Een schaars middel = een middel waarvan de gevraagde hoeveelheid
de beschikbare hoeveelheid zou overtreffen indien het gratis ter
beschikking zou staan.
!!! geen synoniem voor zeldzaam
0.1.3 Nuttigheid en keuzeprobleem
Nut = de mate dat een goed of dienst in aanmerking komt voor de
bevrediging van een bepaalde behoefte.
Het economisch principe = het streven van elk individu naar maximale
behoeftebevrediging met de beschikbare middelen.
Economie = de studie van het menselijk streven naar bevrediging en
behoeften met behulp van schaarse middelen.
0.2 Welvaart en welzijn
Welvaart = de mate waarin mensen met de beschikbare schaarse
middelen in hun behoeften kunnen voorzien.
Welzijn = het gevoel van ‘welbevinden’ en betekent ook bevrediging en
verlangens.
0.3 Soorten goederen
,Vrije goederen = niet-schaarse goederen en zijn overvloedig in de
natuur aanwezig.
Economische goederen = schaarse middelen.
o Zuiver individuele goederen = er is sprake van rivaliteit onder de
consumenten en de producent kan consumenten uitsluiten van
gebruik.
Een fiets
Een pintje
o Zuiver collectieve goederen = zijn niet-rivaliserend en zijn ook
niet-uitsluitbaar.
Politie
Brandweer
o Quasicollectieve goederen= komen in principe voor verkoop op de
markt in aanmerking, maar soms worden ze uit sociale of praktische
overwegingen door de overheid aangeboden.
Onderwijs
Economische goederen kunnen we ook onderscheiding in:
o Consumptiegoederen = bevredigen onmiddellijk de behoeften van
gezinshoudingen.
‣ Verbruiksgoederen = goederen die men slechts eenmaal
kan gebruiken. (Niet-duurzame consumptiegoederen)
Een belegd broodje
Frisdrank
‣ Gebruiksgoederen = goederen die men verschillende
malen kan aanwenden voor de bevrediging van
eenzelfde behoefte. (Duurzame consumptiegoederen)
Smartphone
, o Investeringsgoederen = goederen die dienen om andere goederen –
hetzij consumptie-, hetzij investeringsgoederen – te produceren.
‣ Kapitaalgoederen = goederen met een levensduur van
tenminste één jaar.
Gebouwen
Machines
Vervoersmateriaal
‣ Vlottende investeringsgoederen = goederen die tijdens
het productieproces verwerkt of vernietigd worden.
Grondstoffen
Hulpmaterialen
0.4 Consumptie en productie
Consumptie = aanwinding van economische goederen voor niet-
productieve doeleinden.
Besteding van het inkomen.
Productie = het schappen of toevoegen van waarde aan de economische
goederen.
Verwerving van het inkomen.
Er zijn 3 productiefactoren:
1. De natuur omvat de natuurlijke rijkdommen. Deze is belangrijk als
leverancier van grondstoffen en van energie.
2. De arbeid omvat alle mogelijke arbeidsprestaties, zowel van fysieke
als van intellectuele aard.
Intellectuele arbeid = de arbeid die gericht is op het leiden
en coördineren van het productieproces: het management.
3. Het kapitaal omvat alle reële kapitaalgoederen, het geheel van door
mensen geproduceerde productiemiddelen. Deze dragen uiteindelijk
mee tot de uiteindelijke behoeftebevrediging.
,0.5 De methode
Inductieve methode: feiten -> vaststelling
Deductieve methode: algemeen beginsel -> theorie
0.6 De ceteris-paribusclausale
Betekent: als het overige gelijk is, onder overigens gelijke
omstandigheden.
Men ziet een welbepaald economisch verschijnsel afhankelijk van
één variabele, terwijl men andere factoren waarvan het economisch
verschijnsel afhankelijk is, veronderstelt als constant.
0.7 Micro-, meso- en macro-economie
Micro-economie = bestuderen / beschrijven van het gedrag van een
individuele huishouding.
Meso-economie = bestuderen / beschrijven van het gedrag van
bepaalde huishoudingen.
Macro-economie = bestuderen /beschrijven van het gedrag van alle
bedrijven, alle gezinnen en alle huishoudingen.
,HOOFDSTUK 1: CONSUMENTEN
1.1 De keuze van de optimale goederencombinatie
Bij de besteding van zijn inkomen wordt de consument geconfronteerd
met een bijna onbeperkt aantal goederen en diensten waaruit hij een
combinatie moet kiezen.
De vraag is: welke?
De uiteindelijke optimale keuze van de consument wordt bepaald door:
o Niet-economische factoren:
‣ De voorkeuren of preferenties
o Economische factoren:
‣ De prijzen van de goederen
‣ Het beschikbaar inkomen (= budget)
1.1.1 De preferenties
Preferenties van een consument zijn volkomen subjectief en afhankelijk
van de eigen
individuele voorkeur. Voor de economie zijn de preferenties een gegeven.
De behoeften van mensen worden bepaald door sociologische en
psychologische factoren.
Sociologische factoren:
o De gezinssituatie: Een jong gezin zonder kinderen heeft een ander
bestedingspatroon dan een gezin met kinderen. Leeftijd is ook heel
belangrijk hierin, oudere mensen hebben andere behoeften dan
jongere mensen.
Vakanties
Uitgaven aan kledij en voeding
o De sociale klasse: mensen kopen bepaalde consumptiegoederen
omdat ze vinden dat die bij hun status, positie of buurt passen.
Keuze van een smartphone is een populair statussymbool
o De religie: Denk hierbij aan het soort consumptiegoederen dat
mensen kopen.
Geen varkensvlees
o De woonplaats: mensen op het platteland hebben andere
consumptiegewoonten dan mensen in de stad.
Op het platteland gaan mensen bv. minder naar de bioscoop
, o De nationaliteit: er bestaan grote verschillen in zeden en gewoonten.
Belgen: grote bierdrinkers
Italianen: drinken veel wijn
Psychologische factoren:
o De persoonlijkheid: hierbij gaat het om het karakter van de mensen.
Een consument kan introvert of extravert zijn
Een consument kan risicozoekend of risicomijdend zijn
o De levensstijl: hierbij gaat het over de manier waarop mensen hun
tijd en geld besteden.
Soms doen mensen elkaar na = bandwagoneffect
Allemaal een jeans
Anderen willen zich weer heel exclusief gedragen = snobeffect
Ferrari-freaks
o De attitude: mensen leggen een verschillende houding ten aanzien
van producten en aanbieders aan de dag.
!! Preferenties kunnen uiteraard in de tijd veranderen. Dit kan
bijvoorbeeld gebeuren onder invloed van reclame, seizoenen en het ouder
worden.
De consument tracht met het kopen van een product een zo groot
mogelijk nut te berieken.
Eerste wet van Gossen (wet van het dalend grensnut):
naarmate men meer beschikt over een aantal eenheden van een
bepaald goed, daalt voor de consument het nut dat de laatste
eenheid aan het totale nut toevoegt.
Marginale nut / grensnut = het nut van de laatste toegevoegde
eenheid
‣ Hoe meer we gaan consumeren, hoe minder marginaal nut deze zal
hebben.
‣ Het extra nut van de volgende is kleiner dan het extranut van de
vorige.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur fleurgossije. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.