Ondernemingsrecht
ONDERNEMINGSRECHT................................................................................................................1
DEEL I. BEGINSELEN VAN ONDERNEMINGSRECHT
HOOFDSTUK 1. VAN ‘HANDELSRECHT’ NAAR ‘ONDERNEMINGSRECHT’
Afdeling 1. Ontstaan en toepassingsgebied van het ‘handelsrecht’
Het ‘handelsrecht’ was het geheel van rechtsregels dat van toepassing was op ‘handelaars’
Handelaar of koopman was volgens artikel 1 Wetboek van Koophandel (W.Kh.) hij die ‘daden van
koophandel’ stelde en daarvan zijn beroep maakte, wat winstoogmerk vereiste
Het handelsrecht is ontstaan als bijzonder privaatrecht met een ‘personeel toepassingsgebied’
In 1807 kwam er de Napoleontische Code de commerce
Afdeling 2. Stapsgewijze decodificatie van het W.Kh. gevolgd door de invoering van
het Wetboek van vennootschappen en van het WER
Het W.Kh. was in de 20ste eeuw onderhevig aan een doorgedreven decodificatie
Het vennootschapsrecht maakte sinds de wet van 1873 deel uit van het W.Kh.
Het economisch recht ontwikkelde zich pas in de 20ste eeuw via een geheel van bijzondere wetten: het kan
gedefinieerd worden als het geheel vd rechtsregels dat erop gericht is de vrije en eerlijke concurrentie op de
economische markt te vrijwaren
Omdat het economisch recht zo incoherent was, is vanaf 2007 werk gemaakt van een codificatie van het
Belgisch economisch recht
Met de wet van 2013 tot invoering van het WER werd de eerste stap gezet
Ondertussen werd het W.Kh. sterk bekritiseerd omdat het verouderd was
Afdeling 3. Naar een volwaardig ‘ondernemingsrecht’ met een WER en een WVV
Eerst werd het insolventierecht gemoderniseerd via de invoeging van Boek XX “Insolventie van
ondernemingen” in het WER
Vervolgens werd het handelsrecht afgeschaft en het ondernemingsrecht uitgebreid en gemoderniseerd via
de Wet Hervorming Ondernemingsrecht: deze wet leidde concreet tot de volgende vernieuwingen:
- het handelaarsbegrip werd afgeschaft
1
, - het W.Kh. verdween
- er werd een nieuw algemeen, formeel ondernemingsbegrip ingevoerd in het WER (art I.1)
Tot slot werd een diepgaande modernisering van het vennootschaps- en verenigingsrecht doorgevoerd via
een nieuw WVV
De Belgische Gw bekrachtigde het bestaan vd rechtbanken van koophandel en dus werden naar Frans
model de handelsrechtbanken met handelsrechters overgenomen
HOOFDSTUK 2. ONDERNEMING IN FORMELE EN IN FUNCTIONELE ZIN
In 2017 voerde de wetgever een nieuw, formeel ondernemingsbegrip in: artikel I.1 WER
Omdat de begrippen ‘handelaar’ en ‘koopman’ sinds 2018 afgeschaft werden, bepaalt artikel 254 WHO dat
in alle wetten de begrippen ‘handelaar’ of ‘koopman’ moeten worden gelezen als ‘onderneming’ in de zin
van art I.1 WER
Afdeling 1. Onderneming in ‘formele’ zin
De formele definitie van artikel I.1 WER verstaat onder ‘onderneming’:
- iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent (dus ook beoefenaars van
een vrij beroep)
- iedere rechtspersoon (dus ook vzw’s en stichtingen)
- iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid (tenzij ze geen winstuitkering doet of
beoogt te doen)
Bij de formele definitie wordt zoveel mogelijk gekeken naar de vorm van een organisatie en niet naar wat
deze organisatie doet
‘Beroepsactiviteit’ is een ruim begrip, maar een activiteit die louter kadert in het normale beheer van het
persoonlijke vermogen van een natuurlijke persoon, is geen beroepsactiviteit, ook al levert dit inkomsten op
(bv verhuur van appartement)
In principe gelden alle rechtspersonen als een onderneming in formele zin, zonder dat de feitelijke activiteit
ertoe doet
Een uitzondering hierop zijn publiekrechtelijke rechtspersonen die geen goederen/diensten op de markt
aanbieden: dit zijn geen ondernemingen
Een organisatie zonder rechtspersoonlijkheid is een organisatie die drager is van eigen rechten en
verplichtingen en die deelneemt aan het rechtsverkeer (bv maatschap)
Een feitelijke vereniging of vereniging zonder rechtspersoonlijkheid mag haar winst niet uitkeren aan haar
leden: doet ze dat wel, dan zal ze als een onderneming worden beschouwd
Afdeling 2. Onderneming in ‘functionele’ zin
2
,Voor bepaalde boeken van het WER geldt een bijzondere, functionele definitie van het begrip onderneming:
“iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die op duurzame wijze een economisch doel nastreeft,
alsmede zijn verenigingen”
Een economisch doel bestaat uit het aanbieden van goederen/diensten op een bepaalde markt met het oog
op het realiseren van winst
HOOFDSTUK 3. ENKELE BASISVERPLICHTINGEN VAN ONDERNEMINGEN
Afdeling 1. Inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen
De KBO is belast met het opnemen, bewaren, beheren en het ter beschikking stellen van gegevens die
betrekking hebben op de identificatie vd ondernemingen
Artikel III.16 WER bepaalt welke entiteiten ‘geregistreerde entiteiten’ zijn (zie art I.4 WER)
Artikel III.18 WER bepaalt welke gegevens opgenomen moeten worden bij de registratie
Artikel III.49 WER bepaalt welke de ‘inschrijvingsplichtige ondernemingen’ zijn
Alle akten, facturen, aankondigingen, bekendmakingen, brieven etc. uitgaande van inschrijvingsplichtige
ondernemingen moeten altijd het ondernemingsnummer vermelden (art III.25 WER)
Afdeling 2. Houder zijn van een financiële rekening
Elke onderneming moet een rekening hebben bij een kredietinstelling die in België gevestigd is
De domiciliëring en het nummer van deze rekening moeten vermeld worden op alle facturen,
rekeningafschriften of andere documenten waarbij de onderneming vordert
Artikel III.25 WER legt ook een soortgelijke verplichting op om de domiciliëring en het nummer van een
financiële rekening te vermelden op alle uitgaande commerciële stukken (dus niet enkel op stukken waarbij
gevorderd wordt) van alle inschrijvingsplichtige ondernemingen
Ondernemingen mogen in hun onderlinge relaties geen betalingen weigeren van minstens 247,89 euro met
een al dan niet gekruiste cheque of door een overschrijving op een rekening
Voor ondernemingen mag geen enkele betaling of schenking in contanten worden verricht of ontvangen
voor meer dan 3000 euro
Deze regel geldt niet voor verrichtingen tussen consumenten
Afdeling 3. Afgifte van een factuur aan de klant
De factuur = de schriftelijke bevestiging van het bestaan van een schuldvordering in geld die voortvloeit uit
een overeenkomst tot levering van goederen/diensten die de SE verplicht is aan zijn SA uit te reiken
Een factuur is in de eerste plaats een element vd boekhouding van een onderneming, maar wordt ook
gebruikt als bron van informatie voor de geadresseerde ervan, en het speelt een rol in de werking vd BTW
Facturen hoeven niet ondertekend te zijn, maar de handtekening vd bestemmeling op de factuur geldt als
een weerlegbaar vermoeden van aanvaarding vd factuur
De factuur moet een duidelijke beschrijving en identificatie bevatten van beide partijen, de levering waarop
de factuur betrekking heeft, de hoeveelheid, de prijs, de berekeningswijze etc.
3
, Afdeling 4. Bijhouden van boekhouding en het opstellen en publiceren van een
jaarrekening
Het doel vd boekhoudverplichting is de verantwoordelijken voor het beleid vd onderneming een overzicht
te bezorgen over de situatie waarin deze zich op elk ogenblik bevindt
Ook buitenstaanders hebben er belang bij dat zij inlichten kunnen krijgen over de financiële situatie van
ondernemingen
De boekhoudplichtige ondernemingen zijn opgesomd in artikel III.82 WER, en het tweede lid van dit artikel
bevat enkele vrijstellingen vd boekhoudplicht
De basisregel is dat een boekhoudplichtige onderneming moet gebruikmaken vd regels van het dubbel
boekhouden (art III.84 WER)
Sommige ondernemingen kunnen echter gebruikmaken van een enkelvoudige boekhouding indien hun
omzet (exclusief btw) over het laatste jaar minder bedroeg dan 500 000 euro (art III.85 WER)
Afdeling 5. Gebruik van taal van het taalgebied
Private nijverheids-, handels- en financiebedrijven moeten voor ‘akten en bescheiden’ voorgeschreven door
de wetten de taal gebruiken van het taalgebied waar de exploitatiezetel is gevestigd
Wettelijk voorgeschreven akten en bescheiden zijn stukken zoals oprichtingsakten, statuten van
vennootschappen, jaarrekeningen, facturen etc.
Afdeling 6. Informatie- en transparantieverplichtingen
Terwijl Boek VI WER voornamelijk informatieverplichtingen oplegt aan ondernemingen die zich richten tot
consumenten, zijn de informatieverplichtingen van Boek III WER ook van toepassing tussen ondernemingen
onderling
Artikel III.74 WER bevat een lijst van informatie die elke onderneming ter beschikking moet stellen
Artikel III.75 WER beschrijft op welke manier dit kan gebeuren, naar keuze vd onderneming
Al deze informatie moet helder, ondubbelzinnig en vóór het sluiten vd overeenkomst worden verstrekt, of
als er geen schriftelijke overeenkomst is, voor de levering vd goederen of het verrichten vd dienst (art III.77
WER)
HOOFDSTUK 4. ENKELE BIJZONDERE VERBINTENISRECHTELIJKE REGELS
Afdeling 1. Passieve hoofdelijkheid tussen ondernemingen
Artikel 5.160 BW bepaalt dat er hoofdelijkheid tussen SA’s bestaat wanneer zij gehouden zijn tot dezelfde
prestatie en de SE ieder van hen voor het geheel kan aanspraken, maar dat passieve hoofdelijkheid uit de
wet of uit een contract ontstaat en niet wordt vermoed
Passieve hoofdelijkheid bestaat echter wel van rechtswege tussen ondernemingen die tot eenzelfde
contractuele verbintenis zijn gehouden (art 5.160 BW)
Elke SA is dus voor de volledige schuld tegenover zijn SE gebonden en de betalende SA kan nadien zijn
mede-SA’s aanspreken voor diens aandeel
4