Samenvatting van het vak Experiment van UvA die in het tweede jaar wordt gegeven. Tentamen heb ik gehaald met een 9.3. Eerste deel bestaat uit een hele compacte samenvatting van alle belangrijkste onderdelen uit het boek, hoorcollege en werkgroep. Daarnaast heb ik een samenvatting uit het boek gema...
Samenvatting vanaf hoofdstuk 12: Research Methods for the Behavioral Sciences, Methoden van wetenschappelijk onderzoek deel 1; KULeuven
Samenvatting H 1 tem 11: Research Methods for the Behavioral Sciences, Methoden van wetenschappelijk onderzoek deel 1; KULeuven
Tout pour ce livre (9)
École, étude et sujet
Universiteit van Amsterdam (UvA)
Communicatiewetenschap
Onderzoekspracticum 3: Experiment
Tous les documents sur ce sujet (12)
2
revues
Par: floorcuperus • 2 année de cela
Par: kwaak321 • 2 année de cela
Vendeur
S'abonner
maralynnvandam
Avis reçus
Aperçu du contenu
Week1
True experiments:
Het doel van de experimentele onderzoeksstrategie is om een VB milgram:
oorzaak-gevolg relatie vast te stellen tussen twee variabelen: Drie belangrijke principes van de wetenschappelijke methode
zijn: Manipulatie: geen manipulatie; slechts een groep van
a. Oorzaak: de onafhankelijke variabele (gemanipuleerd door participanten.
de onderzoeker). De onafhankelijke variabele bestaat vaak uit 1. Wetenschap is empirisch: antwoorden worden gevonden
door observaties. Meting: er heeft een meting plaatsgevonden, namelijk hoe ver
twee of meer groepen/condities die verschillend behandeld mensen gaan in het geven van stroomstoten.
worden (treatments). 2. Wetenschap is openbaar: andere wetenschappers moeten in
staat zijn om dezelfde stappen te volgen (repliceerbaarheid). Vergelijking: de onafhankelijke variabele is niet gemanipuleerd
b. Effect: de afhankelijke variabele, die gemeten wordt door de (geen groepen), dus ook geen vergelijking tussen groepen.
onderzoeker. c. Wetenschap is objectief: de beliefs of vooroordelen van de
onderzoeker mogen de uitkomsten van het onderzoek niet Controle: een aantal factoren werden gecontroleerd, zoals
beïnvloeden. dezelfde aanmoedigingen door de onderzoeker en de leerling
Elementen experimenteel design (1990, Cialdini, handelde overal hetzelfde.
Kallgren VB) Methoden om kennis te vergaren
De wetenschappelijke methode is niet de enige methode om = GEEN echte experimenten
Een experimenteel design moet uit vier belangrijke elementen
bestaan: antwoorden op vragen te zoeken.
Vijf niet-wetenschappelijke benaderingen hiervan zijn: Tien stappen van het onderzoeksproces
1. Manipulatie: de onderzoeker manipuleert de onafhankelijke 1. Zoek een onderzoeksidee: selecteer een onderwerp en
variabele door de waarde ervan te veranderen waardoor 1. Methode van vasthoudendheid (tenacity): informatie wordt
als ‘waar’ geaccepteerd, omdat het altijd al zo geweest is zoek in de literatuur naar een onbeantwoorde vraag (in de
twee of meer condities worden gecreëerd. Er worden dus suggesties of beperkingen).
verschillende groepen van de onafhankelijke variabele (gewoonte) of vanwege bijgeloof.
2. Methode van intuïtie: − Vaak gebaseerd op alledaagse gebeurtenissen of
gecreëerd. nieuwsgierigheid.
(VB: sociale normen (clean vs dirty) informatie wordt geaccepteerd op basis van een voorgevoel of
onderbuikgevoel; het wordt als waar geaccepteerd omdat ‘het − Een relatieve kleine set van specifieke observaties vormen de
2. Measurement (meting): de afhankelijke variabele wordt basis voor het vormen
gemeten voor een groep participanten om een set van scores goed voelt’.
3. Methode van autoriteit: van een algemene uitspraak over een grotere set van
te verkrijgen voor elke conditie. De afhankelijke variabele observaties (= inductie).
wordt gemeten voor alle condities. er wordt vertrouwd op informatie of antwoorden van een
(VB: meting van stroiisel gedrag in 2 treatment(meenemen of expert in het bepaalde vakgebied.
4. Rationele methode: er wordt naar antwoorden gezocht door 2. Formuleer een hypothese: formuleer een hypothese of
neergooien) voorlopig antwoord op de onderzoeksvraag.
3. Comparison (vergelijking): de scores van de afhankelijke het gebruik van logische redenering.
o Een premise beschrijft feiten of veronderstellingen waarvan − De variabelen worden geïdentificeerd: kenmerken die voor
variabele van de ene conditie worden vergeleken met de verschillende personen anders zijn of verschillende waarden
scores van de andere conditie. Consistente verschillen tussen verondersteld wordt dat ze waar zijn. Een argument is een
set van premisen die logisch gecombineerd worden om een hebben. Bedenk wat de belangrijkste variabelen zijn en hoe ze
de condities laten zien dat de manipulatie gezorgd heeft voor met elkaar verbonden zijn.
veranderingen in de scores. conclusie te trekken.
5.Empirische methode: observatie of zintuigelijke ervaring − Er wordt een mogelijke verklaring voor de observatie
(VB 20 op grond in schone en 80 op grond in vieze) geformuleerd (= hypothese).
4.Controle: alle andere variabelen, behalve de onafhankelijke wordt gebruikt om kennis te vergaren.
en afhankelijke variabelen, worden gecontroleerd om te − Vier belangrijke kenmerken van een goede hypothese:
voorkomen dat zij geen invloed uitoefenen op het effect. Milgram Experiment
Het Milgram experiment (1963) van Stanley Milgram is een van 1. Logisch: gebaseerd op gevestigde theorieën of eerder
Het effect in de afhankelijke variabele moet veroorzaakt onderzoek.
worden door de onafhankelijke variabele, en niet door andere de meest bekende studies ter wereld. Hierbij werd onderzoek
gedaan naar de gehoorzaamheid van de deelnemer bij het 2. Toetsbaar (testable): het moet mogelijk zijn om de
variabelen. variabelen te observeren
(VB: field experiment; alle variabelen onder controle uitvoeren van opdrachten van een gezaghebbende persoon.
Bij aanvang van het experiment werd een deelnemer samen en te meten.
onmogelijk, zoals; weer, hoeveelheid parkeren. Oplossing: 3. Weerlegbaar (refutable): het moet mogelijk zijn om
na 2 uur veranderen en volgorde veranderen). Gaat niet om met een andere deelnemer (werkelijk acteur) meegenomen
naar een kamer, waar hen uitgelegd werd dat een van hen onderzoeksresultaten te
controle vragen, maar of je alles controleert op variabelen. verkrijgen die in strijd zijn met de hypothese.
leraar en de ander leerling zou zijn. In werkelijkheid moesten
alle deelnemers voor ‘leraar’ spelen. De leerling werd 4. Positief: de hypothese moet positief zijn over het bestaan
aangesloten op een systeem dat stroomstoten kan geven. van iets,
Wetenschappelijke methode (scientific method): bijvoorbeeld dat er een verschil is tussen mannen en vrouwen.
= een methode om kennis te verwerven, waarbij observaties Iedere keer wanneer de leerling een fout antwoord geeft, moet
de leraar een stroomstoot geven. De leerling krijgt niet echt Een hypothese die stelt dat er geen verschil is tussen twee
gebruikt worden om een hypothese te ontwikkelen. zaken, is niet positief.
De hypothese wordt vervolgens gebruikt om logische schokken, maar de leraar hoort wel geschreeuw en pijn.
voorspellingen te doen die empirisch getoetst kunnen worden. DOEL: Het gaat hierbij om de vraag hoe ver mensen gaan in
Nieuwe waarnemingen leiden vaak tot een nieuwe hypothese. het gehoorzamen van een instructie als ze andere mensen
Het gaat om het formuleren van specifieke vragen en het daarbij schade toebrengen.
systematisch vinden van antwoorden.
,3. Variabelen definiëren en meten: identificeer de specifieke (a) Het onderzoeken van individuele variabelen in plaats van 7. Het onderzoeks uitvoeren: de data verzamelen.
procedure die gebruikt zal worden om de variabelen te relaties tussen variabelen. − Wordt het onderzoek uitgevoerd in een lab of in het veld?
definiëren en te meten. (b) Het onderzoeken van relaties tussen variabelen door voor Worden de participanten
− Hoe wordt de onafhankelijke variabele gemanipuleerd? elke participant twee (of meer) variabelen te meten. individueel of in groepen geobserveerd?
(welke groepen) (c) Het onderzoeken van relaties tussen variabelen door twee 8. De data evalueren: gebruik de geschikte descriptieve en
− Hoe wordt de afhankelijke variabele gemeten? (of meer) scores van groepen te vergelijken. inferentiële statistieken om de resultaten samen te vatten en te
− Welke andere variabelen hebben ermee te maken? (bijv. --> Bij relaties tussen variabelen in termen van oorzaak en interpreteren.
geslacht, leeftijd) gevolg: − Grafieken maken, gemiddelden uitrekenen en inferentiële
experimentele strategie. statistiek gebruiken om te bepalen of de resultaten
Individuele verschillende variabelen, kan jet niet − Let op het verschil tussen: gegeneraliseerd kunnen worden naar de populatie.
controleren; omdat deze intrinsiek eigendom zijn van de • Correlatie: een relatie / samenhang tussen twee variabelen.
participant(geslacht/leeftijd, opleidingsniveau)vallen niet onder Heeft vaak met confounding te maken; er is vaak geen echt 9. De resultaten rapporteren: gebruik de vastgestelde
de controle van de onderzoeker. Want je kan niet vragen aan verband maar komt door iets anders (alternatieve verklaring) richtlijnen voor format en stijl om een nauwkeurig en
participant om je geslacht te veranderen • Causaliteit (oorzaak-gevolg): het optreden van één eerlijk rapport te schrijven, dat ook de anonimiteit en
--> hiervoor kan je (1) randomisatie of (2) matching gebruiken gebeurtenis heeft het vertrouwelijkheid van de deelnemers beschermt.
om dat te voorkomen. optreden van een tweede gebeurtenis veroorzaakt. − Door onderzoeksresultaten te rapporteren, kunnen andere
experimenteel onderzoek: kijkt naar oorzaak-gevolg mensen deze kennis gebruiken om vragen te beantwoorden
Controle variabelen: zelfwaarde (hoog/laag), kleuren muur (causaliteit) of nieuwe onderzoeksideeën op te doen. Het onderzoek
(allebei rood) --> Correlatie impliceert niet automatisch causaliteit kan zo ook gerepliceerd of weerlegd worden door andere
6. Onderzoeksdesign selecteren: een beslissing maken tussen onderzoekers.
Ceteris Paribus: between-subjects, within- subjects, factorieel design , single- 10. Verfijnen en opnieuw formuleren van het onderzoeksidee:
= alle andere zaken zijn gelijk (behalve de onafhankelijke subjects designs. de resultaten worden gebruikt om dingen te wijzigen, te
variabele(
verfijnen of het oorspronkelijke onderzoeksidee uit te breiden.
Physics variabelen zin veel makkelijker om onder controle te
− Resultaten die de hypothese ondersteunen,
houden (temperatuur etc) dan sociale variabelen
leiden tot 1) het testen van de grenzen van het resultaat;
wordt het resultaat ook gevonden bij andere groepen en tot
Wat kan je doen dat onafhankelijke variabele goed
2) het verfijnen van de oorspronkelijke onderzoeksvraag; wát
wordt weergegeven?(manipulatie)
veroorzaakt de relatie?
(1) Voor experiment: pre-test van kleine groep die helpt
met helpen van manipulatie check. Voorbeeld: wordt de
Kwantitatief en kwalitatief onderzoek
advertentie meer als creatief gezien als traditionele. Worden
Kwantitatief onderzoek is gebaseerd op het meten
deze 2 condities echt verschillend van elkaar gezien? Dat zou je
van variabelen voor individuele participanten om scores
kunnen testen.
te verkrijgen, meestal numerieke waarden, die worden
(2) Na experiment bij grote populatie. je checkt bij manipulatie
onderworpen aan statistische analyses voor het samenvatten
check bij de onafhankelijke variabele: ook na de blootsteling
en interpreteren .
van de stimulage check je het bij de grote sample.
Kwalitatief onderzoek is gebaseerd op het doen van
(op 2 momenten check je de manipulatie)
waarnemingen, die worden samengevat en geïnterpreteerd in
(Je checkt niet de afhankelijke variabele)
een narratief rapport
4. Identificeren en selecteren van participanten: bepalen hoe
veel participanten er nodig zijn, welke kenmerken zij moeten
hebben en hoe ze geselecteerd worden.
− Er zijn altijd minstents 30 participanten nodig per conditie.
− Er moet ook rekening gehouden worden met bepaalde
ethische codes.
5. Onderzoeksstrategie selecteren: rekening houden
met interne en externe validiteit en kiezen tussen een
experimenteel (oorzaak-gevolg), non-experimenteel (focus op
geen causal effect), quasi-experimenteel, correlationeel (geen
causal effect) of descriptief design.
− Het kiezen van een onderzoeksstrategie hangt af van de
onderzoeksvraag:
,Een onderzoeksstrategie is een algemene benadering in • Interne validiteit = CONTROLE: de mate waarin de studie * Regressie naar het gemiddelde: extreme gemiddelden bij
het onderzoek, die bepaald wordt door de soort vraag die het een eenduidige en niet ambigue verklaring geeft voor de één meting hebben de neiging om minder extreem te worden
onderzoek hoopt te beantwoorden en het soort antwoord dat relatie tussen twee variabelen--> het effect dat we gevonden bij een tweede meeting. Mensen hebben de psychologische
daar op verwacht wordt. Er zijn verschillende strategieën: hebben van de afhankelijke variabele wordt alleen veroorzaakt neiging om minder extreem te reageren als ze nog een keer
1) Het onderzoeken van individuele variabelen in plaats van door de manipulatie (de onafhankelijke variabele). blootgesteld worden aan hetzelfde soort treatment.
relaties tussen variabelen. o Een bedreiging voor de interne validiteit is elke factor die
• Descriptieve onderzoeksstrategie: het doel is om een voor een alternatieve verklaring kan zorgen. Bedreigingen externe validiteit
‘snapshot’ (omschrijving) van specifieke karakteristieken/ • Externe validiteit= REALITEIT: de mate waarin de Er zijn drie soorten generalisaties die de externe validiteit
variabelen van een specifieke groep individuen te verkrijgen. resultaten generaliseerbaar zijn over situaties, mensen, kunnen bedreigen, elk met verschillende soorten:
Het houdt zich dus niet bezig met de relatie tussen variabelen. settingen, tijdstippen en karakteristieken, die anders zijn dan I. Generaliseren over participanten
o Voorbeeld: studenten besteden elke week 12,5 uur aan degenen in het onderzoek. * Selectie bias: bepaalde participanten worden voorgetrokken
studeren buiten college om en krijgen 7,2 uur slaap elke nacht. o Een bedreiging voor de externe validiteit is elk kenmerk van bij de steekproefprocedure.
een studie dat de mogelijkheid om resultaten te generaliseren, * College studenten: kenmerken van studenten zijn vaak niet te
2) Het onderzoeken van relaties tussen variabelen door voor beperkt. generaliseren naar andere volwassenen.
elke participant twee (of meer) variabelen te meten. * Vrijwilligers bias: vrijwilligers zijn niet geheel representatief
• Correlationele onderzoeksstrategie: tracht alleen een voor de populatie.
relatie tussen variabelen te omschrijven áls er een aanwezig is, Drie soorten bedreigingen voor de interne validiteit * Kenmerken participanten: wanneer een onderzoek
en niet om deze relatie te verklaren. a. Omgevingsvariabelen, zoals temperatuur of het licht in de participanten gebruikt met dezelfde
o Voorbeeld: er is een verband aanwezig tussen de tijd waarop kamer (demografische) kenmerken vormt dit een bedreiging voor de
studenten opstaan en hun cijfers, maar het is niet duidelijk b. Individuele verschillen externe validiteit.
waarom. * Assignment bias (toewijzingsbias): wanneer het proces * Cross-species generalisatie: resultaten kunnen niet zomaar
waarmee men participanten aan verschillende groepen gegeneraliseerd worden
3) Het onderzoeken van relaties tussen variabelen door twee toewijst, zorgt voor groepen van individuen met merkbare van het ene soort (geen mensen) naar een ander soort
(of meer) scores van groepen te vergelijken. verschillende kenmerken. (mensen).
• Experimentele onderzoeksstrategie: het doel is om c. Tijdsgerelateerde variabelen, er zijn hier vijf soorten van: II. Generaliseren over eigenschappen van de studie
‘oorzaak-gevolg’ vragen te beantwoorden omtrent de relatie * Geschiedenis: omgevingsfactoren die ervoor zorgen dat de * Novelty effect (‘nieuwheidseffect’): het meedoen aan een
tussen twee variabelen. participant verandert door onderzoek is vaak spannend voor mensen en ze kunnen het
o Voorbeeld: de hoeveelheid sportoefeningen zorgt voor een de tijd heen, wat de scores kan beïnvloeden. Verschillen tussen zich ‘romantischer’ voorstellen dan werkelijk het geval is. In
lager cholesterolgehalte. condities kunnen zo deze situatie kunnen participanten dus anders reageren dan ze
• Quasi-experimentele onderzoeksstrategie: het tracht door geschiedenis veroorzaakt worden in plaats van door de in de normale, echte wereld zouden doen.
‘oorzaak-gevolg’ vragen te manipulatie. * Meerdere behandelingen: wanneer participanten al eerder
beantwoorden omtrent de relatie tussen twee variabelen, * Maturation (rijping): fysieke of psychologische veranderingen meegedaan hebben of ervaring hebben, kan dit zorgen voor
maar het kan nooit een welomschreven en niet-dubbelzinnige van de participant, vermoeidheid en gewenning.
verklaring produceren. zoals moeheid of veel moeten nadenken. * Kenmerken van de onderzoeker: demografische en
o Voorbeeld: het treatment kan leiden tot een vermindering * Instrumentatie: een verandering in het meetinstrument persoonlijke kenmerken van de onderzoeker kunnen de
van het rookgedrag, maar het verminderde roken kan ook tijdens het onderzoek, generaliseerbaarheid van de resultaten beperken.
veroorzaakt worden door iets anders. waardoor verschillen hierdoor veroorzaakt kunnen worden in III. Generaliseren over eigenschappen van de metingen
• Niet-experimentele onderzoeksstrategie: het doel is plaats van door de * Pretest sensitisatie: het meetproces kan deelnemers
om de relatie tussen variabelen te omschrijven, zonder deze manipulatie. veranderen zodat ze anders reageren op de manipulatie. Ook
relatie uit te leggen. * Testeffecten (order effects): wanneer een participant al eerder kan de pretest ervoor zorgen dat participanten zich meer
o Voorbeeld: er is een verband tussen geslacht en verbale getest is in een bepaald bewust worden van hun eigen attitude of gedrag.
vaardigheid. Meisjes hebben de neiging om hogere verbale treatment, kan dit van invloed zijn op de score van de
vaardigheden te hebben dan jongens, maar we weten niet participant in een latere treatment. Twee typen volgorde- *Generaliseerbaarheid over types metingen: resultaten blijven
waarom. effecten: vaak beperkt tot de bepaalde meeteenheid die gebruikt is
o Carry-over effect: effecten van treatment A kunnen het effect en kunnen niet gegeneraliseerd worden naar andere soorten
Interne en externe validiteit op treatment B verstoren. Dit is bijvoorbeeld het geval bij metingen.
De validiteit van een onderzoek houdt zich bezig met de vraag effecten van medicijnen. * Tijd van de meting: de resultaten verkregen op een specifiek
in hoeverre de onderzoeksstudie de vooropgestelde vraag o Practice effects (gewenning): wanneer mensen bijvoorbeeld tijdstip kunnen afwijken wanneer deze resultaten verkregen
beantwoordt. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen: een aantal keer een puzzel op moeten lossen, raken ze hier waren op een ander tijdstip.
steeds meer ervaren in en gaat het ze makkelijker af dan de
eerste keer.
, Pre-test
Balans tussen interne en externe validiteit variabele. Een variabele die willekeurig verandert, zonder = manier om te checken of manipulatie straks gaat werken.
− Interne validiteit vergroten--> externe validiteit wordt relatie tot de onafhankelijke variabele, is geen bedreiging. Om je manipulatie te verbeteren wanneer je manipulatie nog
verminderd. Wanneer het experiment plaatsvindt in een lab, is --> Wanneer leeftijden van de verschillende groepen anders niet goed is.
er o.a. controle over de temperatuur, de lichten, de tijd, leeftijd, zijn (1e groep 43 en 2e groep 23). Kan je niet zeker zeggen dat
geslacht etc., waardoor de interne validiteit hoog is. De externe manipulatie van onafhankelijke variabale gelijk is. Randomisatiecheck (voor experiment)
validiteit is dan echter laag, omdat het experiment plaatsvindt Factoren die effect kunnen hebben op afhankelijk variabele: = controleren of het gelukt is om willekeurig participanten
in een kunstmatige omgeving en het niet zeker is dat mensen (1) De afhankelijke variabele moet op dezelfde tijd toegewezen zijn naar de groepen. Hoort bij interne validiteit.
in een lab zich hetzelfde zullen gedragen als in een normale blootstelling geven. Je hoopt dat de groepen vergelijkbaar zijn.
situatie. (2) Ze hebben misschien al brand attitude = Enige analyse dat de groepen niet verschillen en hoop je
− Externe validiteit vergroten--> interne validiteit wordt (3) Honger (de een voor de lunch groep/na de groep) dat je geen significant effect hebt. (M 18 en andere M 28 ga
verminderd. Wanneer een veldexperiment gedaan wordt, is de (4) Leeftijd je met t-toets kijken of er verschil zit: ja, dan heb je significant
externe validiteit hoog. De interne validiteit is laag, omdat er verschil in gemiddelde).
weinig controle is door de onderzoekers. Voorbeeld met geslacht als externe factor: je maakt 2 groepen, Oplossing als je verschillende verhouding hebt: je kan het
de ene groep krijgt een reclame zien met zacht muziek en controleren om het mee te nemen als covariaat in je analyse
Een artefact is een externe factor die metingen kan andere precies hetzelfde reclame maar dan met harde muziek. (Wanneer de verhouding verscheelt in de groepen is het een
beïnvloeden of verstoren. Hierbij wordt zowel de interne Als je alle mensen random toewijst, dan verwacht je dat als er systematisch verschil tussen de groepen en wordt het een
als de externe validiteit bedreigd. Een voorbeeld hiervan individuele verschillen zitten die gelijkwaardig verspreid zijn. verstorende groepen)
is experimenter bias: de resultaten van de studie worden Maar het kan zijn dat per ongeluk de vrouwen allemaal in 1 Eerst kijken op de
beïnvloed door de verwachtingen of persoonlijke groep zijn gekomen. Hier weet je niet meer hoe het komt. = controleer achtergrondkenmerken en of ze gelijk zijn
overtuigingen van de onderzoeker. Ook reactiviteit kan een = NIET significant (want dan zijn je groepen gelijk, dat wil je)
probleem vormen: participanten passen hun gedrag aan als Wanneer een variabele geïdentificeerd wordt als storende wel significant, moet je confounding meenemen.
reactie op het feit dat ze meedoen aan een studie en weten dat variabele, is het mogelijk om deze te controleren. Er zijn --> Als er wel verschillen zijn, dan ga je kijken in je analyse waar
ze gemeten worden. verschillende technieken om de invloed van extraneous de verschillen zitten)
variabelen te controleren:
De verschillende onderzoeksstrategieën beoordeeld op 1) Randomisatie: het gebruik van een random proces Is randomisatie gelukt?
validiteit: om een systematische relatie tussen twee variabelen te Controleer voor achtergrondkenmerken en/of
* Descriptief, correlationeel en non-experimenteel: hoge voorkomen. Elke participant heeft dezelfde kans om aan één controlevariabelen of ze gelijk verdeeld zijn over condities
externe validiteit en relatief lage van de condities toegewezen te worden. Op deze manier is Analyse: Chi square/t-test/ANOVA
interne validiteit. het vrijwel zeker dat bijvoorbeeld leeftijd en geslacht geen • Gelijk verdeeld: randomisatie succesvol!
* Experimenteel: hoge interne validiteit, relatief lage externe hele belangrijke rol spelen. Over het algemeen is elke groep • Niet gelijkverdeeld: niet succesvol en mogelijke confounder
validiteit. hetzelfde. Difference between de groepen moeten zo klein (dan controleren voor deze variabele in alle analyses)
* Quasi-experimenteel: valt tussen deze twee in. zijn. Difference within groeps maken niet zoveel uit. Dus in elke
groep moet rond de 4 jaar zijn en vrouwen/mannen moet ook Een manipulatiecheck meet in hoeverre de onafhankelijke
Problemen experimenteel onderzoek niet te groot zijn. variabele het bedoelde effect heeft gehad op de participanten.
1) Third-variable problem: hoewel een studie kan vaststellen 2) Variabele constant houden: wanneer je bijvoorbeeld Het meet hoe de participanten de manipulatie waargenomen
dat twee variabelen gerelateerd zijn, hoeft dat niet noodzakelijk denkt dat leeftijd en geslacht een effect hebben op de en geïnterpreteerd hebben en/of meet het directe effect van
te betekenen dat er een directe (causale) relatie bestaat tussen afhankelijke variabele, maar je niet wilt dat deze twee de manipulatie. Er zijn twee manieren:
deze twee variabelen. Het is altijd mogelijk dat een derde variabelen een effect hebben, kan je deze variabelen constant • Een expliciete maatstaf voor de onafhankelijke variabele,
variabele invloed heeft en verantwoordelijk is voor de relatie. houden--> er worden dan bijvoorbeeld alleen mannen tussen bijvoorbeeld wanneer een onderzoeker de stemming van
2) Directionality problem (richtingsprobleem): hoewel een 30-35 jaar verzameld. De participanten zijn op deze manier participanten wil onderzoeken (IV = stemming), kan een
studie een verband tussen twee variabelen kan vaststellen, is gelijk aan elkaar wat betreft leeftijd en geslacht. meetinstrument om de stemming te meten gebruikt worden
het soms moeilijk te bepalen welke variabele de oorzaak is en Maar: de externe validiteit is zo erg laag. De resultaten kunnen om zeker te weten dat er blije en verdrietige stemmingen
welke het gevolg. niet gegeneraliseerd plaats gevonden hebben.
worden naar vrouwen of andere leeftijden. • Het stellen van specifieke vragen over de manipulatie in een
Extraneous variabele doel 3) Matching: wanneer je bijvoorbeeld denkt dat leeftijd en vragenlijst, die participanten aan het eind van het experiment
= extraneous variabelen zijn problematisch wanneer ze geslacht invloed hebben op de invullen.
confounding variabelen worden: afhankelijke variabele, kunnen er groepen gecreëerd worden
1) ... als het de afhankelijke variabele beïnvloedt. Iets dat binnen de steekproef. Participanten met dezelfde kenmerken
helemaal niets te maken heeft met de afhankelijke variabele is worden aan elkaar gematcht (bijv. mannen van 30 jaar) en
geen bedreiging vervolgens verspreid over de verschillende condities. Zo zijn
2) ... als het systematisch varieert met de onafhankelijke al deze participanten gelijk verdeeld over de verschillende
condities.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur maralynnvandam. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.