe dat partijen
nieuwe ‘onbenoemde’ zak. rechten tot stand brengen
i. (!) Zo formele afbakening tussen zak. en pers. rechten
b. Art 3.3 BW = gesloten systeem van zakelijke rechten (= formele criterium)
Numerus-clausus krijgt in BW 2 dimensies:
1) Enkel wetgever KAN zakelijke rechten creëren (externe dimensie)
a) <-> pers. recht vb: sponsoringsco, niet geregeld in wet wel
geldig => onbenoemd of gemengd co kunnen ook geldig
gesloten zijn bij persoonlijke rechten, ander vb: factoring
2) Partijen moeten bij de vestiging van zakelijke rechten de
wezenskenmerken vd betrokken zak. rechten eerbiedigen. (interne
dimensie) art 3.1 BW
c. Opsomming van zakelijke rechten
i. Art 3.3 BW
1) Zakelijke gebruiksrechten: vruchtgebruik, erfdienstbaarheid,
erfpacht, opstal
2) Zakelijke zekerheden: hypotheek, retentierecht, bijzondere
voorrechten en pand
a) Zak. zekerheden doel: de nakoming van schuldvordering te
verzekeren + ze verlenen de titularis recht om als eerste
uitbetaald te worden uit opbrengst van goed waarop
betrekking.
d. Eigendom als accessoir zakelijk recht
i. eigendom vaak gezien als zakelijk zekerheidsrecht -> want eigendom steeds
vaker tot doel schuldvordering te waarborgen = fiduciaire eigendom tot
zekerheid -> 2 vormen van fiduciaire eigendom tot zekerheid
1) De overdracht van eigendom tot zekerheid
2) De voorbehouden eigendom tot zekerheid
e. Beperkingen van het numerus clausus-beginsel
i. Als gevolg van gesloten stelsel van zak. rechten werd wilsautonomie geacht
geen rol te spelen bij zakelijke rechten MAAR nu wilsautonomie steeds meer
ruimte
1) Art 3.1 BW: “Partijen kunnen afwijken van bepalingen van dit boek”
■ partijen vrij om zelf co inhoud te geven
(contractsvrijheid bij goederenrecht)
2) BEHALVE:
a) Indien het om DEFINITIES gaat
i. Partijen mogen niet afwijken van definities -> indien
wel doen dan NIETIGHEID -> je mag niet aan de
kernelementen aankomen (!)
b) Indien de wet het anders bepaald vb: art 3.8 BW: ‘niet
tegenstaande enig andersluidend beding’
, 5
i. Niet afwijken want bepaling van dwingend recht of
openbare orde! -> goederenrecht is in beginsel
aanvullend recht maar kan door wet bepaald worden
dwingend of openbare orde recht te zijn
1. Vb: appartements-mede-eigendom art 3.100
BW -> dwingend recht
2. Wilsautonomie bij persoonlijke rechten
a. In principe: co. partijen vrij om de inhoud van een persoonlijk recht zelf te bepalen
MAAR ze mogen
i. Hierdoor kunnen ze niet ingaan tegen openbare orde of dwingend recht =>
ook onbenoemde en gemengde overeenkomsten sluiten is mogelijk
1) Benoemd co= in BW uitdrukkelijk geregeld -> rechtszekerheid
2) Onbenoemd co = geen wettelijke regeling
3) Gemengd co= hierin elementen van meerdere benoemde co
onderscheiden (eigenlijk ook onbenoemd contract) vb: reiscontract
tussen toerist en reisbureau (hierin sporen van aanneming van werk
+ lastgeving + bewaargeving)
Absorptietheorie = meest dominante contracttype is van toepassing art 5.67, lid 2 BW
in art 5.67 BW, lid 1 ook cumultheorie = elk stukje onderworpen aan haar eigen
toepasselijke regels
3. Gesloten stelsel versus open stelsel
a. Pers. rechten => open systeem: binnen verbintenissenrecht kunnen partijen om het
even welke inhoud geven aan een vermogensrecht, voor zover ze niet ingaan tegen
dwingend recht, openbare orde en de goede zeden
b. Zak. rechten => gesloten systeem, wettelijk erkende zak. rechten
i. Maar partijen wel de vrijheid om eigen invulling te geven aan hun zakelijk
recht voor zover ze de wezenlijke kenmerken van het zakelijk recht
eerbiedigen (art 3.1 BW)
Hoofdstuk 2: Bijzondere kenmerken van zakelijke rechten
§1 bescherming tegen insolvabiliteit (accessoire zakelijke rechten)
● Zak. rechten uitgerust met “recht op voorrang”
○ Hierdoor zak. rechten niet aangetast door samenloop die ontstaat in geval van
insolvabiliteit van diegene die het goed onder zich heeft art 3.5 BW
■ Vb: bewaarnemer of huurder failliet -> dan kan bewaargever of verhuurder
het goed revindiceren
■ Vb: eigenaar Smart auto -> geeft auto in onderhoud -> onderhoudsbedrijf
failliet verklaard MAAR u bent beschermd tegen insolvabiliteit v
bewaarnemer dus u mag eigendom terugnemen -> faillissement deert u niet
!
-> recht van voorrang laten gelden in de samenloop
■ wel rekening houden met anterioriteitsbeginsel bij zakelijke rechten van
dezelfde aard op eenzelfde goed art 3.4 BW lid 1
○ ‘recht van voorrang’ begrip heeft veel kritiek gekregen -> want zak. recht maakt
eigenlijk geen deel uit van vermogen dat aan samenloop onderworpen is (ze blijven
eigenlijk buiten de boedel -> dus geen recht van voorrang binnen de boedel) zie ook
art 3.5 eerste lid BW
, 6
=> bescherming van insolvabiliteit te verklaren door feit dat het zakelijk recht
geen deel uitmaakt van het vermogen dat aan samenloop onderworpen is en
dus niet omdat je de voorrang kan laten gelden in de samenloop zelf
■ MAAR Accessoire zak. rechten (= zak. rechten die een schuldvordering
beschermen in de samenloop (vb: pand, hypotheek)) -> daadwerkelijk recht
op voorrang
● <-> pers. rechten zijn wel onderworpen aan de regel van gelijkheid van schuldeisers =>
persoonlijk gerechtigde loopt risico van insolvabiliteit van SA
§2 Volgrecht
● Volgrecht: een derde-verkrijger v/e goed is van rechtswege gebonden door de zakelijke
rechten die op het goed rusten (art 3.4, lid 2 BW) => zak. rechten zijn dus tegenwerpelijk aan
een derde-verkrijger
○ in dit artikel geldt volgrecht alls toep. van het anterioriteitsbeginsel: als iemand een goed
aankoopt dat bezwaard is met zak. recht dan heeft dit oudste zak. recht voorrang op het recht
van derde-verkrijger dat jonger is
● persoonlijke verplichtingen gaan in principe niet over op derde-verkrijger onder bijzondere
titel, wel over op indien het gaat om persoonlijke rechten die overgaan op algemene
rechtsverkrijger of rechtsverkrijger ten algemene titel
● Het volgrecht is niet absoluut bij alle zak. rechten
○ Volgrecht zonder uitzondering van toepassing op onroerende goederen die
bekendgemaakt zijn in hypothecaire registers
○ Bij roerende goederen wordt het volgrecht uitgeschakeld in verhouding tot de
derde-bezitter te goeder trouw (bezit en weet niets van het zakelijk recht) art 3.28
BW
■ Als roerend goed gestolen is van de ware eigenaar, wordt het volgrecht van
deze laatste tegenover een derde-verkrijger te goeder trouw beperkt tot 3
jaar
● Er is één persoonlijk recht dat een volgrecht heeft => huurrecht
○ De huurder kan zijn huurrecht tegenwerpen aan de achtereenvolgende verkrijgers
van het gehuurde goed, op voorwaarde dat de huurovereenkomst vaste dagtekening
heeft (huur breekt koop) art 1743 oud BW
■ Vb: u huurt kot van Christine en ze verkoopt kot aan Ben -> moet Ben u huur
eerbiedigen => JA want huur heeft volgerecht OP VOORWAARDE DAT de
huur vaste datum heeft door registratie bij ontvanger van registratierechten
(regel huur breekt koop!!) OF als 1 vd partijen overlijdt
● Vaste datum geven: laten registreren bij de ontvanger v/d
registratierechten (want op huur …. registratierechten betalen)
§3 Het voorwerp van zakelijke rechten: specialiteit, eenheid en zakelijke subrogatie
1) Specialiteitsbeginsel
a. Een zakelijk goed kan enkel op een BEPAALD goed betrekking hebben (moet
identificeerbaar zijn)
b. Vb: iem. bewaart €5 voor u en na 10 dagen wilt u dat terug & bewaarder is failliet
kan u die 5 euro terugvorderen? Je kan zak. recht niet laten gelden want je weet niet
welk deel uit zijn vermogen precies jouw 5 euro is -> Je kan wel schuldvordering
tegenover bewaarder instellen
i. Op geldsom nooit eigendomsrecht laten gelden art 3.8 §1 laatste zin BW
ii. Zak. recht kan op een feitelijke of juridische universaliteit = geheel van
goederen dat aan een afzonderlijk statuut is onderworpen INDIEN het geheel
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur RechtenKUL1. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €35,78. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.