Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Volledige samenvatting Parasitaire ziekten en zoönosen - 1e Ma DGK €5,78   Ajouter au panier

Resume

Volledige samenvatting Parasitaire ziekten en zoönosen - 1e Ma DGK

 0 vue  0 fois vendu

Volledige samenvatting van het vak 'Parasitaire ziekten en zoönosen' in de 1e master diergeneeskunde aan de UGent. De samenvatting is logisch opgebouwd en bevat de nodige info voor het examen.

Aperçu 4 sur 113  pages

  • 20 novembre 2024
  • 113
  • 2024/2025
  • Resume
Tous les documents sur ce sujet (3)
avatar-seller
studentdiergeneeskunde11
Samenvatting parasitaire ziekten en zoönosen
Online staan korte clips die alles samenvatten = nuttig voor het examen. Soms komen er
casussen online die in de les opgelost zullen worden, dit zijn typische examenvragen. De rode
parasieten zijn het belangrijkst, maar ook over de andere parasieten kunnen vragen gesteld
worden. Cycli worden niet gevraagd op het examen. Bij de behandeling is het belangrijk om
het product, de toedieningswijze en de frequentie te vermelden. Bij vragen over de preventie
moet je concreet zijn (betere hygiëne is niet genoeg, schone huisvesting, …).

Hoofdstuk 1: Rund
1.1 Maag-darmparasieten
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen parasieten op stal (kalveren) = Cryptosporidium,
Giardia en Eimeria & parasieten op de weide = maagdarmnematoden, Moniezia en
Paramphistomum. Kalverdiarree op stal wordt bij kalveren jonger dan een maand
veroorzaakt door Cryptosporidium parvum, en bij kalveren ouder dan een maand door
Giardia en Eimeria spp.
1.1.1 Cryptosporidium
① Epidemiologie: enkel Cryptosporidium parvum is van belang. Deze veroorzaakt
kalverdiarree bij kalveren jonger dan een maand en is een zoönose. Hij verspreidt via fecale-
orale transmissie door opname van de oöcysten. De korte PP is 2-5 dagen  na vijf dagen
scheidt het kalf zelf al uit. Er worden veel oöcysten uitgescheiden, zij zijn onmiddellijk
infectieus en zeer resistent.
Er is directe overdracht mogelijk van koe op kalf, maar veel vaker van kalf op kalf. De koe
scheidt maar een laag aantal oöcysten uit omdat ze zelf vrij resistent is, het kalf wordt dan
wel besmet en contamineert de omgeving. Indirecte overdracht is mogelijk via besmet water
en voedsel en vooral via een besmette omgeving.
Uit onderzoek bleek dat meer dan de helft van de bedrijven
besmet is en dat elk kalf op een besmet bedrijf besmet zal
geraken. De piekuitscheiding gebeurt bij kalveren van 1 tot 3
weken, oudere kalveren zijn nog wel besmet en scheiden nog
oöcysten uit, maar een laag niveau dat geen problemen geeft.
② Pathogenese en symptomen: sporozoïeten hechten zich aan de enterocyten door
secretieproductie. Deze secreten dwingen de enterocyt om een membraan rond de parasiet
te vormen  wordt niet herkend. De parasiet komt vooral voor in het ileum en vernietigt de
epitheelcellen met atrofie van de villi, een verminderde activiteit van de IC enzymen,
verhoogde intestinale permeabiliteit en verminderde absorptie en vertering  diarree.
C. parvum is dus de belangrijkste infectieuze oorzaak van kalverdiarree < 1 maand. Diarree
bij kalveren ouder dan een maand komt dus niet door Cryptosporidium!
De diarree ontstaat op dag 3-15 na infectie en is pasteus tot waterig en geel-groen van kleur.
De kalveren hebben enkel diarree als er een hoge infectiedruk is, er een slechte
immuunstatus is (colostrum van belang!), ze jonger dan een maand zijn en er kunnen ook

1

,menginfecties zijn. Verder zijn ze gedehydrateerd, is er verminderde groei, een hoge
morbiditeit met een lage mortaliteit.
③ Diagnose: door de anamnese en klinische symptomen is er een vermoedelijke diagnose.
Deze wordt bevestigd door een laboratoriumdiagnose (parasiet aantonen). Het aantonen kan
op twee manieren:
- Mestuitstrijkje (van meerdere kalveren om een vals negatief resultaat tegen te gaan) om
oöcysten aan te tonen met microscopie en een specifieke kleuring.
- Antigenen van de parasiet aantonen in de feces  ELISA, immunoflurescentie en
immunochromatografie (dipstick). Het voordeel is dat er combinaties met virale en bacteriële
ziekten mogelijk zijn. Deze methode is het meest betrouwbaar.
④ Behandeling: zieke kalveren worden geïsoleerd en behandeld met halofuginone-lactaat
of paromomycine per oraal binnen de 24 uur + ondersteund behandelen met elektrolyten.
De in-contact kalveren en nieuwgeboren kalveren (preventief) worden behandelend met
halofuginone. Ook de omgeving wordt behandeld, met belang van goede stalhygiëne!
De zieke kalveren krijgen een week lang per oraal halofuginone-lactaat. Dit moet binnen de
24 uur na aanvang van de diarree gegeven worden (niet op een lege maag). Het werkt tegen
de vrijlevende stadia, zorgt dat de oöcysten uitscheiding daalt, de piek van de uitscheiding
wordt uitgesteld, dat de diarree vermindert, het gewichtsverlies vermindert, de mortalitiet
daalt en immuniteitsopbouw mogelijk is. Het is echter geen ongevaarlijk product, en mag dus
niet aan kalveren gegeven worden die te ziek zijn  zij krijgen paromomycine.
Paromycine wordt ook oraal gegeven voor meerdere dagen binnen de 24 uur van de diarree.
Het stelt de oöcysten piek uit, en vermindert de diarree en oöcysten uitscheiding. Dit middel
mag enkel gebruikt worden na diagnose van Cryptosporidium  niet bij pasgeboren
kalveren want geen diagnose.
⑤ Preventie: vaccinatie van koeien in het laatste trimester van de dracht  antistoffen in
colostrum en melk (belang colostrummanagement!)  kalf beschermd door passieve
immuniteit. Het vaccin geeft een partiële bescherming tegen de klinische symptomen =
minder lange en erge diarree, betere BCS en gewichtstoename. Het geeft echter geen
vermindering van de oöcystenuitscheiding  hygiëne! Optimale huisvesting in de
kalveropfok is individueel, met een schone huisvesting, liefst buiten en met een eigen
drinkemmer.
1.1.2 Giardia duodenalis
Deze parasiet komt voor bij kalveren ouder dan een maand. Hij bestaat uit verschillende
assemblages (A-H), waarvan E het meest voorkomt bij runderen. Assemblage A komt bij veel
diersoorten voor (ook bij rund) en is potentieel zoönotisch omdat er subassemblages zijn.
① Epidemiologie: fecale-orale transmissie door opname van cysten. PP van 5-10 dagen. In
de dunne darm komen de trofozoïeten uit die aseksueel vermenigvuldigen. Richting uitgang
gaan ze weer encysteren. De uitgescheiden oöcysten zijn meteen infectieus en heel resistent.
Aangezien hij geen celdestructie veroorzaakt (hecht slecht vast aan de cellen), is hij niet zo



2

,pathogeen als Cryptosporidium. Hij veroorzaakt bij hoge infectiedruk wel chronische milde
diarree bij kalveren van twee maand tot een jaar.
Als kalveren diarree hebben, is de piekuitscheiding al lang
geweest  moeilijke diagnose. De symptomen lopen dus niet
gelijk met de infectie.


② Pathogenese en symptomen: giardiose is vaak
asymptomatisch! Er is pas chronische, intermitterende diarree bij een hoge infectiedruk. De
dieren zulle niet sterven, maar er ontstaan achterblijvers met een slecht haarkleed.
③ Diagnose: door de anamnese en klinische symptomen is er een vermoedelijke diagnose.
Deze wordt bevestigd door een laboratoriumdiagnose (parasiet aantonen).
- Aantonen van cysten in de feces met sedimentatie-flotatie en lugol. Echter wordt dit niet
vaak gedaan omdat de uitscheiding heel laag is  concentreren dus arbeidsintensief.
- Aantonen van antigen in de feces door ELISA en immunofluorescentie. Er kunnen ook
dipsticks gebruikt worden, maar deze hebben een hele lage gevoeligheid waardoor ze niet
betrouwbaar zijn voor Giardia. De diagnostiek is dus moeilijker dan voor Cryptosporidium.
④ Behandeling: men kan fenbendazole oraal geven voor drie dagen, één keer per dag. Dit
geeft een klinische verbetering, een reductie in cyste uitscheiding en een gewichtstoename
een maand na behandeling.
⑤ Preventie: hygiëne! De kalveren moeten op het einde van de behandeling naar een lege
stal verplaatst worden. De stal moet grondig gereinigd worden  laten drogen(!) 
ontsmetten en stoom en ammoniumhydroxide.
1.1.3 Eimeria spp.
De pathogene species op stal zijn Eimeria bovis en Eimeria zuernii. Het pathogeen species op
de weide is Eimeria alabamensis (minder belangrijk). Ze komen voor bij kalveren ouder dan
een maand. Eimeria geeft altijd weefselschade, maar veroorzaakt niet altijd symptomen 
er bestaan ook niet-pathogene species. Er zijn bijna altijd menginfecties van verschillende
Eimeria species. Als dit enkel niet-pathogene species betreft, is er geen diagnose van
coccidiose. Eimeria is diersoortspecifiek  wordt niet tot andere soorten overgedragen.
① Epidemiologie: E. zuernii en bovis geven bijna altijd stalinfecties. Ze komen bij alle leeftijd
voor, maar vooral bij kalveren (minder immuniteit). Ook zal de infectiedruk op stal veel hoger
zijn dan op de wei. Ze komen in 50% van de bedrijven voor.
E. alabamensis geeft besmettingen bij kalveren tijdens het eerste weideseizoen  immuun
tijdens tweede weideseizoen. Hij komt hier niet vaak voor.
Er is fecale-orale overdracht. De oöcysten in de buitenwereld zijn heel resistent en infectieus
(overleven tot een jaar). De PP is 2-3 weken  dan uitscheiding door geïnfecteerd kalf.
De meeste kalveren zijn besmet met niet-pathogene soorten die weinig klinisch belang
hebben. Als ze met pathogene soorten besmet zijn, hangt het van het species, de


3

, infectiedruk en de immuniteit af of de coccidiose klinisch of subklinisch zal zijn. Bij een lage
infectiedruk wordt er immuniteit opgebouwd en zien we geen problemen.
② Pathogenese en symptomen: de parasiet geeft letsels in de dunne/dikke darm door
ontwikkeling van schizonten en gamonten. Ze vernietigen het epitheel. E. bovis en zuernii
zullen daarbij ook de lamina propria beschadigen en bloedingen veroorzaken + zij vormen
reuzenschizonten met massale ontwikkeling van gamonten. Verder gaan de villi in atrofie en
is er verhoogde darmpermeabiliteit  malabsorptie + eiwitverlies. E. bovis is het meest
pathogeen, gevolgd door E. zuernii en tot slot E. alabamensis.
Symptomen komen enkel voor bij hoge infectiedruk! Bij de klinische vorm zijn dit
een lage rectale temperatuur, gedaalde eetlust, diarree (drie weken na infectie,
kan bloed en slijm bij zitten en ruikt slecht), tenesme, dehydratatie en sterfte. Bij
de subklinische vorm ziet men verminderde eetlust en gewichtsverlies.
Niet noodzakelijk heel de groep wordt ziek, maar er zullen altijd meerdere
kalveren in de groep besmet zijn = groepsprobleem.
③ Diagnose: de diagnose wordt gesteld op basis van de symptomen en anamnese
(stalcondities en hygiëne). Enkele weken nadat de nieuwe groep samen gezet wordt met de
vorige groep zullen er symptomen ontstaan, want de oöcysten van de vorige groep zijn nog
aanwezig. Fecesonderzoek wordt bij meerdere dieren uitgevoerd (ene dier begint vroeger uit
te scheiden dan het ander)  kwalitatief onderzoek met identificatie van het Eimeria
species. Er is enkel sprake van coccidiose als het om pathogene species gaat! Als 80% van
de gevonden oöcysten niet-pathogeen zijn, is er geen coccidiose.
Bij kwantitatief onderzoek wordt de OPG bepaald met de McMaster methode. Echter is er bij
acute coccidiose soms nog geen uitscheiding van oöcysten.
Het kost veel tijd om het onderscheid tussen de verschillende species te zien, daarom
doen de meeste labo’s dit niet.
Het is van belang om meerdere dieren te
bemonsteren, want de uitscheiding gebeurt niet
synchroon + de uitscheiding loopt niet synchroon met
de symptomen. De diarree kan volgen op de
uitscheidingspiek, ervoor vallen, …. Voldoende dieren
bemonsteren is dus een noodzaak.


④ Behandeling: Coccidiose valt makkelijk en veilig te
behandelen met diclazuril ( één keer oraal) en toltrazuril (één keer oraal). Eén keer
behandelen is genoeg, omdat er snel immuniteit wordt opgebouwd. Het probleem is echter
dat de volgende groep kalveren in de stal besmet zullen worden van de immune groep 
stalhygiëne van groot belang! Dit is in de potstal echter zeer moeilijk  meer instrooien als
buffer.
Ook een metafylactische behandeling is mogelijk = de nieuwe groep dieren is al
geïnfecteerd, maar er zijn nog geen symptomen  je gaat in de vroege fase behandelen,
typisch 2-3 weken na het samen zetten van de groepen. Dit doe je niet standaard

4

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur studentdiergeneeskunde11. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,78. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

75057 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€5,78
  • (0)
  Ajouter