1) In een herwerkte balans wordt de activa herschikt op basis van
a) realiseerbaarheid
b) liquiditeit
c) levensduur
d) informele waarde
De activa op de boekhoudkundige balans is verdeeld naar realiseerbaarheid, de herschikte balans
is verdeeld naar levensduur (met name de tijd dat de activa in de onderneming aanwezig is)
2) gegeven : Het indexcijfer van de rubriek overgedragen winst/verlies over 3 BJ: 20X1 = 250-20X2 = -
80-20X3= 450 kan je het volgende besluiten:
a) In 20X1 en 20X3 is er een aanzienlijke winst, in 20X2 is er verlies
b) In 20X1 en 20X3 is er een groot verlies, in 20X2 winst
c) doorheen de boekjaren is er een sterk schommelend resultaat
d) geen conclusie mogelijk
Het gaat hier over een indexcijfer, wat slaat op een verandering tussen de verschillende boekjaren
t.o.v. een basisjaar. Men kan hieruit enkel afleiden dat er een sterk schommelend resultaat is. Men
weet niet of er exact winst of verlies was in de betreffende boekjaren. Mogelijk voorbeeld:
Overgedragen w/v: (20X0= 5 (Basisjaar)), 20X1= 50, 20X2= -4, 20X3= 22,5 = sterk schommelend
3) gegeven : Het structuur % van de niet-kaskosten van bedrijfsaard bedraagt (-) 4% dit betekent:
a) Gerealiseerde verkoop voor 4% dient ter dekking van deze kaskosten
b) 4% van BTW bestaat uit deze niet-kaskosten
c) 4% van de bedrijfsEBITDA bestaat uit niet-kastkosten
d) 4%vande winst uit deze niet-kaskosten bestaat
Bij structuurpercentages bekijkt men alles t.o.v. het totaal. Niet- kaskosten van bedrijfsaard
worden uitgedrukt t.o.v. de gerealiseerde verkoop [zie T6, p.88] [-3..109] = -2,5
4) Verkoop van deelnemingen in verbonden ondernemingen en voorziening voor groot onderhoud
a) beiden zijn een bron van vermogen
b) beiden zijn een aanwending van vermogen
c) Het eerste is een bron van vermogen, het tweede is een aanwending van het vermogen
d) het eerste is een aanwending van het vermogen, het tweede is een bron van vermogen
Verkoop van deelnemingen (= FVA) dus Actief dat daalt = BRON
Voorzieningen (Passief) aanleggen is een passief dat stijgt dus wederom = BRON
, 5) De nood aan extra financiering met een bankkrediet kan worden nagegaan via:
a) dekking van het vreemd vermogen via de cashflow
b) netto bedrijfskapitaal
c) netto bedrijfskapitaalbehoefte
d) graad van financiële onafhankelijkheid
NBKB = in hoeverre kan het bedrijf zichzelf financieren en in hoeverre moet men opzoek naar extra
financiering
6) Het verschil tussen de klassieke cashflow en de operationele cashflow zit in:
a) uitgekeerde dividenden
b) betaalde intrest
c) uitgekeerde dividenden en betaalde intrest
d) noch uitgekeerde dividenden, noch betaalde intrest
Klassieke CF = CF van het EV na belastingen - FKVV (intrest) [CF vóór vergoeding EV maar ná
vergoeding VV]
Operationele CF = CF van het EV na belastingen + FKVV [CF vóór vergoeding EV en VV!]
(verschil is dus de vergoeding van het VV of de FKVV)
7) financiële hefboommultiplicator vorm link tussen
a) solvabiliteit en liquiditeit
b) liquiditeit en rendabiliteit
c) solvabiliteit en rendabiliteit
d) geen van bovenstaande mogelijkheden
Financiële hefboom: de mate waarin de investeringen (opbrengst LT = rendabiliteit) meer
opbrengen dan de schuldfinanciering (Schuldgraad of solvabiliteit)
8) Welke van onderstaande beweringen is juist?
a) ontvangen dividenden worden niet opgenomen in de toegevoegde waarde omdat de erop
geboekte waardeverminderingen ook niet worden opgenomen
b) ontvangen dividenden worden niet opgenomen in de toegevoegde waarde omdat zij
deel uitmaken van de toegevoegde waarde van het andere bedrijf
c) ontvangen dividenden worden niet opgenomen in de toegevoegde waarde omdat ze
worden gewaardeerd tegen aanschaffingswaarde en niet tegen verkoopwaarde
d) ontvangen dividenden worden niet opgenomen in de toegevoegde waarde omdat het
niet-kaskosten van niet financiële aard zijn
Dividenden ontvangen van andere bedrijven = financiële opbrengst, maar dit is geen opbrengst
door eigen werking van het bedrijf, dus hoort dit tot de toegevoegde waarde van het andere
bedrijf
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur handelswetenschappenfluisteraar. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €0,00. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.