Hoofdstuk 2: De bestuurskunde als discipline
1. Inleiding
hele evolutie doorgemaakt => spanning tussen wetenschap en praktijk
2. definities bestuurskunde
De definities zijn de voorbije jaren ruimer geworden. In begin focus op interne vraagstukken
openbaar bestuur, nu meer externe dimensie (wisselwerking met omgeving wordt meer
benadrukt) => openbaar bestuur onder invloed van zaken die zich in de omgeving afspelen
- ‘bestuurskunde leert hoe men de openbare dienst het beste leidt en inricht. een
toegepaste wetenschap die over het inrichten en leiden van de openbare dienst
kennis verzamelt en ordent’
- de wetenschap die zich uitsluitend bezighoudt met de studie van de interne en
externe werking van de structuren en processen van het openbaar bestuur
- richt zich op de beschrijving, verklaring en oplossing van praktische vraagstukken die
te maken hebben met het bestuur, de organisatie en het beleid van organisaties in
het openbaar bestuur, in relatie tot de omgeving
4. Het studieobject van de bestuurskunde
studieobject (kenobject) van de bestuurskunde = het openbaar bestuur (het geheel van
organisaties en activiteiten die primair zijn gericht op de besturing van de maatschappij) =>
een geheel van organisaties en een proces van besturen
- Organisaties = openbaar bestuur dekt een veelheid aan instellingen en diensten (vb.
ministerie, maar ook semi-overheidsinstanties en particuliere organisaties die
publieke taken opnemen). Grenzen tussen publieke en private sector zijn vervaagd.
Bestuurskunde legt zich vooral toe op de inrichting en werking van openbare
besturen (dus minder wetgevende of rechterlijke macht).
- besturen van het maatschappelijk bestel: aaneenschakeling van verschillende
activiteiten om binnen de samenleving gewenste ontwikkelingen en effecten te
bewerkstelligen
Openbare besturen zijn op verschillende niveaus georganiseerd: lokaal (gemeente/OCMW),
provinciaal, regionaal (gemeenschap/gewest), federaal, Europees en internationaal
Goed bestuur = samenwerking over bestuursniveaus heen
Horizontale dimensie openbaar bestuur: bestaat niet alleen uit overheid in strikte zin, maar
ook uit andere organisaties die publieke taken opnemen
Verticale dimensie: gelaagdheid van het openbaar bestuur op verschillende bestuursniveaus
Beide levels = multi-level governance (maatschappelijke problematieken laten zich niet meer
besturen door de overheid alleen, maar vereisen samenwerking tussen verschillende
actoren op verschillende niveaus).
5. De omgeving van het openbaar bestuur
= alle aspecten die een grote impact hebben op inrichting en werking openbaar bestuur
1) politiek-institutionele aspecten, waardoor openbaar bestuur in België zich
onderscheidt van sommige andere Europese staten
- constitutionele monarchie (Koning is staatshoofd, handelt conform Grondwet)
- parlementaire democratie (bevolking kiest rechtstreeks het hoogste
besluitvormende orgaan, waaraan regering verantwoording aflegt)
, - kiesstelsel = evenredige vertegenwoordiging (aantal zetels voor partij = aantal
stemmen voor die partij)
- coalitieregering als geen enkele partij meerderheid haalt
- ministeriële verantwoordelijkheid (verantwoordelijk voor hun ambtenaren)
- federale staat. Federale openbare bestuur + gemeenschappen en gewesten.
deelstaten = nevengeschikt aan federale staat. Hun wetgeving staat op
dezelfde hoogte als de federale.
- gemeenten en provincies verankerd in Grondwet = lokale autonomie
- politieke partijen vertegenwoordigen een sterke macht = particratie
(belangrijke beslissingen vaak door overleg partijvoorzitters)
- politieke partijen zijn regionaal georganiseerd
Besluitvorming moeizamer en complexer door meerdere partijen
federale structuur= complex, zeker als bevoegdheden niet goed afgelijnd zijn
2) We leven in een rechtsstaat (juridische situatie)=> wetgevende macht maakt uit tot
hoever het openbaar bestuur in de samenleving kan ingrijpen, welke omvang
openbare sector zal hebben en welke actiemiddelen ter beschikking staan om
genomen beleidsmaatregelen uit te voeren en te doen naleven. Legaliteitsbeginsel =
overheid mag niet naar willekeur handelen
Burgers beschikken over grondrechten (vrijheid van onderwijs, godsdienst,...), vaak
ingeschreven in Grondwet. Uitgebreide wetgeving burgers hun rechten bij overheid
kunnen afdwingen of beschermen tegen overheid (vb. openbaarheid bestuur)
3) oog hebben voor brede maatschappelijke omgeving => permanent invloed vanuit de
maatschappij. Burgers/organisaties stellen vragen en verwachtingen waarop
openbaar bestuur antwoord moet geven. Producten en diensten ten bate van de
maatschappij = openbare dienstverlening. Inkomsten uit belastingen. Openbaar
bestuur = open systeem dat via input en output verbonden is met de omgeving.
Politiekesysteemtheorie Easton:
Input = eisen (demands) en steun (support) vanuit de omgeving (burgers kunnen hun
verwachtingen vb. laten kennen via verkiezingen). Deze input wordt omgezet in acties en
beslissingen => output (vb. nieuwe wetgeving). output werkt in op de omgeving = er wordt
outcome geproduceerd (deze outcome kan anders zijn dan wat verwacht werd). Outcome
kan via feedback nieuwe input vormen.
6. Empirische, normatieve en prescriptieve bestuurskunde
Bestuurskunde onderscheidt zich van andere disciplines door haar kennisobject of
specifieke invalshoek. Een van die invalshoeken = bestuurskunde poogt vier soorten kennis
te produceren
1) beschrijven van bestuurlijke instellingen en praktijk (descriptie)
2) verklaren waarom de situatie is wat ze is
3) beoordelen van de sterke en zwakke punten van het openbaar bestuur (normatieve
analyse ; evaluatie)
4) voorstellen van beargumenteerde verbeteringen van het openbaar bestuur
(prescriptie)
De bestuurskunde wil niet alleen beschrijven hoe het openbaar bestuur in elkaar zit en
verklaren waarom het werkt zoals het werkt, maar wil ook de aldus opgedane kennis
beoordelen en eventuele aanbevelingen doen voor verbetering.
,- Empirische bestuurskunde = beschrijven en verklaren. complexe maatschappelijke
problemen zijn op de voorgrond gekomen (enkel oplosbaar door samenwerking tussen
verschillende actoren). Ook theoretische kaders en onderzoeksmethoden zijn veranderd.
- Normatieve bestuurskunde = beoordelen. Welke normen hanteert de bestuurskunde om
het openbaar bestuur te beoordelen? = kwaliteitsmaatstaven voor openbaar bestuur. Wat
betekent goed bestuur? Kwaliteit van openbaar bestuur = drie niveaus
1) macroniveau = institutionele vormgeving van het openbaar bestuur en eisen die zich
stellen in verband met bestuurskracht en legitimiteit. Kan de overheid zich
organiseren om maatschappelijke uitdagingen adequaat aan te pakken en effectief
instaan voor vervullen van de functies die daaraan worden toevertrouwd? Nadenken
over rationele afbakening van taken en bevoegdheden, dat openbare besturen
voldoende bestuurskracht hebben en beschikken over voldoende middelen.
2) mesoniveau = beleidsprocessen waardoor beslist wordt om maatschappelijke
relevante acties en realisaties op te zetten. Doet de overheid goede dingen en dient
ze het algemeen belang? consensus over klassieke kerntaken overheid, maar
minder over andere beleidstaken. Vanuit bestuurskunde kunnen kaders aangereikt
worden voor democratische en rationele besluitvorming
3) microniveau = bedrijfsvoering binnen de overheid. Doet de overheid de dingen goed?
Hoe het beleid onder de beste voorwaarden realiseren.Goed presterend
overheidsapparaat moet de norm zijn. Vraagstukken als interne organisatie en
management.
- Prescriptieve bestuurskunde = aanbevelingen. Niet alleen begrijpen en beoordelen
hoe openbaar bestuur werkt, maar ook zorgen dat die kennis toegepast wordt.
Ingaan op actuele problemen binnen het openbaar bestuur. (vb. nieuwe regelgeving
wordt ingevoerd, bestuurskundigen bekijken dit). De essentie is interactie tussen
praktijk en wetenschap die tot wederzijdse verdieping moet leiden.
7. Kennisintegratie en multi- of interdisciplinariteit
Bestuurskunde tracht verschillende soorten kennis te produceren (beschrijving, verklaring,
evaluatie, prescriptie) en onderscheidt zich van andere disciplines door haar theoretische
oriëntatie = ambitie om kennis te integreren en het openbaar bestuur vanuit verschillende
gezichtshoeken en disciplines te bekijken.
Kennis nodig van verschillende domeinen: samenleving (om impact van omgeving op
openbaar bestuur kunnen inschatten), van het politieke systeem (voor legitimiteit en
democratische inrichting en werking overheidsorganisaties), van het recht (om juridisch
kader waarbinnen overheid opereert te begrijpen), van het management en beleid van
overheid (om organisatie en processen openbaar bestuur te duiden), bestuur technische
kennis (om op de hoogte te zijn van methoden en technieken om overheidsoptreden te
analyseren en verklaren).
Deze kennis komt van verschillende disciplines = hulpwetenschappen voor studie openbaar
bestuur.
- rechtswetenschap, in bijzonder publiekrecht, belang rechtsregels als ordeningskader
- economische wetenschap, vooral leer openbare financiën
- sociologie, aandacht voor sociale handelen en sociale interactie
- politicologie, aandacht op belang van macht en invloed verschillende actoren in het
politieke systeem
- politieke filosofie, basis van bestuurskundig denken over de staat
, - psychologie, arbeids- en organisatiepsychologie, biedt inzichten over beheer human
resources in overheid
- communicatiewetenschap, aandacht voor interne en externe communicatie overheid
In toekomst zal ook brug naar andere disciplines belangrijk zijn (vb. door digitale revolutie)
Toenemend belang van kennisintegratie. Geheel is groter dan de som van de delen.
- multidisciplinariteit = kennis uit verschillende disciplines wordt gebruikt om een
probleem te bestuderen, maar verschillende interpretaties blijven naast elkaar
bestaan
- interdisciplinariteit= kennis wordt binnen eigen denkkader verder ontwikkeld en krijgt
dus een nieuwe verwerking en inhoud
9. Besluit
Bestuurskunde als discipline gesitueerd door in te gaan op kenobject (studieobject) en
kennisobject (specifieke invalshoek).
De bestuurskunde bestudeert, binnen de maatschappelijke, politieke en juridische
omgeving die bepalend zijn voor het overheidsbeleid, de inrichting en werking van het
openbaar bestuur. Naast een empirische wetenschap is de bestuurskunde tevens een
normatieve en prescriptieve wetenschap met aandacht voor toegepaste
bestuurskundige vraagstukken. Zij beoogt een kennisintegratie met het oog op het
verbeteren van de kwaliteit van het openbaar bestuur.
Hoofdstuk 3: Publieke en private organisaties
1. Inleiding
onderscheid tussen publiek en privaat = een van de definiërende kenmerken van de
discipline. Grens tussen publiek en privaat is zeer doorlaatbaar. duidelijk publiek = douane.
duidelijk privaat = wisselkantoor. Maar veel hebben publieke en private kenmerken, zoals
VDAB (publiek, maar verzelfstandigd), Brussels Airport (publieke en private
aandeelhouders),...
Vervaging niet alleen bij organisaties, ook over publieke en private invloedssferen. (vb
bodycheck wordt uitgevoerd door publieke organisatie, maar is een intrusie in het private
van een mens ; maar ook private organisaties die mee spoorlijnen aanleggen)
Discussie tussen privaat en publiek = maatschappelijk debat over waar we
overheidsinterventie verwachten of ten minste accepteren. Democratische samenlevingen
beperken publieke interventie + waken over private sfeer. Totalitaire regimes = publieke
interventie en controle in hele samenleving
2. Publieke en private invloedssferen
Invloedssfeer kan een ruimtelijke betekenis krijgen. Vb. publiek bos/wegen/strand = publiek
kan vrij rondlopen, maar collectieve verantwoordelijkheid en regels (publieke invloedssfeer).
Gezinswoning = private invloedssfeer.
Psychologische betekenis = eigen private belevingswereld (vb. debat over privacy ; gerichte
marketing door supermarkten die ons consumptiepatroon volgen).
Brede schakering aan mengvormen tussen privaat en publiek. (tuin is meer publiek dan
huiskamer, vb. Google Earth ; winkel is minder publiek dan winkelstraat). Ze hebben ook een