Goede samenvatting van H1 tot en met H5 van het boek 'Inleiding in de persoonlijkheidspsychologie'. Overzichtelijk en bevat de belangrijkste informatie uit het hoofdstuk
Hoofdstuk 1: Persoonlijkheid, een introductie ............................................................................................. 2
1.1 Wat is persoonlijkheid? ......................................................................................................................... 2
1.2 Stabiliteit van persoonlijkheid ............................................................................................................... 3
1.3 Erfelijkheid van persoonlijkheid ............................................................................................................. 4
1.4 Het vakgebied persoonlijkheidspsychologie .......................................................................................... 6
Hoofdstuk 2: klassieke modellen van persoonlijkheid .................................................................................. 7
2.1 Sigmund Freud en de psychoanalyse..................................................................................................... 7
2.2 Fred Skinner en het behaviorisme ......................................................................................................... 9
2.3 Carl Rogers en het humanisme............................................................................................................ 10
2.4 George Kelly en het cognitivisme ........................................................................................................ 11
Hoofdstuk 3: moderne kijk op persoonlijkheid ........................................................................................... 13
3.1 Jezelf beschrijven ................................................................................................................................. 13
3.2 Persoonspraat...................................................................................................................................... 13
3.3 De lexicale hypothese .......................................................................................................................... 13
3.4 Taxonomieën ....................................................................................................................................... 13
3.5 Cultuurverschillen in persoonlijkheid ................................................................................................... 15
3.6 Hiërarchie van structuren .................................................................................................................... 17
Hoofdstuk 4: Het meten van persoonlijkheid ............................................................................................. 20
4.1 Kwaliteit van persoonlijkheidsmetingen ............................................................................................. 20
4.2 Soorten persoonlijkheidstests .............................................................................................................. 23
4.3 Wanneer is een assessment van de persoonlijkheid zinvol? ............................................................... 27
4.4 Problemen met persoonlijkheidsassessment ...................................................................................... 28
Hoofdstuk 5: de rol van persoonlijkheid in het leven van alledag ................................................................ 29
5.1 Sekseverschillen in persoonlijkheid...................................................................................................... 29
5.2 Cultuurverschillen in persoonlijkheid ................................................................................................... 31
5.3 De rol van persoonlijkheid in (partner)relaties. ................................................................................... 32
5.4 De rol van persoonlijkheid op werk en school ..................................................................................... 34
5.5 Het verband tussen persoonlijkheid en gezondheid ............................................................................ 35
5.6 Persoonlijkheid en coping .................................................................................................................... 36
, Hoofdstuk 1: Persoonlijkheid, een introductie
1.1 Wat is persoonlijkheid?
Persoonlijkheidspsychologie bestudeert de psychologische individuele verschillen.
Persoonlijkheid heeft betrekking op de kenmerkende individuele verschillen tussen mensen in de
manier waarop ze denken, zich voelen en zich gedragen. Deze individuele verschillen zijn vrij stabiel,
deels genetisch bepaald en openbaren zich in verschillende situaties.
Karakter heeft vooral betrekking op het kenmerkende of typerende van een persoon. Een
karakterbeschrijving lijkt vaak op een beschrijving van een stereotype.
Persoonlijkheid kan worden gezien als een verzameling van de individuele verschillen.
Individuele verschillen
Karakter Temperament
Persoonlijkheid
Figuur 1.1: Persoonlijkheid en het bredere domein van de individuele verschillen
Temperament wordt gebruikt als verwijzing naar basale persoonlijkheidseigenschappen die al in de
kinderjaren aanwezig zin en die observeerbaar zijn.
Oorsprong van temperament
Hippocrates was een arts uit de Griekse oudheid. Volgens hem was iemands persoonlijkheid en
gezondheid afhankelijk van een balans tussen vier verschillende belangrijke vloeistoffen, ook wel
humores genoemd: bloed, slijm, gal, zwarte gal. Zijn theorie was één van de eersten die de term
‘temperament’ probeerde uit te leggen.
Temperament heeft te maken met de ‘mengverhouding’ van bepaalde vloeistoffen in het lichaam
(Latijns; temperare = mengen). Als er te veel van een bepaalde vloeistof in het lichaam is, is het uit
evenwicht. Volgens de Grieks/Romeinse arts Galenus uit dit zich in bepaald gedrag en emotie. Galenus
benoemde vier type mensen op basis van de vier humores.
Cholerische mensen Gepassioneerde, onverschrokken, grootmoedig en
(Overvloed aan gal) energieke mensen met een kort lontje.
Melancholische mensen Bedroefde, sombere en zwijgzame mensen die
(Overvloed aan zwarte gal) gemakkelijk overstuur raken en artistiek zijn
ingesteld.
Flegmatische mensen Koude, rationele, trage, lome en luie mensen.
(Overvloed aan slijm)
Sanguinische mensen Blije, grappige, vriendelijke, zelfverzekerde en
(Overvloed aan bloed) optimistische mensen die hun genegenheid snel
laten blijken.
Figuur 1.2: de temperaturen van Galenus
2
, Temperamentpatronen onder baby’s
1. Het moeilijke kind (10% van de kinderen)
• Onregelmatig eet- en slaappatroon.
• Trekt zich terug bij nieuwe situaties.
• Heeft veel tijd nodig om zich aan te passen in nieuwe situaties.
• Huilt relatief vaak.
• Kan heftige driftbuien hebben bij gevoel van frustratie.
2. Het gemakkelijke kind (40% van de kinderen)
• Een regelmatig levensritme.
• Past zich gemakkelijk aan.
• Is geïnteresseerd in nieuwe prikkels.
• Is meestal mild of opgewekt gestemd.
3. De langzame starter (15% van de kinderen)
• Een mengvorm tussen het moeilijke en gemakkelijke kind.
• Een regelmatig levensritme.
• Past zich niet zo snel aan en zal op nieuwe prikkels vaak negatief reageren.
De resterende 35% heeft kenmerken van verschillende temperamenten. Deze temperamenten
vormen de basis van wat zich later ontwikkelt als de persoonlijkheid.
1.2 Stabiliteit van persoonlijkheid
Vormen om stabiliteit te onderscheiden:
1. Rangordestabiliteit
Je relatieve positie t.o.v. van andere blijft dezelfde doorheen de tijd.
Persoonlijkheid verandert met de leeftijd, maar blijft relatief stabiel in vergelijking met
leeftijdsgenoten. Zo niet, rangorde wijziging.
→ Zijn opstandige kinderen in vergelijking met leeftijdsgenoten dit na een tijd nog steeds?
Op verschillende manieren worden er tests afgenomen die bepaalde
persoonlijkheidseigenschappen meten. Deze uitkomsten worden onderling vergeleken en wordt
de samenhang bekeken (correlatie).
2. Mean level-stabiliteit
Als het (populatie)gemiddelde stabiel blijft op een bepaalde eigenschap naarmate ze ouder
worden.
→ Zijn kinderen van 15 jaar gemiddeld meer tegendraads dan kinderen van 10 jaar?
Bij verschillende leeftijdsgroepen meet je persoonlijkheidseigenschappen, vervolgens worden de
gemiddelde scores berekend en met elkaar vergeleken. Het is ook mogelijk om één groep een langere
tijd te volgen en op meerdere momenten te meten, vervolgens kijken of de gemiddelde scores van de
groep mensen verandert of hetzelfde blijft.
Uitkomsten onderzoek: (bevestiging relatieve stabiliteit van persoonlijkheid)
• Stabiliteit van het temperament van baby’s nemen toe als ze ouder worden.
Stabiliteit 9-12 maanden is groter dan 3-6 maanden oude baby’s.
• Persoonlijkheid op 3-jarige leeftijd is een goede voorspeller voor 26-jarige leeftijd.
• De persoonlijkheidsstabiliteit is het sterkst voor 50/60-jarigen. = sterke mate van rangordestabiliteit.
• De gemiddelde waarden van persoonlijkheidsscores voor groepen personen van verschillende mensen
blijkt vrij stabiel = mean level-stabiliteit.
3
, 1.3 Erfelijkheid van persoonlijkheid
Erfelijkheid verwijst naar de mate waarin genen overeenkomsten en verschillen tussen mensen kunnen
verklaren = nature.
Het deel van de verschillen en overeenkomsten tussen personen dat niet erfelijk is, wordt bepaald door de
omgeving = nurture.
→ Als een eigenschap 50% erfelijk is (bepaald door genen = nature), dan is 50% het gevolg van de omgeving
(nurture).
50% dezelfde 50% dezelfde
genen genen Broer/
Broer/ Vader
Partner Moeder Zus Partner
Zus
½ ½ ½ ½ ½ ½ ½ ½ ½
½ ½ ½
12,5% 12,5%
dezelfde dezelfde Neef/Ni
Neef/Ni Neef/Ni genen Zoon Dochter genen Neef/Ni
cht 50%
cht cht
50%
cht dezelfde 50%
dezelfde genen dezelfde
genen genen
Figuur 1.3: Erfelijkheid en genenoverdracht.
Tweelingonderzoek – schatting maken van de erfelijkheid van eigenschappen.
Als overeenkomsten tussen eeneiige tweelingen wordt vergeleken met de overeenkomsten tussen twee-
eiige tweelingen.
Eeneiige tweelingen hebben bijna 100% dezelfde genen. Twee-eiige tweelingen delen, net als broers en
zussen, 50% van hun genen.
ree = In hoeverre lijken eeneiige tweelingen op elkaar betreft een bepaalde eigenschap.
Je berekent hiervoor de correlatie (samenhang). Doet dit bij een grote groep eeneiige.
rte = in hoeverre lijken twee-eiige tweelingen op elkaar met een bepaalde eigenschap.
Je berekent hiervoor de correlatie (samenhang). Doet dit bij een grote groep twee-eiige.
Het verschil van deze twee correlaties wordt dan gebruikt om de erfelijkheid van die eigenschap te schatten
volgens de formule.
→ Lengte tussen eeneiige tweelingen heeft een correlatie van .93, twee-eiige tweelingen hebben een correlatie
van .48. Schatting erfelijkheid van de lengte = 2 (.93 – .48) = .90 = 90%
Waar rekening mee te houden?
• Aanname van gelijke omgevingen
De omgeving waarin de eeneiige- en twee-eiige tweelingen opgroeien zijn vergelijkbaar.
Zo niet, dan kan nurture een rol spelen en niet nature/erfelijkheid.
• Als je erfelijkheid wilt onderzoeken kan je een tweeling onderzoeken die apart van elkaar zijn opgegroeid in
een andere omgeving. De overeenkomsten zijn de uitkomst van nature.
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur lottie1. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.