Macro-economie
DEEL 1: ALGEMENE INLEIDING
HOOFDSTUK 1: MACRO-ECONOMIE EN MACRO-ECONOMISCHE VRAAGSTUKKEN
1) Wat is macro-economie?
Wat doet/is macro- • Bestudeert werking en ontwikkeling van economie in haar geheel
economie? • Beleidsgericht à beoogt niet enkel verklaring economische factoren, beoogt
ook verbetering economisch beleid
Typische macro- • Hebben betrekking op verloop van en samenhang tussen geaggregeerde
economische vragen: variabelen (economische groei, werkgelegenheid, inflatie…)
• Waarom koopkracht in België veel hoger dan in 1950?
• Hoe kunnen recessies verklaard worden? Hoe bestrijden?
Wat doet micro-economie • Analyseert gedrag en interactie van individuele economische agenten &
prijsvorming op individuele markten
Raakpunten micro- en • Macro-economen nemen micro-economisch optimaliseringsprincipe vaak tot
macro-economie uitgangspunt voor opbouw theorieën en afleiding relevante relaties
Ø David Romer beveelt sterke micro-economische basis aan voor zijn boek
Advanced Macroeconomics
• Economische ontwikkeling op macroniveau is in sterke mate bepaald door
interactie vele economische agenten op microniveau
Waarom tweedeling toch • Hebben beide aparte rol
zinvol? • Globale aanpak macro-economie noodzakelijk -> individuele agenten nemen
hun beslissingen zonder volledige kennen van wat anderen doen -> zonder
overleg met anderen & zonder gevolgen gedrag volledig in rekening te brengen
• Er ontstaan coördinatieproblemen -> noodzaak macro-economische aanpak
Voorbeeld • In recessieperiode
Ø Bedrijven geen aanwerving want ze krijgen extra producten geproduceerd
door nieuwe werknemers niet verkocht
Ø Gezinnen beperken aankopen want werkloosheid
• Coördinatieprobleem à bedrijven zouden meer meer mensen in dienst nemen
als gezinnen meer zouden kopen & omgekeerd
John Maynard Keynes • 1883 - 1946
• Britse econoom
• Eerste om globale analyse te maken en globale aanpak te bepleiten à naar
aanleiding van crisis in jaren 30 à vader van macro-economie
Individueel streven naar • Nastreven hoge winsten en bonussen in bankwereld à mee aan basis van
micro-economisch financiële crisis 2008 + daaropvolgende recessie & langdurige periode
optimum leidt tot macro- laagconjunctuur
economische problemen
2) Macro-economische grootheden en verbanden
Het reëel product of reëel inkomen:
Reëel product • = reële output
• = product in vaste of constante prijzen
• Duidt volume finale goederen en diensten aan die economie in bepaalde
periode produceert
• Per definitie = reëel inkomen = door economie gecreëerde koopkracht
• Uitgedrukt per capita
• Belangrijke indicator voor rijkdom of welvaart economie
• In jaar t = ∑iqitpi0
Ø Pi0 = prijs van goed i in (te kiezen) basisjaar
Potentieel reëel product • Macro-economisch productieniveau bij ’normale’ bezetting
productiecapaciteit
• Evenwichtssituatie waarbij er geen over- of onderbezetting van capaciteit is
1
,Wanneer reëel product = • Gemiddelde werknemer presteert geen overuren & geen confrontatie met
potentieel reëel product werkloosheid
• Geen opwaartse of neerwaartse druk op lonen
Evolutie reëel product • Zo goed als ononderbroken
groei & dus inkomen in België
• Vrij grote variabiliteit
Ø Schommeling feitelijk
product rond potentieel
niveau à weerspiegelt
opeenvolging hoog- en
laagconjunctuur
Evolutie output gap • Toont opeenvolging
• Toont dat conjunctuur
internationaal bepaald is à
sterk gelijk
Evolutie groeivoet reëel • 2 andere vormen
product variabiliteit:
Ø Fluctuatie feitelijke
reële economische
groei rond potentiële
groei
Ø Variabiliteit in
potentiële groeivoet zelf
(ook over langere
perioden)
• Tijdelijke afname
potentiële groeivoet = hysteresis
• Permanente verlaging potentiële groeivoet = superhysteresis
Nog meer variabiliteiten • Tijd à perioden van versnelde en vertraagde groei volgen elkaar op
• Tussen landen
Nominaal product • Duidt geldwaarde aan van alle geproduceerde finale goederen en diensten
• Product in werkelijke of lopende prijzen
• Geen goede indicator verloop welvaart -> verandert wanneer productie-
volumes veranderen maar ook wanneer prijzen veranderen
• In jaar t = ∑iqitpit
Ø Qit = geproduceerde hoeveelheid goed i in jaar t
Ø Pit = prijs van goed i in jaar t
Waarom is reëel product • Prijswijzigingen worden uit berekening gehouden
dus beter als indicator • Volumes worden telkens met dezelfde prijs (prijs van basisjaar)
voor verloop welvaart? vermenigvuldigd
(Pg. 15)
2
, Deflator ∑2 & .(3/.44$ &'()*+,
• In jaar t = ∑ !2 !"& !" = '"ë"$ &'()*+,
! !" !#
• In basisjaar = 1 à nominaal = reëel product
• Drukt uit in welke mate gewogen gemiddelde van prijs van alle in economie
geproduceerde finale goederen en diensten veranderd is tov basisjaar
• = algemeen prijspeil in land
Hoe kunnen we inflatie • Groeipercentage algemeen prijspeil in jaar t, vergelijken met jaar t-1 à inflatie
afleiden? in jaar t
Evolutie nominaal & reëel
product
Index voor het nominaal ∑2 & 5(3/.44$ &'()*+, /. 644' ,
• = ∑ !2 !"& !" = 5(3/.44$ &'()*+, /. 748/8644'
product in jaar t ! !# !#
Index voor het reëel • Geeft weer hoe totale productievolume in economie gewijzigd is tov basisjaar
product ∑2 & !"ë"$ &'()*+, /. 644' ,
• = ∑ !2 !"& !# = !"ë"$ &'()*+, 748/8644'
! !# !#
Samenhang nominaal • Zodra 2 van 3 bekend is à 3e kan berekend worden
product, reëel product en 5(3/.44$ &'()*+,
• 9":$4,('
= 𝑟𝑒ë𝑒𝑙 𝑝𝑟𝑜𝑑𝑢𝑐𝑡
deflator productie & hun
Ø = defleren
indexcijfers (enkel bij klein ;.)"< .(3/.44$ &'()*+,
percentages) • = 𝑖𝑛𝑑𝑒𝑥 𝑟𝑒ë𝑒𝑙 𝑝𝑟𝑜𝑑𝑢𝑐𝑡
9":$4,('
• Groei% nominaal product - inflatie% = groei% reëel product -> enkel geldig bij
kleine percentages!!
• Groei% nominaal product - groei% deflator = groei% reëel product
Reële economische groei • Op basis van vorige jaar -> niet persé basisjaar
Inflatie:
Wanneer spreekt men van • Wanneer zich een aanhoudende stijging voordoet van het algemeen prijspeil in
inflatie? de economie
• Macro-economisch begrip à mogelijk dat honderden individuele prijzen
veranderen zonder dat algemeen prijspeil verandert à geen inflatie
• Geen indicator van levensduurte à maar mate waarin levensduurte toeneemt
0 -0
• = "0 "$%
"$%
Deflatie • Aanhoudende daling van algemeen prijspeil
Desinflatie • Afnemende inflatie
Inflatiepercentage in • Meet procentuele verandering algemeen prijspeil in dat jaar tov vorige jaar
bepaald jaar
Verloop inflatie • Schetst samenhang tussen
conjunctuur (Outputkloof) en
niveau van inflatie
• Positieve Outputkloof
(hoogconjunctuur) à gaat
gepaard met stijgende inflatie
• Negatieve Outputkloof
(laagconjunctuur) à gaat
gepaard met dalende inflatie
3
, Consumptieprijsinflatie • Geeft stijgingspercentage weer van consumptieprijsindex (CPI)
• Index à vat verloop gewogen gemiddelde prijs van vaste korf van
consumptiegoederen en -diensten die representatief is voor bestedingen
modaal gezin
Kerninflatie • Vat evolutie van consumptieprijzen met uitsluiting prijsontwikkeling volatiele
componenten energie en onbewerkte voeding
• Verloopt stabieler & leunt dichter aan bij inflatie volgens bbp-deflator
Grafiek • Bbp-deflator & consumptieprijs
Ø prijzen van kapitaalgoederen of
geëxporteerde goederen en
diensten wel in bbp-deflator
Ø Prijzen geïmporteerde con-
sumptiegoederen en -diensten
invloed op consumptieprijs (bv.
Gas & olie)
• Bbp-deflator & kerninflatie
Ø Beiden sterker bepaald door structurele factoren achter prijsstijging (bv.
Loongroei, evolutie winstmarge…)
Ø Castreren beter diepere inflatietendens
Verklaring obv Outputkloof • Conjunctuur zwak, maar toch stijgt inflatie?
onvolledig, hoezo? • Prijs van geïmporteerde goederen en diensten (bv. energie)
Verklaren hoge inflatie- • Inflatieverwachtingen
percentages en grote • Heersende politieke en monetaire regime in landen
inflatieverschillen tussen Ø Mate van politieke stabiliteit
landen en tijd Ø Mate waarin centrale bank onafhankelijk is & politieke druk kan weerstaan
Werkloosheid en werkgelegenheid:
Totale bevolking • Bevolking op arbeidsleeftijd (N)
• Beroepsbevolking = actieve bevolking = totaal arbeidsaanbod (Lst)
Ø Werkenden (L)
Ø Werklozen (U)
Werkloosheidsgraad = • Verhouding van aantal werklozen tot beroepsbevolking
werkloosheidspercentage =4.,4$ >"'?$(@". D
•= • 100 = • 100
A(,4$" 7"'("&87"B($?/.C E&"
Aantal werklozen bepalen • Moeilijker dan aantal werkenden
• 3 voorwaarden door Internationaal Arbeidsbureau
Ø wie geen werk heeft
Ø Beschikbaar is voor arbeidsmarkt
Ø Actief een betrekking zoekt
• Bepalen werkloosheidsgraad volgens deze definitie à obv enquêtes (enquête-
methode)
• OESO gebruikt deze methode
Methode door Rijksdienst • Geeft werkloosheidsgraad weer zoals gerapporteerd door Belgisch Federaal
voor Arbeidsvoorziening Planbureau
(RVA) • Omvat vooral administratieve categorie van niet-werkende werkzoekenden à
sluit aan bij basisdefinitie IA
• Neemt ook oudere werklozen op = werklozen, minstens 50 jaar & minstens een
jaar uitkering kregen à vrijgesteld van plicht om werk te zoeken à verdwijnen
uit statistieken niet-werkende werkzoekenden
Niet-werkzoekenden met • Bv. Bruggepensioneerden (= werklozen met bedrijfstoeslag)
een uitkering • Komen ook niet in werkloosheidsstatistieken
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur mauddepermentier. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €9,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.