Stationstoets jaar 2
Paard en rund
Signalement
Diersoort, ras, geslacht, leeftijd, kleur en aftekening (haarkruinen bij paard zonder aftekeningen)
en bijzondere kenmerken (littekens, tatoeages, nutsingrepen aan staarten, vleugels, sporen).
Vastleggen van het tijdstip bij opname van het signalement.
Anamnese
➔ Vragen mbt de klacht: aard, duur, ziekteverloop, behandeling, orgaansystemen
➔ Vragen mbt algemene toestand: eten, drinken, defaecatie, mictie
◆ Paard: arbeidsprestatie
◆ Koe: groei, productie
➔ Vragen mbt omstandigheden en koppelgenoten: huisvesting, klimaat, meer dieren ziek
in een koppel, voedermethode, drinkwaterkwaliteit, hygiëne, infecties
Paardenknoop
Algemene indruk
➔ Gedrag: vooral op het orenspel letten, behoort normaal levendig te zijn. De beoordeling
van het gedrag moet eerst plaatsvinden in de eigen omgeving van het dier.
, ➔ Houding en gang: wijze waarop hoofd, hals, rug, lendenen, kruis, staart, borst, buik en
ledematen op elkaar zijn afgestemd.
➔ Voedingstoestand
◆ Paard: hoeveelheid spier- en vetweefsel op de ribwand en ontwikkeling van alle
grote spiergroepen die samenhangen met locomotie (voorhand, achterhand, rug
en hals).
◆ Rund: spieren van de rug en lendenen, vet in koekoeksgaten, bedekking van de
lendenwervels. BCS tussen 1 en 5. Laagste punt 3 maand post-partum.
➔ Verzorgingstoestand: verzorging op korte termijn is af te lezen aan de hand van de vacht
en op lange termijn de hoornige structuren. Ook de omstandigheden waaronder het dier
wordt gehouden moeten worden beoordeeld, drinkwater bijvoorbeeld.
➔ IHOSKA’s: men loopt eenmaal rondom het dier om te zien, ruiken of horen of er
opvallende afwijkingen zijn.
Algemeen onderzoek
Bij varkens na de ademhaling eerst HBH en temperatuur, dan pas de pols.
➔ Ademhaling: diepte, type, ritme, frequentie (rund 10-30/min, paard 8-14/min). Je maakt
contact met het dier en staat er schuin achter, rechts bij rund ivm de pens.
➔ Pols: frequentie (rund 50-80/min, paard 28-40/min), regelmaat, kwaliteit (equaliteit,
kracht). Bij paard opgenomen bij a. facialis en bij het rund aan de a. facialis, a. saphena
(hand tussen uier en achterpoot) of binnenkant staart (frequentie, regelmaat). Bij varken
auscultatie of ictus cordis palperen. Je maakt contact en fixeert dan aan het halster.
➔ Temperatuur: contact maken en houden met het dier, staart opnemen en hierbij letten
op staarttonus, staartreflex, reinheid perineum, opening en uitvloeiing anus/vulva,
anusreflex. Je brengt glijmiddel aan op de thermometer en brengt deze in met een zacht
borende beweging. Temperatuur aflezen en thermometer schoonmaken. Volwassen
paard 37,4-38,0 en volwassen rund 38,0-39,0.
➔ HBH
◆ Huid: geur, kleur, temperatuur (hoorn bij rund, lippen bij paard), turgor (opnemen
van huidplooi → oplichtbaarheid, dikte, sensibiliteit, vochtbalans, elasticiteit),
laesies, bloedingen, oedemen.
, ◆ Beharing: aspect beoordelen op type, glanzend, aaneengesloten, kleur, kale
plekken en bij lokale inspectie letten op losse/afgebroken haren, vuil,
ectoparasieten.
◆ Hoornige structuren: grootte, vorm, kleur, temperatuur, pijnlijkheid, aard van het
oppervlak van hoeven, klauwen en hoornen. Temperatuur vaststellen door
palpatie en pijnlijkheid door percussie. Overgang huid naar klauwen verdient
speciale aandacht (pijnlijkheid).
➔ Slijmvliezen: letten op kleur, vochtigheid, bloedingen, laesies, epitheeldefecten.
Volgorde is altijd van schoon naar vies dus eerst sclera, conjunctiva, neus en mond.
Beiderzijds!
◆ Paard: sclera (hoofd omhoog duwen), conjunctiva (halster vasthouden en 3e
ooglid zichtbaar maken), neus (neusvleugel optillen), mond (lip pakken met hand,
met andere hand tong pakken en hand tegen mondhoek zetten). CRT bepalen
door te drukken op het slijmvlies boven de boventanden.
◆ Rund: sclera (hoofd kanten door oor naar beneden te drukken), conjunctiva (1
hand pakt bovenooglid en duwt het naar binnen en andere hand trekt
onderooglid naar beneden), neus (niet beoordelen), mond (met duimen naar
binnen en tegen gehemelte duwen, hand omdraaien en tong pakken).
➔ Lymfeknopen: altijd beiderzijds uitvoeren en letten op grootte, vorm, consistentie,
pijnlijkheid, verplaatsbaarheid.
, ◆ Paard: lnn mandibulares (p), lnn retropharyngealis.
◆ Rund: lnn mandibularis (p), lnn retropharyngeales, lnn cervicales superficiales
(p), lnn subiliaci (p), lnn mammarii (staart ophouden, andere arm tussen uier en
achterbeen steken).
Respiratie
➔ Aanvullende anamnese: neusuitvloeiing, hoesten, abnormale ademgeluiden,
benauwdheid.
➔ Adembewegingen: frequentie, diepte, type, ritme (ook gedaan bij AO). Daarnaast de
accessoire adembewegingen (neusvleugelen, anusbewegingen en bij rund labiaal
ademen) beoordelen, treden op bij dyspneu (inspiratoir, expiratoir, gemengd).
➔ Ademgeluiden: fysiologisch zijn snuiven en hinniken en pathologisch zijn hoesten
(frequentie, duur, momenten waarop, aard) en stridor geluiden (karakter,
inspiratoir/expiratoir, volume, hoofd-halshouding) .
➔ Neus- en nevenholten: luchtstroom bepalen door de rug van je handen voor beide
neusgaten te houden, hierbij letten op sterkte, geur. Dan inspectie van neusgaten en evt
neusuitvloeiing beoordelen op hoeveelheid, karakter, een/beiderzijds, omstandigheden.
Inspectie planum nasale (bevuiling, korsten) , inspectie en palpatie van de neus