! Alle artikelen en hoorcollege aantekeningen Normatieve Professionaliteit !
Krabbe, E. (2006). Redeneren en argumenteren. In: Hees, M. van e.a. (red.) Kernthema’s van de Filosofie. Amsterdam: Uitgeverij Boom. p.237-265.
Hees, M, van (2006) Over het goede en het juiste In: Hees, M. van e.a.(r...
Samenvatting ALLE STOF Werken aan Normatieve Professionaliteit
Complete begrippenlijst werken aan normatieve professionaliteit
Samenvatting Kernthema's van de filosofie - Filosofische Reflectie
Tout pour ce livre (21)
École, étude et sujet
Universiteit Utrecht (UU)
Pedagogische Wetenschappen
Normatieve professionaliteit (201700106)
Tous les documents sur ce sujet (9)
3
revues
Par: karlijnvanede • 1 mois de cela
Par: madeliefmeyers • 2 année de cela
Par: Sanaewiscat • 4 année de cela
Traduit par Google
Good summary. Especially the elaboration of literature. The articles are summarized very clearly and the chapters in the book are also very extensive.
Vendeur
S'abonner
xjolienx
Avis reçus
Aperçu du contenu
Inhoud
Krabbe, E. (2006). Redeneren en argumenteren. In: Hees, M. van e.a. (red.) Kernthema’s van de
Filosofie. Amsterdam: Uitgeverij Boom. p.237-265................................................................................2
Hees, M, van (2006) Over het goede en het juiste In: Hees, M. van e.a.(red.) Kernthema’s van de
Filosofie. Amsterdam: Uitgeverij Boom. p.13-33....................................................................................6
Jong, de J. en Snik, G. (2002). Why Should States Fund Denominational Schools? Journal of
Philosophy of Education, 36, 4, 573-587...............................................................................................10
Pring, R. (2007). The Common School. Journal of Philosophy of Education, 41, 4, 503-522.................15
Kerr, D. (2006). Teaching autonomy: The Obligations of Liberal Education in Plural Societies. Studies
in Philosophy and Education, 25, 425-456............................................................................................20
Bransen, J. (2006). De opvoedbare mens. In: Hees, M. van e.a. (red.)Kernthema’s van de Filosofie.
Amsterdam: Uitgeverij Boom. p.89-109...............................................................................................24
Willems, J. C. M. (2005). Het kindbeeld in het Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Justitiële
verkenningen, 3(5), 8, 94-112...............................................................................................................27
Mackor, A.R. (2006) Over de aard en grenzen van kennis. In: Hees, M. van e.a.(red.) Kernthema’s van
de Filosofie. Amsterdam: Uitgeverij Boom. p. 135-158........................................................................33
Slavin, R. E. (2002). Evidence-based education policies: Transforming educational practice and
research. Educational researcher, 31(7), 15-21....................................................................................36
Biesta, G. (2007). Why “what works” won’t work: Evidence ‐based practice and the democratic deficit based practice and the democratic deficit
in educational research. Educational theory, 57(1), 1-22.....................................................................41
Buskes, C. (2006). Over wetenschap en evolutie. In: Hees, M. van e.a.(red.) Kernthema’s van de
Filosofie. Amsterdam: Uitgeverij Boom. p. 161-184.............................................................................42
Week 1: Introductie en argumentatieleer
1
,Hoorcollege 1: Introductie & Argumentatieleer (Hees hoofdstuk 10)
Dimensies
Er zijn een aantal dimensies bij filosofie:
- Logica (argumenten)
- Ethiek (een middel om discussies te kunnen voeren over wat goed is en wat niet)
- Wijsgerige antropologie (gaat over mensbeelden: wat voor beeld heb je van wat een
mens is?)
- Epistemologie & wetenschapsfilosofie (kennisleer & hoe ontwikkelt de wetenschap
zich?)
Wat heeft een pedagoog aan filosofie?
Een pedagoog moet kritisch kunnen reflecteren op het eigen denken en handelen.
Overzicht argumentatieleer
1. Meningsverschillen
2. Regels kritische discussie
3. Dialectische argumentatie
4. Argumentatieschema
5. De grenzen aan de kritische discussie
Meningsverschillen
Argumentatieleer gaat over het oplossen van meningsverschillen. Bijvoorbeeld een burenruzie
of een politiek debat over meerdere nationaliteiten hebben. Bij tegengestelde proposities gaat
het over één geschil. Ze kunnen niet allebei waar of allebei onwaar zijn. Contraire proposities
kunnen niet tegelijk waar zijn, maar wel allebei onwaar. Het gaat hier over meerdere
geschillen. Als beiden iets claimen dan is er sprake van een gemengd conflict. Bij een niet-
gemengd conflict neemt slechts één persoon een positie in en de andere persoon betwijfelt de
waarheid over het standpunt van de andere persoon.
Een meningsverschil kan ook een dialectische argumentatie innemen. Hierbij is iemand in
debat met zichzelf.
Voorbeelden van drogredenen: ontduiken van de bewijslast en beroep doen op autoriteit
(bijvoorbeeld een boek, persoon of theorie)
Krabbe, E. (2006). Redeneren en argumenteren. In: Hees, M. van e.a. (red.)
Kernthema’s van de Filosofie. Amsterdam: Uitgeverij Boom. p.237-265.
De deeldisciplines van de filosofie die zich met vragen bezighouden zijn logica en de
argumentatietheorie. Logica bemoeit zich zelden of nooit met regels voor redelijke discussies
en betogen. Ze zijn niet bezig met argumentatie in de gewone zin. Het lijkt een deel van de
argumentatietheorie te beslaan, maar hier kan tegenin worden gebracht dat juist de logica de
meest algemene redeneerwetenschap is. Argumentatietheorie beperkt zich tot contexten
waarin wordt geredeneerd, maar ook geargumenteerd wordt. Voor een discussie is het
volgende nodig: 2 gesprekspartners, een meningsverschil en een overtuigingspoging.
Argumentatietheorie wordt gebruikt in wijsbegeerte, taalbeheersing en taalkunde. Logica
heeft meer affiniteit in exacte vakken. De argumentatietheorie geeft nader inhoud aan het
2
,begrip kritische discussie met redelijke en onredelijke discussiezetten die ook wel
drogredenen worden genoemd.
De argumentatietheorie heeft als uitgangspunt dat niet alle mensen het over alles eens moeten
zijn. Bij een verschil van mening, hoeven niet alle betrokkenen een mening te hebben,
voldoende is dat iemand een mening heeft die de ander niet heeft. Een enkelvoudig geschil is
een situatie waarbij maar 1 kwestie aan de orde is. Bij tegenovergestelde proposities kan het
NIET zijn dat allebei de redeneringen juist of onjuist zijn. Bij een gemengd geschil nemen
meer dan 1 gesprekspartners een positie in. bij een niet-gemengd geschil neemt slechts 1
gesprekspartner een standpunt in. Er is sprake van een meervoudig geschil als het gaat om
meerdere kwesties. Voorbeeld: Piet zegt “Ik ga het halen” waarop Ola antwoordt: “Je zakt als
een baksteen”. Het is een gemengd geschil, maar niet elkaars tegenovergestelde omdat het kan
zijn dat ze allebei ongelijk hebben.
Er is sprake van strijdige proposities als ze niet tegelijk onwaar kunnen zijn. Dit bestaat uit
tegengestelde en contraire proposities. Er is sprake van contraire proposities als ze wel
tegelijk onwaar kunnen zijn, maar niet tegelijk waar. Bij een tegengestelde propositie is het
volgende aan de hand: Twee proposities zijn elkaars tegengestelde wanneer ze niet allebei
waar kunnen zijn en niet allebei onwaar. Het niet-gemengde enkelvoudige geschil is
fundamenteel. Bij een kritische discussie probeert iedere gesprekspartner de ander over te
halen tot eigen positive. Als de ene gesprekspartner vragen stelt aan de andere
gesprekspartner omdat hij of zij hier kennis over heeft noemen we dit een informatieve
discussie. Ook zijn er onderzoeksdiscussies Zoals bijvoorbeeld 2 rechercheurs die een zaak
willen oplossen. Niemand neemt een standpunt in. Hetzelfde geldt voor beraadslagingen. Hier
wordt gediscussieerd over hoe te handelen of de te volgen koers (bijvoorbeeld bij een
commisie). Er is geen sprake van een geschil. Twistgesprekken hebben als doel schijn te
wekken winnaar te zijn van een discussie, redelijkheid doet er niet toe. Bij onderhandelingen
wil je niet iemand echt overtuigen, maar compromissen sluiten. Bij discussies is de
verdedigingsregel van toepassing.
Een voorbeeld van een drogreden is een stroman. Dit is iemands argument verdraaien of zelfs
argumenten benoemen die de ander niet heeft gezegd. Houdbaarheidskritiek op een vraagstuk
is bijvoorbeeld ‘wanneer zei hij dat?’. Een geschil dat voortvloeit uit een hoofdgeschil is een
subgeschil. Het standpunt dat je hierin inneemt is het substandpunt. De vraag: “is dit
doorslaggevend?” is een voorbeeld van bewijskrachtkritiek. Bij een standpunt op metaniveau
gaat het niet om de actieve kritiek, maar de manier waarop de discussie wordt gevoerd. De
proponent is de verdediger van het hoofdstandpunt en de opponent is de criticus. De
verschillende patronen van ondersteuningsrelaties zijn argumentatiestructuren. Een daarvan is
de onderschikkende argumentatie. Bij enkelvoudige arugmentatie is er 1 standpunt en zijn er
2 argumenten. Bij cumulatief nevenschikkend zijn het afzonderlijke argumenten voor
hetzelfde standpunt. Bij complementaire arugmentatie zijn de argumenten afhankellijk van
elkaar. Meervoudige argumentatie bestaat uit 2 of meer argumenten die ieder op zich als een
afdoende verdediging kan worden gepresenteerd. Er is sprake van dialectische
argumentatietheorie bij de richting van de argumentatietheorie die argumentatieve monologen
als impliciete kritische discussie interpreteren.
De argumentatietheorie is een instrument om te analyseren en te beoordelen. Je perspectief is
belangrijk. Ben je deelnemer en wil je weten hoe je moet reageren? Of heb je een tekst voor
3
, ogen en vraag je je af of de tekst je heeft overtuigd? Hier is sprake van een deelnemers
perspectief. Je beoordeelt je eigen uitgangspunten en redeneringen vanuit je eigen inzicht. Bij
een theoretisch perspectief ga je na hoe deugdelijk de argumentatie is. Je gaat uit van de
inzichten van je gesprekspartner of het gezelschap.
Bij het welwillendbeginsel kies je een redelijk argument boven een drogreden. Het beginsel is
belangrijk omdat je anders jezelf te kort zou doen. Het geldt zowel voor deelnemers als
theoretisch perspectief. Een veelvoorkomende drogreden is het argumentum ad hominem. Dit
is gericht op de mens. In plaats van het over de zaak zelf te hebben, val je iemand persoonlijk
aan. Dit is in belemmering van het vrijheidsbeginsel. Dit betekent: “discussianten mogen
elkaar niet beletten standpunten of twijfel naar voren brengen”. Een vorm van hominem is tu
quoques waarbij je wijst naar beweringen of kritische vragen van je gesprekspartner die niet
in overeenstemming zijn met het gedrag. Gaat vaak om het woord ‘ook’. Het probleem is dat
je dan een kritische oplossing in de weg staat en het heeft geen betrekking op de zaak. Bij de
relevantieregel mag een standpunt alleen naar voren worden gebracht als het relevantie is in
de zaak. Bij argumentum ad populum bespeel je de emoties van het volk. Bij argumentum ad
verecundaim doe je alsof je alles weet. Het zijn allemaal drogredenen.
Bij logisch consistent zoek je uit of er geen tegenstrijdigheden zijn. Ze kunnen dan niet
tegelijk waar zijn. Het hoeft niet allemaal waar te zijn, kunnen is voldoende. Cirkelredenering
is ook een drogreden. Deductief betekent logisch dat het daaruit voortkomt. Inductief
argument kan alleen een zekere waarschijnlijkheid verlenen aan een standpunt. Bij een
causale argumentatie gaat het om oorzaak-gevolg.
Er zijn 3 cumulatieve nevenschikkende argumenten. 1: autoriteitsargument. 2: negatief
causale argumentatie wat inhoudt dat als iets niet de oorzaak is, het ook geen gevolgd heeft. 3:
analogie-argumentatie. Dit is dat de situatie voor de 1 lijkt op de situatie voor de ander. Een
mededelende zin is geschikt om dan al niet ware proposities uit te brengen. Een redenering
bestaat uit meerdere mededelende zinnen. Bijvoorbeeld de conclusie en de andere
mededelende zinnen zijn permissen. Deze hoeven niet altijd voor te komen. In feite kan bij
iedere argumentatiestap een onderliggende redenering worden gebruikt. De permissen zijn
properties die als argumenten dienen. Logische geldigheid is wanneer permissen niet tegelijk
waar kunnen zijn als de conclusie onwaar is. Een argumentatiestap is deductief. Mogelijke
werelden zijn logisch maar bij science-fiction. Formeel logisch geldig zijn redeneringen
waarvan de geldigheid kan worden gegaraneerd volgens een schema.
Drogreden -> consistentie -> aanvaarbaarheid argumenten -> afzonderlijke
argumentatiestappen
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur xjolienx. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €8,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.