Mini samenvatting GGZ
1. Algemeen
Een psychiatrische stoornis is een ziekte met psychische symptomen dat gepaard gaat met lijden/ sociaal
disfunctioneren (eventueel lichamelijke klachten).
Er zijn 3 psychische functies: cognitief (denken), affectief (voelen) & conatief (willen)
Het is zeker niet altijd gemakkelijk om de specifieke oorzaak aan te duiden.
1.1 Hoe maken we een psychiatrische diagnose? De diagnostiek
1. Anamnese = gesprek tussen patiënt & psychiater 5 soorten
a. Specifieke = geschiedenis achterhalen
b. Biografische = gezin, uzelf, leven
c. Sociale = thuis, werk/opleiding, vrije tijd
d. Somatische = lichamelijke aandoening die symptomen veroorzaakt?
e. Algemeen psychiatrische = screening
MAAR: vaak onvoldoende/ onjuiste informatie via gesprek alleen OF de patiënt zijn oordeelsvermogen is
verstoord OF hij vertelt niet de waarheid (doen zich beter/ zieker voor dan ze zijn) DUS stap 2 & 3
2. Heteroanamnese = gesprek met derden
3. Collaterale informatie = informatie uit alle dossiers,…
4. Het onderzoek zelf:
a. Exploratie = gericht vragen
b. Observatie = kijken hoe de patiënt zich gedraagt,…
5. Aanvullend onderzoek:
a. Psychologisch onderzoek a.d.h.v. gestandaardiseerde tests
b. Aanvullend onderzoek lichamelijk onderzoek
c. Beeldvormend onderzoek = scans van de hersenen
6. De diagnose zelf 3 soorten
a. Structuurdiagnose: beschrijvend & ontstaanswijze
b. Syndroomdiagnose: beschrijvend
c. Differentiële diagnose: voorlopig want onzeker
7. We classificeren de stoornissen volgens een descriptieve manier DSM
VAAK komen er meerdere stoornissen bij eenzelfde patiënt voor = comorbiditeit. De DSM-5 streeft naar een
gemeenschappelijke taal: per stoornis duidelijke klachten, oorzaken,… MAAR indien gebruik DSM in de forensische
context: rekening houden met de risico’s & beperkingen.
! Agressie is GEEN ziektebeeld, het is wel 1 van de symptomen bij een aantal ziektebeelden.
1.2 Ontstaanswijze
Het is een geleidelijk aan proces met een natuurlijk verloop. Tijdens de prodromale fase is er sprake van vage
klachten maar
Het is een complex samenspel van kwetsbaarheid (persoonlijke zwakte) & stress (zwakte van de leefwereld) (Stress-
Steun-Kracht-Kwetsbaarheid) + combinatie bio-socio-psycho
Kwetsbaarheid = predisponerende factoren = zaken die langer bestaan
Stress = luxerende factoren = recente, bedreigende omstandigheden
Beide zijn noodzakelijk MAAR: ze zijn geen voldoende oorzaak
1.3 Prevalentie (hoe vaak komt het voor?)
Zorgbehoefte: mensen die zorg nodig hebben = 10% waarvan de helft het niet krijgt
o Unmet need diegenen die zorg nodig hebben & het niet krijgen
1
, o Overmet need diegenen die TE EXTREME zorg krijgen
Van diegenen die zorg ontvangen, krijgt maar 50% gepaste zorg
11% van de mensen die ambulante zorg krijgen, hebben dat niet nodig
Psychiatrische diagnose: mensen die een stoornis hebben = 20-25%
o 1 op de 7 volwassenen & 1 op de 5 minderjarigen
De mensen met een lagere SES, diegenen die in een drukke stad wonen, alleenstaanden & jongeren hebben
MEER kans op een stoornis
o 1/4de van alle stoornissen voor 14 jaar
o 3/4de van alle stoornissen voor 17 jaar
o Geen verschil in mannen & vrouwen qua kans wel qua soort: M = externaliserende problemen &
V: angst & depressie
o Geen eenduidigheid omtrent etniciteit
De cijfers stijgen NIET, er wordt wel meer over gepraat
1.4 Redenen van onderbehandeling
Stigma:
o Zelfstigma: patiënt neemt zelf vooroordelen in
o Geassocieerd stigma: mensen dicht bij de patiënt ontwikkelen een stigma
Er zijn een aantal frames die tot die stigma kunnen leiden: psychiatrische patiënten
o Doen het zichzelf aan, zijn onberekenbaar, uiting van zwakte, altijd op hoede blijven voor herval
o OOK de politie heeft een stereotiep beeld t.o.v. psychiatrische patiënten
1.5 Relatie delict & psychiatrische stoornis?
Gelijktijdig zonder samenhang meestal zo
In samenhang
Rechtstreeks voortvloeiend uit de psychiatrische ziekte (zelden)
DUS er is geen causaal verband MAAR de psychiatrische ziekte is een risicofactor voor geweld
Wanneer men het risico op herval wilt inschatten, moet men rekening houden met de criminogene factoren = de
factoren die een relatie hebben tot geweld LET WEL: deze factoren zijn hetzelfde bij psychiatrische patiënten als bij
de delinquentenpopulatie
!!! Een psychiatrische patiënt heeft meer kans op slachtofferschap dan op daderschap
2. Psychotische stoornissen
Eigen denkbeelden stemmen niet overeen met de realiteit. Kan lang-/kortdurend zijn, chronisch/ recidiverend.
2.1 De kenmerken
1. Wanen (verschillende soorten) = afwijking van de gedachte inhoud
a. Is persoonseigen (dus geen complotdenkers) (tenzij folie à deux)
b. Bizar (=onaannemelijk) niet bizar (denkt in de gaten te worden gehouden)
2. Hallucinaties (verschillende soorten) = dingen zien, horen, voelen, ruiken
a. ! niet elke auditieve waan is een bevelhallucinatie
3. Gedesorganiseerd denken (& spreken)
4. Abnormale psychomotoriek (katatoon gedrag = niet bewegen OF extreem veel bewegen)
5. Negatieve symptomen = zaken die “normale” mensen hebben en zij niet
a. De andere 4 = positieve symptomen = zaken die “normale” mensen niet hebben & zij wel
b. Verminderde emotionele reacties, geen initiatief, spreekt bijna niet, geen sociale interacties, geen
goede zelfverzorging, anhedonie (=minder vermogen om te genieten)
Iedereen heeft een psychosegevoeligheid.
2.2 Schizofrenie
2/meer van voorgaande kenmerken hebben (& minstens 1 daarvan van de bovenste 3)
2
,A. Prevalentie
1% met als risicoleeftijd: 20-30 jaar. 80% blijft genoodzaakt voor ondersteuning. 5-6% sterft door suïcide & 20% doet
een poging.
De publieke opinie is relatie negatief (gevaarlijk, ziek, onvoorspelbaar, toch verantwoordelijk) t.a.v. deze patiënten.
B. Verloop van schizofrenie
1. Premorbide fase
2. Prodromale fase: eerste vage symptomen
3. Eerste psychotische opstaat = zeer spectaculair 80% van de patiënten worden in deze fase opgenomen
4. Remissie: volledig herstel na 1-2 maanden
a. 1 op de 3 ontwikkelt post-psychotische depressie
b. 10% blijft permanent psychotisch na 1ste episode
5. Na eerste episode: % herval vinnen de 2 jaar
C. Ontstaanswijze
Interactie tussen omgevingsfactoren & genetische aanleg. Eventuele dopamine-hypothese: te veel aan dopamine:
patiënt krijgt verhoogde opmerkzaamheid (salience) waardoor hij die probeert te interpreteren & construeert zo een
waansysteem om greep te krijgen op die ervaringen.
D. Behandeling
Genezing is niet mogelijk, wel symptomen bestrijden & de progressie vertragen a.d.h.v. medicatie (80% hervalt na
stopzetting ervan) – verschillende interventies:
Cognitieve gedragstherapie
Gezingsinterventies gezin “opleiden”
Psycho-educatie hoe moet men ermee omgaan
Rehabilitatie zinvolle daginvulling creëren & autonomie vermeerderen
Hoe behandelen? iemand die psychotisch is, zo snel mogelijk behandelen want leidt tot betere outcome
Vroeger insuline inspuitingen (zo kreeg men epileptische shock), nu doet men dat via elektro-therapie &
medicatie
E. Link psychose & geweld
Er is GEEN bewijs voor de hypothese “geweld leidt tot een psychose” WEL voor “een psychose leidt tot geweld” dit
vaak ter verzet, verwarring, bevelhallucinatie, cognitieve problemen (dus kunnen niet meer goed nadenken) EN
hebben negatieve symptomen dus hebben geen emoties
Meestal verhoogd risico indien comorbiditeit (psychose + ander psychiatrisch probleem)
Onderzoek: mensen die schizofreen zijn + psychopathisch hervallen wel, MAAR diegenen zonder psychopathie
(en wel schizofreen) hervallen niet
3. Verstandelijke beperkingen (VB)
3 belangrijke criteria: + onderverdeling in ernst
Intelligentie IQ onder 70
o Bij metingen & testen ALTIJD rekening houden met meetfouten zoals toevalsfouten & systematische
fouten daarom best altijd betrouwbaarheidsinterval weergeven)
o Belangrijk wanneer men rechten,.. nagaat tijdens een juridische procedure
Snapt die persoon alles?
Ontwikkelingsleeftijd onder de 18 jaar
Sociale redzaamheid problemen met adaptief functioneren
o Conceptuele vaardigheden = schoolse vaardigheden
o Sociale vaardigheden = interpersoonlijke & communicatieve vaardigheden
o Praktische vaardigheden = dagdagelijkse activiteiten
3
, 3.1 Ontwikkeling
Kinderen met een VB doorlopen dezelfde ontwikkelingsstadia MAAR doen daar langer over & hun eindpunt ligt
lager. Hoe ernstiger de VB, hoe minder het voorkomt (!! Zwakbegaafdheid is GEEN VB)
3.2 Prevalentie
1%. Het is aangeboren of wordt vroeg verworven (is niet geneesbaar) indien samenhang met een genetisch syndroom,
kan er sprake zijn van uiterlijke kenmerken – comorbiditeit:
Lichamelijke (=somatische) problemen
Gedragsproblemen/ agressie
o Het is geen sterke voorspeller
o Veelplegers gemiddeld lager IQ dan incidentele daders
o MAAR curvilineair verband: IQ onder 50, hoe minder ze in contact komen met justitie
o De vatbaarheidshypothese: verhogen kwetsbaarheid voor agressief gedrag
Ze weten niet goed wat wel & niet mag
Overzien gevolgen van hun daden, weinig probleemoplossend vermogen
Sneller gefrustreerd, impulsiever
Zeer beïnvloedbaar door bv. groepsdruk
Psychiatrische stoornissen (redelijk hoog: 30-60%)
4. Stemmingsstoornissen: depressieve stoornis
Stoornis in de affectieve functies waarbij de stemmingen langdurig afwijkt van de normale stemming en die komt
“vast te zitten”. 3 soorten “gevoelens”
1. Depressief: neerslachtig depressieve stoornis (+ anhedonie = verlies aan interesse)
2. Eufoor: opgewekt bipolaire stoornis
3. Dysfoor: prikkelbaar beide (eventueel)
Hoe vaker men een depressie heeft gehad, hoe sneller het kan terugkomen.
De ochtenden zijn vaak het moeilijkste, want dan moet de hele dag nog beginnen. Gaat vaak gepaard met lichamelijke
klachten zoals slaapstoornissen. MAAR ook cognitieve (sombere gedachten) & conatieve (andere psychomotoriek)
symptomen.
4.1 Prevalentie
15% waarbij er dubbel zoveel kans is bij vrouwen. Het kan op elke leeftijd beginnen MAAR kans neemt toe in de
puberteit. (meestal 1ste episode rond de 30 jaar)
4.2 Ontstaanswijze
Geen enkelvoudige oorzaak, vaak combinatie bio-socio-psycho. De kwetsbaarheden:
Biologisch deels genetisch
Psychologisch discrepantie tussen verwachtingen van eigen functioneren & werkelijk vermogen
o Hoe beter uw zelfwaardegevoel, hoe minder de kans op een depressie
Sociaal (/omgeving) essentieel zijn goede jeugdervaringen & empathische liefdevolle ouderfiguren
4.3 Het beloop
Indien behandeling sowieso sneller genezen & minder erg. MAAR doel is natuurlijk volledig herstel dus men moet de
behandeling voor minstens 6 maanden uitzitten.
1 op de 2 patiënten hervalt: hoe vaker men hervalt, hoe hoger de kans op herval & hoe langer de remissie, hoe lager de
kans op herval
1 op de 4 naar volledige remissie. Suïcide is een belangrijk risico bij depressie
4