Pedagogische Vragen in Historisch Perspectief (P_BPVRHIS)
Resume
Samenvatting Pedagogische Vragen in Historisch Perspectief
0 vue 0 fois vendu
Cours
Pedagogische Vragen in Historisch Perspectief (P_BPVRHIS)
Établissement
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
Dit is een samenvatting van alle colleges en werkgroepen van het vak Pedagogische Vragen in Historisch Perspectief. Ik had voor dit vak een open boek tentamen. Ik heb deze samenvatting uitgeprint, maar ook alle andere leesstof voor het vak meegenomen. Door dit mee te nemen naar het tentamen is er e...
Pedagogische Vragen in Historisch Perspectief (P_BPVRHIS)
Tous les documents sur ce sujet (17)
Vendeur
S'abonner
maudvisser1
Aperçu du contenu
Pedagogische Vragen in Historisch Perspectief
Week 1
Pedagogiek is een combinatie van persoonlijke waarden en empirie.
Het eerste tijdvak wat wordt behandeld is de Middeleeuwen (500-1500). In de Middeleeuwen
ligt de focus erg veel op religie. Hierbij speelde de dood ook een rol.
De kleine bovenlaag van de samenleving kon lezen en dan ook in de Latijnse taal voor het
lezen van de Bijbel.
In de Middeleeuwen kwam ook meer behoefte aan onderwijs. Er ontstonden grote scholen en
er kwam ook meer geld beschikbaar voor het onderwijs. Eerst leidde de kerk het onderwijs.
Later ging deze leiding over naar de stadsbesturen. De kerk was namelijk in deze tijd
alomtegenwoordig.
De verschillende soorten onderwijs in deze tijd waren de kloosterscholen, de Grote school.
Dit was een stadsschool, de winkelschool. Dit was een privé-school. Je had de Latijnse
school, de parochieschool (religieus), begijnenschool (meisjes), ABC-school. Hier stond het
lezen en schrijven centraal. De middeleeuwse school. Op deze school was het doel het
versterken van de religieuze groep.
In dit onderwijs waren de meesters een koster of een voorzanger in de kerk. Een belangrijk
persoon was Karel de Grote. Hij was de pionier in het opzetten van scholen.
De wetenschap in deze tijd draaide om de theologie. Er lag veel nadruk op scholastiek. Dat
was een methode om vragen over het geloof te beantwoorden door middel van logisch
redeneren en debat. Ook werd de kennis in deze tijd verspreid door handschrift. Kloosters
waren in deze tijd de centra van de geleerdheid, er was een kleine geletterde bovenlaag (de
oblati).
Het 2e tijdvak is de vroegmoderne tijd (1500-1800). Dit was de tijd van de Renaissance. De
wedergeboorte van de oude ideeën. In deze tijd werd ook de boekdrukkunst uitgevonden. Dit
heeft geleid tot een breuk binnen de christenheid.
In de Renaissance waren er 2 verschillende denkrichtingen. Ten eerste had je het Humanisme.
Het Humanisme is sterk verbonden met het christendom en de ontwikkeling van mensen door
onderwijs stond centraal (mens moet zelf tot kennis komen). Het onderwijs moest aangepast
worden aan het bevattingsvermogen van de leerlingen. Dialoog was belangrijk in het
onderwijs.
,In het Humanisme stond ook het ad fontes centraal. Dit betekent het teruggaan naar de
oorsprong dus ook weer kijken naar de Grieken en Romeinen. Dit begrip was wel elitair,
omdat het vooral bedoeld was voor mensen die konden lezen en schrijven voor het lezen van
de Bijbel. Humanisten werden dus beïnvloed door de Grieken en hierbij was vooral het begrip
paideia belangrijk. Dit begrip gaat over de totale vorming van een persoon, dus ook het
ontwikkelen van normen en waarden. Deze goede vaardigheden leiden tot een goede burger.
In het Humanisme stond ook kennis en moraal centraal. Humanisten geloofden erin dat
mensen door kennis wisten hoe ze goed moesten leven. In het Humansime stond de mens
centraal. Het ging niet alleen om de ontwikkeling van intelligentie. De mens was ook goed,
ethisch en welbespraakt. Humanisten vonden het kritisch en onafhankelijk denken belangrijk.
Erasmus was een erg belangrijke Humanist. Hij geloofde erin dat mensen gevormd worden
door opvoeding en onderwijs. Kinderen moesten volgens hem zo vroeg mogelijk beginnen
met onderwijs. Erasmus heeft een grote invloed gehad op onderwijs. Hij vond dat in het
onderwijs het niet alleen moest draaien om religie, maar ook om het leren van klassieke talen
en het aanleren van het kritisch denken. Bij hem draaide het niet alleen om het leren van
kennis. Hij gebruikte in zijn onderwijs ook veel het begrip paideia. Hij had aandacht voor de
morele en persoonlijke ontwikkeling. Hij wilde dat leerlingen meer betrokken raakten bij het
leerproces. Hij vond dat er aandacht moest zijn voor de unieke talenten. Onderwijs moest
volgens hem belangrijk zijn voor het vormen van goede burgers. Hij keurde lichamelijke
straffen af. In de opvoeding vond hij spel en aanmoediging belangrijk. Er moest aandacht zijn
voor de belevingswereld van kinderen. Hij geloofde dat het geboren kind kneedbaar was. En
hij vond dat vooral de vader belangrijk was voor de opvoeding van jongens.
De 2e denkrichting was de Reformatie. Deze denkrichting werd beïnvloed door het
Humanisme. Tijdens de reformatie kwam er meer aandacht dat onderwijs voor iedereen
beschikbaar moest zijn. De focus van het onderwijs lag op religie. Marnix van St. Aldegonde
was hierop tegen. Hij vond dat ook andere onderwerpen belangrijk waren.
De katholieke kerk kwam met een tegenreactie (contra-reformatie). De kerk ging weer
investeren in het onderwijs.
Martin Luther was een belangrijk persoon tijdens de Reformatie. Hij vond dat de kerk te veel
macht had en dat elke burger de Bijbel moest kunnen lezen. Dit kon mogelijk gemaakt
worden door het onderwijs en mensen moesten voor het lezen van de Bijbel niet afhankelijk
zijn van de kerk. Dus elk individu zou moeten kunnen lezen.
De losmaking van de kerk heeft geleid tot nieuwe ideeën in de wetenschap en in het
onderwijs. Er ontstonden 2 filosofische stromingen: het empirisme waar Francis Bacon
, centraal stond. Het empirisme gaat over zintuigelijke kennis. En dan had je nog het
rationalisme. Hier stond René Descartes (zintuigen zijn bedrieglijk en hij geloofde in
aangeboren kennis) centraal en het rationalisme ging over het logisch nadenken en het logisch
redeneren.
Ook ontstonden er 2 manieren in het denken over onderwijs. Je had het pedagogisch realisme.
Deze denkmanier vond dat er niet alleen over het geloof moest worden geleerd, maar dat
zakenkennis ook belangrijk was. Belangrijke figuren hierbij waren Comenicus, Locke en
Fenelon. De 2e manier was het pietisme. Deze denkmanier pleitte voor een eenvoudig en
oprecht geloof, dus wat er in de Bijbel staat. Het belangrijkste doel hierbij was de leerlingen
leren lezen. Belangrijke figuren waren Koelman en Francke.
Jacobus Cats was een belangrijk figuur in de vroegmoderne tijd. Hij werd gezien als
volksopvoeder. In zijn boek gaf hij opvoedadvies in de vorm van versjes. Door versjes te
gebruiken sprak hij iedereen aan. Zijn ideeën waren dus voor iedereen. Volgens hem bleef de
moeder thuis en dit werd gezien volgens hem als een statussymbool. Dit was anders dan hoe
Erasmus erover dacht. Jacob Cats was ook van het pedagogisch eclectisme: dit betekent dat
hij verschillende ideeën in zijn opvatting combineert. Hij vond dat het kind vormbaar was en
dat ouders een goed voorbeeld moeten geven.
Belangrijke pedagogen in deze tijd waren dus Erasmus, Jacob Cats, Comenius (onderwijs
moest voor iedereen beschikbaar zijn (volksschool), verschillende onderwijsniveaus
gekoppeld aan leeftijdscategorieën, jongens én meisjes naar school, hij was voor
zaakonderricht onderwijs. Dit is een methode waarin leerlingen leren door onderwerpen of
thema’s te bestuderen die nauw verbonden zijn met hun dagelijkse leven) en Montaigne (het
kind moet zelf een oordeel vormen, beschaafdheid leren en zelf ervaren). Wat tussen hen
overeenkwam was dat ze vonden dat het kind kneedbaar was, ze waren tegen lijfstraffen,
spelend leren vonden ze belangrijk en de opvoeding lag volgens hen bij de ouders.
In de vroegmoderne tijd kwam er een pleidooi dat onderwijs voor iedereen beschikbaar moest
zijn. Nog een belangrijke pedagoog was Locke. Hij zag het kind als een tabula rasa. Een
onbeschreven blad. Daarnaast geloofde hij er in dat kennis ontstaat op basis van percepties,
ervaringen en observaties. Hij vond een morele opvoeding belangrijk, hij was tegen fysieke
straffen en het onderwijs kon volgens hem spelenderwijs. Ook hadden we nog Kant. Hij had
een kritiek op de rede en pleitte voor autonomie en vrijheid. Daarnaast hadden we als laatste
nog Hume. Hij dacht dat gedrag ontstond door passie en niet door de rede. De overeenkomst
tussen Hume en Kant was dat ze allebei kritiek hadden op de rede.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur maudvisser1. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,83. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.