DIFFERENTIËREN OP MAAT VAN HET KIND
HET LEERSTOFJAARKLASSENSYSTEEM EN ANDERE KADERS
HET LEERSTOFJAARKLASSENSYSTEEM
Onderwijssystemen in Vlaanderen zijn gebaseerd en georganiseerd volgens het LSJKS. De
leerstof staat centraal en is geselecteerd in functie van het ‘gemiddelde’ kind. Die leerstof moet
over een bepaalde tijd behaald zijn door alle leerlingen.
Voordelen LSJKS:
❖ Eenvoudige structuur: het is helder en duidelijk, ook voor buitenstaanders, makkelijk te
plannen, geen sociale discriminatie. Gelijkheid van onderwijskansen.
❖ Sociale vaardigheden in een beschermde omgeving: in een jaarklas leren de kinderen
elkaar echt kennen, ze worden sociaal vaardiger door samen te leven en werken.
❖ Goede basis om te individualiseren: verschillende initiatieven voor individualisering zijn
mogelijk.
Nadelen LSJKS:
❖ Prestatiedruk op leerling: leerling moet binnen een welbepaald tijdstip mee zijn met de
leerstof, iedereen krijgt dezelfde tijd en hulpmiddelen.
❖ Druk op leerkracht: leerkracht moeten tegen die tijd de leerstof ‘gezien’ hebben.
Gevolgen zijn veel zittenblijvers en drop-outs. Ook de leerkracht-leerling relatie wordt beïnvloed;
weinig of geen samenwerking, erg sturende leiding, …
Leerlingen worden gegroepeerd per leeftijd en homogene jaarklassen. Er is een grote nood aan
meer inspelen op de verschillende leerlingen. Het is moeilijker om rekening te houden met inter-
en intra-individuele verschillen.
INDIVIDUALISEREN DOOR DIFFERENTIATIE
Elke leerling is verschillend, hun begin- en eindpunt van ,het leertraject zal dus verschillen. Ze
kunnen niet allemaal op dezelfde tijd, ogenblik of manier iets bijleren.
Individualiseren: de individuele verscheidenheid van de leerling wordt erkent en tot
uitgangspunt gezien van het onderwijs.
Door te individualiseren geven we elk kind waar het recht op heeft en verlangen we niets wat het
niet aankan. Het doel is maximale ontwikkeling van elk kind met respect tot individuele
verschillen.
De verschillen situeren zich op verscheidenen gebieden:
❖ Leeftijd
❖ Geslacht
❖ Cognitieve begaafdheid
❖ Ontwikkelingsniveau
❖ Interesses
❖ Werktempo
❖ Motivatie
❖ …
1
,Al deze factoren worden beïnvloed door de relaties die de leerling heeft, zoals:
❖ Leerling-leerling
❖ Leerling-leerkracht
❖ School-thuis
Differentiëren: het bewust en gericht nemen van maatregelen waarbij de leerkracht rekening
houdt met de verschillen tussen de leerlingen.
Individualiseren doen we door te differentiëren. Door te differentiëren geven we elke leerling het
zijne.
Differentiëren is een beroepshouding, het start bij de voorbereiding van de les. Je kijkt naar de
beginsituatie, waar de mogelijke moeilijkheden liggen, kan elke leerling voldoende aansluiten bij
de les en kan elke leerling maximaal tot leren komen.
KADERS OM MEE AAN DE SLAG TE GAAN
MICRO-MESO-MACRO-NIVEAU
Macroniveau
Niveau van de maatschappij (schoolwezen, schooltypen, schoolstelsels). Dit is de interscolaire
differentiatie of de institutionele differentiatie.
Tracking: verschillende leertrajecten worden onderscheiden, verschillende leerwegen ten opzichte
van elkaar. In het secundaire kan je kiezen voor technische richtingen, praktische richtingen,
richtingen met meer talen, …
Eind jaren ’80:
Invoering van de eenheidstypen was een verandering op dit vlak. Er was een positieve evolutie in
democratisering van secundair onderwijs in de overgang van categoriaal stelsel naar
comprehensief stelsel.
Vanaf schooljaar 2019-2020:
Modernisering van secundair onderwijs. Definitieve studierichting wordt nog meer uitgesteld. In
een categoriaal schoolsysteem was een duidelijk verband met klasse van de ouders en de keuze
van de school of studierichting. Te vroeg een studierichting kiezen, leidt vaak tot verkeerde
keuzes, mislukkingen en zittenblijvers.
Op basis van permanente observatie en begeleiding komt men tot een advies en kan het kind met
nodige zelfervaring een keuze maken voor de studierichting.
VLO: vernieuw lager onderwijs.
Comprehensief stelsel: leerlingen moeten niet meer direct na het lager onderwijs
definitief een bepaald schooltype of studierichting kiezen. Ze worden opgevangen in
één of meerdere gemeenschappelijke aanvangsjaren. Iedereen begint gelijk.
Categoriaal stelsel:
2
,Mesoniveau
Niveau van de school (organisatie van de school, scholengemeenschap). Dit is externe
differentiatie of interklassikale differentiatie (tussen de klassen).
Verticale organisatie: de wijze van doorstroming van de leerlingen door de school vanaf het
moment van toelating tot aan hun vertrek. (grading of non-grading)
Grading: de leerstof wordt opgedeeld in jaargehelen en aan ,het einde van het jaar worden
bepaalde eisen gesteld, gemeenschappelijk voor alle leerlingen.
Non-grading: leerstof en tijdsduur wordt ontkoppeld zodat geleidelijke voortschrijding in eigen
tempo en zonder tijdsdruk van de jaar barrières mogelijk is.
Horizontale differentiatie: de wijze van groeperen van de leerlingen en het verdelen van deze
groepen over de leerkrachten. (homogene- en heterogene groepen)
Voordelen van homogene groepen:
❖ Eenvoudig voor de leerkracht.
❖ Bepaalt tempo van het kind.
❖ Meer inspelen op de interesses van de leerlingen.
❖ Kinderen kunnen meer participeren.
❖ Je kan meer de groei begeleiden.
Nadelen van homogene groepen:
❖ Fixerende werking, je krijgt een etiket en ga je ‘aanpassen’ (zwakkeren en sterkeren).
❖ Moeras affect, je hebt geen kinderen om van te leren, dus leren minder bij. Pygmalion
effect, leerkracht past verwachtingen aan.
❖ Stigmatiserend, gedrag naar het etiket dat je krijgt.
❖ Sociaal desintegrerend, aparte categorie.
❖ Klassikaal lesgeven.
Streaming: dit zijn de homogene groepen. Voor alle vakken word je in een bepaald niveau gezet.
Dat niveau bepaald in welke klas je zit voor een jaar.
Microniveau
Niveau van de klas. Dit is interne differentiatie of intraklassikale differentiatie.
Heterogene klasgroepen waarin geïndividualiseerd word per leergebied. Niet alle leerlingen
krijgen dezelfde doelstellingen, leerstof, strategie of tempo.
Tempodifferentiatie: hetzelfde doel met een verschillend tijdsduur.
Leerstofdifferentiatie: dezelfde tijd met een verschillend doel. Twee soorten:
❖ Niveaudifferentiatie (setting).
❖ Totale leerstofdifferentiatie.
Setting: binnen elk ander vak wordt er gedifferentieerd. Leerlingen kunnen voor één van bij de
sterkere groep en voor een ander vak bij de zwakkere. (AVI-lezen)
3
, EEN KADER VOOR BINNENKLASDIFFERENTIATIE, CASTELEIN 2016
Binnenklasdifferentiatie Castelein: wordt gevoed door een beroepshouding, niet door een recept. Is
kunnen omgaan met verschillen tussen lerenden in een klas op een proactieve, positieve en
planmatige manier waarbij verschillen verkleinen, gelijk blijven of groter worden. Om te komen
tot verhoogde motivatie, welbevinden, leerwinst en/of leerefficiëntie.
Het wiel van de lerende en het wiel van de leeromgeving vloeien in elkaar. Je kan verschillende
werkvormen maken door beide te combineren.
De lerende: op basis waarvan differentiëren we.
❖ Voorkennis
❖ Cognitieve vaardigheden
❖ Achtergrond
❖ Interesses
❖ Leervoorkeuren
❖ Affectieve vaardigheden
❖ Metacognitieve vaardigheden
❖ …
De leeromgeving: hoe differentiëren we.
❖ Instructie
❖ Tempo
❖ Evaluatie
❖ Bijkomende ondersteuning door peers of collega’s
❖ Feedback
❖ Eindproduct
❖ Leermaterialen en media
❖ Leerdoelen
❖ Werkvormen
❖ …
HET BKD-LEER-KRACHT-MODEL, STRUYVEN 2015
Binnenklasdifferentiatie Struyven: het proactief, positief en planmatig omgaan met verschillen in
leren (interesse, leerstatus en leerprofiel) tussen leerlingen in de klas met het oog op het grootst
mogelijke leerrendement voor elke leerling.
Abstract
Het kader wordt ingezet om binnenklasdifferentiatie praktisch vorm te geven in de klas en op
school. Het legt daarbij de nadruk op de rol van de leerkracht om de leer-kracht van elke leerling
aan te spreken.
Inleiding: van definiëring tot model
Het leren van elk individu is uniek, dit leidt tot verschillen in leerprestaties en succes. Als
achtergrondkenmerken, zoals gender, etniciteit, moedertaal of sociaaleconomische status (SES),
een voorspeller wordt van het behalen van academisch succes, dan is het ook een probleem.
Leerlingen bovenaan het leerspectrum ondervinden ook negatieve gevolgen van het
gemeenschappelijke ‘one-fits-all’ onderwijs.
4