Hoofdstuk 1. Wat is morfologie?
1.2. Basisbegrippen
1.2.1. Gelede en ongelede woorden
Woorden zijn zelfstandige eenheden van vorm en betekenis. Ze kunnen worden
onderscheiden in lexicale of inhoudswoorden en grammaticale of functiewoorden.
Functiewoorden leggen verband tussen lexicale woorden en de zinsdelen waarin ze
voorkomen.
Als we kijken naar de relatie tussen klankvorm en betekenis, maken we onderscheid tussen
woorden met een arbitraire relatie en woorden waarbij deze relatie niet volledig willekeurig
is. Het woord ‘boom’ is volledig arbitrair. Wel is afgesproken dat we dit woord gebruiken om
naar ‘bomen’ te verwijzen. Op deze manier berusten woorden op (sociale) conventie; het zijn
conventionele tekens.
Een woord als ‘appelboom’ is van betekenis niet volledig arbitrair: het woord is gemotiveerd.
Dit type gemotiveerde woorden noemen we ook wel gelede woorden, omdat de geleding in
de vorm, /ap l/ en /bom/, gepaard gaat met een bepaalde geleding in de betekenis.
In gelede woorden zijn twee of meer morfemen te onderscheiden. Vrije morfemen (lexicale
morfemen) kunnen op zichzelf voorkomen en hebben een zelfstandige betekenis en
gebonden morfemen kunnen alleen in combinatie met een vrij morfeem voorkomen.
Gebonden morfemen kunnen we onderscheiden in prefixen, suffixen en (discontinue
affixen) circumfixen. De overkoepelende term hiervoor is affixen.
1.2.2. Syntagmatische en paradigmatische morfologie
Omdat in gelede woorden twee of meer morfemen zijn aan te wijzen, zouden we morfologie
kunnen opvatten als ‘syntaxis beneden het woordniveau’, dus als morfeemsyntaxis. We
spreken van syntagmatische morfologie als we langs een horizontale lijn een geleed
woord kunnen opbouwen uit morfemen. Wanneer de betrekkingen van een geleed woord
met andere woorden, die op grond van overeenkomsten tot één paradigma behoren, een
netwerk vormen van woorden die in enig opzicht overeenkomen, spreken we van
paradigmatische morfologie. Het gaat hier om niet-syntagmatische betrekkingen, vaak
alleen om vorm en / of betekenis, zoals haven of oven.
Een type woordvorming dat paradigmatisch van aard is, is conversie: het maken van een
nieuw woord door verandering van woordsoort en betekenis, maar zonder morfologische
markering. Het gaat hier om woorden die zowel de stam van het verbum als het nomen
kunnen zijn. Een voorbeeld is ‘fiets’ of ‘douche’.
Bij flexie gaat het om de verschillende vormen van één woord (verbuiging). Dit komt onder
andere voor bij werkwoordsvormen en meervoudsvormen. Lexeem: een abstracter begrip
dan ‘woord’, waarbij we abstraheren van bepaalde verschillen in vorm en betekenis of
syntactische verbindbaarheid. Bij flexie hebben we te maken met verschillende vormen van
één lexeem en bij derivatie met verschillende lexemen.
1
,1.3. Gemotiveerde woorden en gelede woorden
1.3.1. Het belang van gelede woorden
Tokens: alle voorkomens van één woord | Types: het aantal verschillende woorden.
1.3.2. Soorten van gemotiveerdheid
Woorden
Arbitrair (gedeeltelijk) gemotiveerd
Ongeleed Vormelijk geleed Niet geleed Niet systematisch Systematisch
geleed geleed
Stoel Zuinig (ik) step Doka Kleurloos
Appel Besteden (ik) douche Limbo Onhelder
Boom Ontginnen Koekoek Halvarine Tafeltje
Leuk Sprookje Sul Macha Proefpersoon
WAO Muisgrijs
Klanknabootsingen zijn voor een groot deel conventioneel. Ook kennen we klanksymboliek.
Zo zou -ul in kul, lul, prul en sul verantwoordelijk kunnen zijn voor het negatieve of
pejoratieve betekenisaspect van deze woorden. Bovendien zijn er verkortingen, die
gedeeltelijk gemotiveerd zijn, omdat ze te koppelen zijn aan het ‘hele’ woord, maar ze zijn
niet geleed (porno, bios).
Bij letterwoorden (aids, havo) en lettergreepwoorden (beha, PvdA) is de relatie tussen
klankvorm en betekenis evenmin volkomen arbitrair. Een woord als horeca of smog lijkt een
samensmelting, waarbij begin- en eindstukjes worden gecombineerd tot één woord.
In woorden als brabo of lesbo lijkt o een suffixachting karakter te krijgen. Hoewel deze
woorden niet geleed zijn, vertonen ze wel een bepaalde mate van geleedheid, en ze zijn
zeker gemotiveerd.
1.4. Opname in het (mentale) lexicon: lexicalisatie
De betekenis van een woord is compositioneel wanneer kleinere eenheden (geleed of
ongeleed) een groter geheel (nieuw woord) vormen. Daartegenover staat een idiomatische
betekenis: gelede woorden vertonen onvoorspelbare betekenisaspecten (voetbalknie,
parkeerhulp, onleesbaar). Een geleed woord kan bij direct bij de vorming een betekenis
hebben die niet volledig bepaald is door de betekenis van de delen van de constructie. We
spreken in zo’n geval van semantische specialisatie of betekenisspecialisatie (vergelijk
tomatensoep met koninginnensoep).
Tegenover elkaar staan namen en omschrijvingen. Een naam gebruiken we om een klasse
van specifieke objecten te noemen. Woordgroepen fungeren vaak als omschrijving.
Gelede woorden die standaard in het mentale lexicon van de taalgebruiker zitten, noemen
we ook wel gelexicaliseerd. We gebruiken de term lexicalisatie voor twee, met elkaar
samenhangende verschijnselen:
- het verschijnsel dat een geleed woord onvoorspelbare, conventioneel bepaalde
betekenisaspecten kan hebben;
- en de consequentie daarvan, namelijk dat eenmaal gevormde gelede woorden met die
onvoorspelbare betekenisaspecten in het lexicaal geheugen van de taalgebruiker moeten
2
, worden opgeslagen, om ervoor te zorgen dat ze met die betekenis opnieuw kunnen worden
gebruikt.
1.5. Gevolgen van lexicalisatie
Er zijn tal van woorden die de taalgebruiker niet meer als geleed ervaart, zoals schouwburg
en potlood. We constateren hier verlies van morfologische transparantie. Een belangrijke
oorzaak hiervan is dat het grondwoord van een afleiding verloren gaat. Voorbeelden hiervan
zijn sommige werkwoorden die geprefigeerd zijn met ge-, be-, ver- of ont-. Voor deze
werkwoorden geldt dat hun grondwoord niet meer bestaat. Een argument om deze woorden
toch als vormelijke geleed te beschouwen, ligt in de vorm van de daarbij behorende voltooide
deelwoorden. Bij geprefigeerde werkwoorden ontbreekt het voltooid-deelwoordprefix.
Ook gesuffigeerde woorden kunnen hun grondwoord verliezen: akelig, dierbaar, meisje,
lelijk.
Hoofdstuk 2. Woordvorming
2.2. Morfologische relaties en processen
2.2.1. De basis
Zowel bij compositie (samenstellingen) als bij derivatie (afleidingen) worden woorden
gevormd op basis van woorden. Meestal wordt bij derivatie één woord gekoppeld met één
affix: woordgebaseerde morfologie. De woordvorming vindt dat plaats op basis van
lexemen (stam van het (werk)woord).
De vorm van de eerste persoon valt samen met de stam en wordt dus niet door een suffix
uitgedrukt. In een syntagmatische benadering wordt hiervoor het begrip nulmorfeem of
nulaffix gehanteerd.
En reeks woorden die allemaal gekenmerkt worden door een gelijk vormaspect,
corresponderend met een identiek betekenisaspect, noemen we een morfologische
categorie, bijvoorbeeld: kaal – kalig, groen – groenig, bang – bangig. De minder gelede of
ongelede woorden waarmee de corresponderen, zijn de correlaten.
Taalgebruikers zijn bij inhoudswoorden in staat de vorm-betekenissemantiek die zich
voordoet in woorden uit te breiden over nieuw materiaal: morfologische productiviteit.
Open categorieën noemen we productief en gesloten categorieën improductief.
De betekenis die leden van een morfologische categorie gemeen hebben is hun categoriale
waarde. Deze kan bepaald worden op basis van hun oppositie tot de corresponderende, niet
of minder gelede woorden. We kunnen zo’n morfologische categorie in een morfologisch
schema zetten. In het voorbeeld van groen – groenig wordt dat:
Vorm: [[X]Ai + ig]
Betekenis: ‘enigszins Ai’
Dit schema is een karakterisering van een morfologische constructie: adjectieven op -ig
afgeleid van adjectieven. Zo’n constructie geeft dus aan dat de betekenis van een bepaald
type woorden niet volledig arbitrair is: hun betekenis is gemotiveerd door de betekenis van
de morfologische constructie en de betekenis van het basiswoord.
Het begrip schema wordt algemeen gebruikt om patronen in taalbouwsels te beschrijven.
Een schema (morfologische constructie) kan ook gemaakt worden bij een samenstelling:
3
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur jannekeev. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.