Politiek = hoe mensen zich organiseren
1. Collectieve activiteit: groep centraal
2. Verschillende gezichtspunten: conflict oplossen
3. Gezaghebbend beleid: uiterste belang dwang (democratisch, autoritair)
- Miller heeft de beste definitie met alle 3 de kenmerken
- Enge definitie (beperkt): traditionele visie → alles dat met instituties van de staat te
maken heeft (Den Haag)
- Ruime definitie: moderne visie → buiten grenzen politieke systeem (school,
ziekenhuis, gezin, sportclub)
Macht = vermogen van bepaalde actor om een andere actor iets te laten doen wat die
eigenlijk anders niet zou doen → relatie tussen de actoren
- Kernconcept politicologie
- Actor = persoon, bedrijf, land etc
Lukes’ 3 dimensies van macht:
1. Wie trekt aan het langste eind bij een conflict?
- Preferenties en besluitvorming centraal
- Denk aan verkiezingen, welke partij heeft het meest zijn zin gekregen? →
partij met de meeste macht
2. Wie heeft controle over de agenda?
- Agenda-setting centraal
- Voorkomen dat beslissingen worden genomen
3. Wie beïnvloedt voorkeuren?
- Thought control centraal
- Propaganda → beïnvloeden gedachte van burger
- Institutioneel racisme: onbewust wel ‘Kees’ aannemen ipv ‘Mohammed’ →
niet expres, manier van denken
- Onpersoonlijk, lastig aan te wijzen
Gezag = macht die als legitiem wordt ervaren
- 3 vormen van gezag (Weber)
1. Traditioneel: respect voor traditie en gewoonte
2. Charismatisch: persoonlijkheid machthebber → krachten van persoon
(Obama wordt aardig bevonden)
3. Rationeel-legalistisch: respect voor de regels (omdat de persoon president is,
wordt er naar hem geluisterd)
,Hobbes en de Leviathan:
- Gedachte-experiment doen om mensen te begrijpen
- Groep zonder regels (natuurtoestand) → oorlog, ieder voor zich, vrijheid
- Als de groep vrijheid opgeeft → Leviathan (Staat), wordt gevreesd, iedereen houdt
zich aan de regels → georganiseerd politiek systeem met geweldsmonopolie
(alleen politiek mag geweld gebruiken)
De Staat:
- Belangrijkste politieke eenheid
- 3 hoofd theorieën over ontstaan:
1. Politiek: staten en oorlog
2. Economisch: modernisering, veel handel, belang van allerrijksten
3. Cultureel: natiestaten, groepen mensen met een identiteit
- 5 kerneigenschappen:
1. Legitiem bestuurd
2. Populatie
3. Territorium
4. Soevereiniteit
5. Geweldsmonopolie
→ niet altijd vanzelfsprekend, veel discussie als je kijkt per eigenschap
- Functie van de Staat: defensie, politiek, belasting
De natie en nationalisme:
- Verbeelde gemeenschap, dezelfde geschiedenis, gedeelde identiteit (geloof, taal etc)
- Gaat vooral om gevoel
- Nationalisme = natiestaan met eigen identiteit
Ideologieën = wetenschappelijke benadering van ideeën (vroeger)
- Soort blauwdruk hoe samenleving er nu uitziet en zou moeten doen
- 3 onderdelen:
1. Visie mbt nu
2. Visie mbt straks
3. Visie mbt hoe van nu naar straks te komen (ideale staat bereiken)
- Overkoepelende indeling: links en rechts
- Klassieke 3:
1. Liberalisme: moderne samenleving
- Individualisme, vrijheid, rationaliteit
- Klassiek liberalisme, sociaal liberalisme
- Staat mag niet met het kapitalisme bezig houden
- Sterkste ongelijkheden gelijk trekken
- VVD, D66
2. Conservatisme
- Traditie, pragmatisme, hiërarchie
- Christen-democratie (geloof, kerk, familie), nieuw rechts
- CDA, CU
3. Socialisme
, - Kritiek op kapitalisme
- Gelijkheid, gemeenschap, sociale klasse
- Communisme, sociaal-democratie, Derde weg
- Marx, vrije markt
- SP, PvdA
- Individualisering → kerken steeds minder aanhangers
- Globalisering: migratie, social media, klimaatverandering
- 5 nieuwere varianten:
1. Feminisme: patriarchaat, gender, gelijkheid, 3e dimensie van macht:
beïnvloed door boeken (mama vindt stofzuigen leuk, dus vrouwen horen dat
te doen)
2. Ecologisme: mens onderdeel van de natuur → ecologie, holisme,
duurzaamheid
3. Kosmopolitisme: wereldgemeenschap, mensenrechten, multiculturalisme
4. Nativisme: natie VS gevaarlijke anderen (buitenlanders)
5. Populisme: volk VS elite, gewone burgers verraden door egoïstische elite
, Hoorcollege 2
Mensen indelen op model:
- Streep: links en rechts
Links: gelijkheid, internationale samenwerking, gelijkheid, hervorming
Rechts: conservatief, nationalisme, orde, hiërarchie, vrije markt
- Hoefijzermodel: extreme vormen links en rechts lijken op elkaar: communisme,
fascisme
- Plusje: kiesmodel
Economisch: gelijkheid VS vrije markt
Cultureel: kosmopolitisch VS nationalistisch
Politieke regimes: manier waarop politieke gemeenschap zich vormt, hoe beslissingen
genomen worden
1. Democratie: direct, vertegenwoordigheid, liberaal
- Directe democratie: referenda, vroeger volksvergaderingen
Voordeel: legitimiteit, samen beslissing nemen
Nadeel: tirannie van de meerderheid (belangen minderheid in verdrang),
gebrek aan kennis en tijd (burgers niet verdiept), schaalprobleem
- Representatieve democratie: vertegenwoordigers burgers nemen
beslissingen
Voordeel: meer kennis en tijd, praktischer met schaalprobleem
Nadeel: wat is representatie? Wat is een goede afspiegeling van de
bevolking?
- Liberale democratie: reikwijdte van democratisch genomen politieke
beslissingen worden ingeperkt door liberale instituties
2 centrale mechanismen:
1. Checks and balances: macht verdelen, nooit te veel macht in 1
institutie
2. Individuele rechten: tirannie van de meerderheid tegenhouden
Voordeel: bescherming tirannie van de meerderheid en machtsconcentratie
Nadeel: grote afstand van volk
1.
2. Niet-democratie:
- Hybride regimes: tussenvorm, democratie gemanipuleerd, media in handen
van regering, corruptie
- Autoritaire regimes: geen grondrechten, geen vrije media, corruptie, weinig
rechten en vrijheden, sterke leiders
1. Absolute monarchie: koning alle macht
2. Personalisme: alles draait om leider
3. Heersende partij: partij de baas
4. Militaire regimes: leger grijpt de macht
5. Theocratie: religieuze leider aan de macht
6. Totalitaire regimes: meest extreme vorm van autoritair → iedereen
moet zich aan de regels van de staat houden, anders vermoord
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur evakuin. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,16. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.