samenvatting hoofdstuk uit de reader inleiding privaatrecht ou
École, étude et sujet
Open Universiteit (OU)
Bachelor Rechtsgeleerdheid
RB0204 - Inleiding privaatrecht (RB0204)
Tous les documents sur ce sujet (16)
Vendeur
S'abonner
stukajay
Avis reçus
Aperçu du contenu
17 Zekerheidsrechten: pand- en hypotheekrecht; voorrecht en
retentierecht
17.1 Inleiding
Indien een debiteur een vordering, die een crediteur op hem heeft, niet betaalt, dan kan
laatstgenoemde verhaal zoeken op het vermogen/op de goederen van de debiteur.
Het verhaalsrecht op goederen is behandeld in titel 10 van Boek 3
‘Verhaalsrecht op goederen’. In afdeling 1 (algemene bepalingen) vinden we
in artikel 3:276 de hoofdregel van het verhaalsrecht.
Genoemd artikel bepaalt: ‘Tenzij de wet of een overeenkomst anders
bepaalt, kan een schuldeiser zijn vordering op alle goederen van zijn
schuldenaar verhalen.’
Martens verkoopt aan Betje een bankstel voor de prijs van € 3000. Overeengekomen wordt dat Betje de
koopprijs zal voldoen binnen twee weken na levering van het bankstel. Martens heeft een persoonlijk
recht op Betje tot betaling van de koopprijs verkregen. Betje betaalt echter niet binnen de
overeengekomen twee weken. Martens stuurt enkele aanmaningen waarbij hij Betje sommeert om
alsnog te betalen, bij gebreke waarvan rechtsmaatregelen zullen worden genomen. Betje blijft echter
onwillig. Martens gaat over tot dagvaarding van Betje voor de rechter, om zo tot een veroordeling tot
betaling van de koopprijs te komen.
Betje wordt door de rechter veroordeeld tot betaling van de koopprijs (en de bijko-mende kosten van
veroordeling). Ondanks deze veroordeling blijft Betje weigeren om te betalen. Martens heeft nu de
mogelijkheid executoriaal beslag te laten leggen op de goederen van Betje.
Executoriaal beslag is beslag dat op de goederen van de debiteur wordt gelegd krachtens een
executoriale titel.
In dit geval is die executoriale titel een burgerrechtelijk vonnis (en wel de
grosse van dat vonnis) waarbij Betje is veroordeeld om te betalen.
Het vonnis van de rechter heeft executoriale kracht; dit wil zeggen dat het
vonnis ook daadwerkelijk door de belanghebbende partij ten uitvoer kan
worden gelegd, hierbij vertegenwoordigd door een deurwaarder.
Nadat aan een aantal formaliteiten is voldaan, wordt een procesverbaal van
beslag opgemaakt waarin een nauwkeurige aanduiding en beschrijving van
de in beslag genomen goederen plaatsvindt (het beslag heeft tot gevolg dat
Betje geen wijziging in de feitelijke of rechtstoestand van de beslagen
goederen mag brengen.
Betje wordt ten aanzien van de beslagen goederen beschikkingsonbevoegd;
zij mag deze dus niet vervreemden of bezwaren). Hierna volgt verkoop van
de beslagen goederen in het openbaar door een deurwaar-der. Uit de
opbrengst van de verkoop wordt tenslotte, nadat alle kosten van executie
zijn afgetrokken, de crediteur Martens voldaan (zie artikel 439 e.v. Rv).
Een schuldenaar is met al zijn goederen (vermogen) aansprakelijk is voor een persoonlijke
verbintenis. Echter artikel 3:276 geeft aan dat op de voorgaande regel uitzonderingen mogelijk
zijn.
Het artikel begint met de woorden: ‘Tenzij de wet of een overeenkomst
anders bepaalt, (...)’.
Ten aanzien van bepaalde goederen is bij wetbepaald, dat er geen verhaal
op kan worden gezocht (zie bijv. de artikelen. 447 en 448 Rv).
Als u deze artikelen doorleest, zult u begrijpen waarom beslag niet mogelijk
is.
,Daarnaast is het mogelijk dat bij wet is bepaald dat het beslag aan beperkingen onderhevig is.
Een voorbeeld vinden we in artikel 475c, sub a, Rv.
Beslag op het loon van de werknemer is slechts boven een bepaald
gedeelte van het loon mogelijk.
Bij overeenkomstkunnen schuldeiser en schuldenaar ook afspreken
dat beslag op bepaalde goederen niet mogelijk zal zijn of dat de
schuldeiser zelfs helemaal geen verhaal op het vermogen van de
schuldenaar kan zoeken.
Een schuldenaar kan meer dan één schuldeiser hebben. In de
meeste gevallen is dat ook zo. In dat geval is hij dus ten opzichte
van al die schuldeisers met al zijn goederen voor zijn persoonlijke
schulden aan-sprakelijk. Hier is van belang artikel 3:277.
Artikel 3:277, eerste lid bepaalt: ‘Schuldeisers hebben onderling een
gelijk recht om, na voldoening van de kosten van executie, uit de
netto-opbrengst van de goederen van hun schuldenaar te worden
voldaan naar evenredigheid van ieders vordering, behoudens de
door de wet erkende redenen van voorrang.’
Het eerste lid nu van dit artikel geeft de verhouding tussen
schuldeisers weer.
De hoofdregel is dat alle schuldeisers gelijk in rang zijn. We spreken hier ook wel van het
beginsel van de paritas creditorum.
Persoonlijke rechten zijn gelijk in rang. Voor deze rechten geldt dus niet het droit de
priorité (in tegenstelling tot de goederenrechtelijke rechten).
Alle crediteuren kunnen zich dus volgens de hoofdregel van artikel 3:277 op de
goederen van de debiteur verhalen en wel ieder naar evenredigheid als de
opbrengst van de goederen niet voldoende is om alle crediteuren geheel te
voldoen.
Derks heeft een vordering op Casper van € 10.000 uit een koopovereenkomst (het recht van Derks is een
persoonlijk recht). Casper betaalt het bedrag niet aan Derks. Daarnaast heeft Evers nog een vorderingsrecht op
Casper van € 5000 uit een verbruik-leenovereenkomst (ook het recht van Evers is een persoonlijk recht).
Ook dit bedrag wordt niet aan Evers terugbetaald. Zowel Derks als Evers dagvaarden Casper. De rech-ter
veroordeelt Casper in beide procedures tot betaling van respectievelijk € 10.000 en € 5000. Daar Casper ook na de
veroordeling weigert te betalen, laten Derks en Evers executoriaal beslag leggen (in de praktijk zal het niet vlug
voorkomen dat meer schuldeisers samen beslag laten leggen) op de waardevolle goederen van Casper.
De opbrengst van de daarop volgende openbare verkoop is € 6000, te weinig om zowel de schuld aan Derks als de
schuld aan Evers geheel te voldoen. Op grond van het beginsel van de paritas creditorum, wordt de opbrengst van
de openbare verkoop nu naar evenredigheid tussen Derks en Evers verdeeld.
Het vorderingsrecht van Derks staat tot het vorderingsrecht van Evers als 2:1 (10.000 : 5000) zodat Derks 2/3 krijgt
van € 6000 is € 4000 en Evers 1/3 van € 6000 is € 2000.
Voor het restant blijven Derks en Evers crediteur van Casper; met andere woorden: Derks blijft voor € 6000 (€
10.000 − € 4000) een vordering behouden op Casper en Evers blijft voor € 3000 (€ 5000 − € 2000) een vordering
behouden op Casper.
Voor crediteuren die dezelfde niet-betalende debiteur hebben, is het veelal verstandiger om het
faillissement van die debiteur aan te vragen, dan dat ieder op zich zelf gaat ageren tegen die
debiteur. Iedereen die zijn schulden onbetaald laat, kan failliet worden verklaard.
Artikel 1 Fw bepaalt: ‘De schuldenaar, die in den toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te
betalen, wordt (...) bij rechterlijk vonnis in staat van faillissement verklaard.’
De toestand van opgehouden hebben te betalen is aanwezig als er
meerdere crediteuren zijn en minimaal één van deze crediteuren een
opeisbare vordering heeft die onbetaald is gebleven. Het faillissement kan
onder andere worden aangevraagd door een of meer crediteuren of door de
debiteur zelf.
,Men kan faillissement omschrijven als een beslag op (nagenoeg) het hele vermogen van een
schuldenaar ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers (vgl. de
artikelen 20 en 21 Fw).
Het uiteindelijke doel van het faillissement is (nagenoeg) alle aan de
schuldenaar toebehorende goederen te verkopen en de opbrengst daarvan
onder de schuldeisers te verdelen.
Tegelijk met de faillietverklaring door de rechter wordt een curator benoemd,
letterlijk vertaald ‘verzorger’ (artikel 14 Fw).
Een gevolg van het faillissement is dat de failliet zijn beheers- en beschikkingsbevoegdheid ten
aanzien van zijn in het faillissement vallend vermogen verliest (artikel 23 Fw).
Deze bevoegdheden komen in het vervolg toe aan de curator. De
schuldenaar mag dus na zijn faillietverklaring niets meer aan de boedel (zo
noemen we het gehele vermogen van de failliet) onttrekken.
De curator draagt ook zorg voor de openbare verkoop en voor de verdeling van de opbrengst van
die verkoop onder alle crediteuren. Ook hierbij geldt dat,
wanneer de opbrengst van de openbare verkoop van de goederen van de
debiteur niet toereikend is voor betaling van al zijn schulden (het meest
voorkomende geval), de opbrengst naar evenredigheid tussen de
crediteuren wordt verdeeld.
Voor zover de vordering van een crediteur niet volledig wordt voldaan,
behoudt hij deze op de schuldenaar. Verwerft de failliet later opnieuw
vermogen, dan kunnen de crediteuren proberen alsnog het onbetaald
gebleven gedeelte van hun vordering te innen.
In artikel 3:277, eerste lid wordt, zoals we reeds hebben gezien,
de hoofdregel gegeven, die we ook wel
het beginsel van de paritas creditorum noemen.
de gelijkheid van de schuldeisers bestaat slechts ten
aanzien van de ‘netto-opbrengst’.
Hiermee heeft de wetgever aangegeven dat de kosten
die de executie van de goederen met zich meebrengt,
vóór alles moeten worden voldaan.
Wat nadien resteert, komt toe aan de gezamenlijke
schuldeisers en wordt tussen hen naar evenredigheid
verdeeld.
Voorbeelden van executiekosten zijn: deurwaarderskosten, notariskosten, veilingkosten.
Verder lezen we in het eerste lid van het voornoemde artikel ook
de uitzondering die wordt gemaakt op de in dat lid gegeven hoofdregel van
de paritas creditorum:
‘(...), behoudens de door de wet erkende redenen van voorrang.’
De wet geeft namelijk aan een aantal schuldeisers voorrang boven andere
schuldeisers bij het verhaal op de goederen van de debiteur. Deze wettelijke
voorrang vindt een uitwerking in het daarop volgende artikel 3:278, dat wij
zo dadelijk zullen behandelen.
In artikel 3:277, tweede lid wordt een
wettelijke basis voor de overeenkomst van achterstelling
gegeven.
Bij deze overeenkomst behoudt de crediteur zijn
verhaalsrecht op alle goederen van de debiteur, maar
verlaagt hij de hem jegens andere crediteuren toekomende
, rang ten opzichte van alle of ten opzichte van sommige van
hen.
Indien A, crediteur van C, bijvoorbeeld een verhaalsrecht heeft dat wettelijk voorrang
heeft boven het verhaalsrecht dat crediteur B op C heeft, dan kan A met C afspreken
dat het verhaalsrecht van B voorrang heeft boven zijn verhaalsrecht op C.
De achterstelling komt regelmatig voor, met name om
sanering van een onderneming mogelijk te maken.
Artikel 3:278.
De redenen van voorrang waarover artikel 3:277, eerste lid, slot spreekt,
vinden we, zoals eerder gezegd, in artikel 3:278.
=>> artikel 3:278 bepaalt dat voorrang voortvloeit uit pand, hypotheek en
voorrecht en uit de andere in de wet aangegeven gronden.
Pand, hypotheek en voorrecht komt hier aan de orde.
Pand en hypotheek geven aan de gerechtigde een goederenrechtelijk recht
(naast zijn persoonlijk recht), zodat hij met de andere crediteuren niets te
maken heeft. We zeggen ook wel dat de pand- en hypotheekhouder
separatist zijn.
Voorrecht geeft aan een crediteur voorrang boven andere crediteuren.
In het eerste lid van artikel 3:278 wordt nog melding gemaakt van andere uit
de wet aangegeven gronden.
Hier kan men denken aan de voorrang die uit een retentierecht voortvloeit
(zie artikel 3:292; zie verder nog de artikelen 3:264, zevende lid en 3:282).
17.2 Voorrechten
Voorrecht vormt een doorbreking van de paritas-creditorum-regel.
Een voorrecht kan men omschrijven als een recht dat aan een schuldeiser
toekomt om zijn vordering op een debiteur met voorrang − door de wet
toegekend − boven andere schuldeisers van die debiteur op bepaalde
goederen of op alle goederen van die debiteur te verhalen.
Een voorrecht zal natuurlijk alleen dan van belang zijn als er een verdeling
moet plaatsvinden tussen meerdere schuldeisers terwijl de opbrengst van
de goederen ontoereikend is.
Zolang de opbrengst toereikend is, kunnen alle schuldeisers worden voldaan.
De voorrangsregelingen zullen, gezien het voorgaande, veelal een rol spelen bij faillissement van
de debiteur.
Een crediteur met een voorrecht of een ‘preferente crediteur’ staat tegenover een concurrente
crediteur.
Concurrente crediteuren zijn crediteuren die volgens de hoofdregel van artikel
3:277 onderling een gelijk verhaalsrecht hebben.
Hoe kunnen voorrechten ontstaan?
Zie artikel 3:278, tweede lid.
‘Voorrechten ontstaan alleen uit de wet. Zij rusten of op bepaalde
goederen of op alle tot een vermogen behorende goederen.’
De eerste zin geeft aan dat voorrechten slechts uit een wet in formele zin kunnen ontstaan.Zij
kunnen dus niet buiten de formele wet om, bijvoorbeeld op grond van lagere wetgeving of een
overeenkomst, ont-staan (het voorgaande vloeide ook al voort uit artikel 3:277, eerste lid en 3:278,
eerste lid).
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur stukajay. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.