1. INLEIDING
Iedere cel neemt stoffen op en geeft stoffen af in verband met het celmetabolisme. De opname en
afgifte vindt plaats doorheen het celmembraan. In ééncellige organismen is de afstand tussen het
cytoplasma en het externe milieu zeer klein → volstaat om enkel aan membraantransport te doen.
Vanuit het extracellulaire milieu gaan monosachariden, vetzuren, zuurstof en aminozuren naar
mitochondriën voor aërobe afbraak → aanmaak van energierijke verbinding ATP. De gevormde ATP
gaat via cytosol naar de compartimenten waar het nodig is.
Monosachariden zijn betrokken bij de opbouw van nucleotiden. De monosachariden worden soms
ook naar het golgi-apparaat getransporteerd voor de synthese van polysacchariden.
Vetzuren gaan ook naar het SER voor de synthese van (fosfo)lipiden die via transportblaasjes naar
de membranen worden getransporteerd.
Aminozuren gaan ook naar het RER en de polysomen voor de eiwitsynthese. Via transportblaasjes
vanuit het RER gaan de eiwitten naar het golgi-apparaat en vervolgens worden ze via
secretieblaasjes door de cel afgescheiden. De eiwitten die door de polysomen werden gevormd
gaan naar alles delen van de cel.
Aminozuren, monosacchariden en fosfaationen zijn betrokken bij de synthese van nucleotiden. In
de kern vindt de polymerisatie plaats van DNA. Het erfelijk materiaal wordt in de vorm van RNA naar
de ribosomen getransporteerd waar vervolgens de eiwitsynthese plaatsvindt.
Bij hoger ontwikkelde organismen hebben een groot aantal cellen geen direct contact meer met de
omgeving doordat de cellen meer naar binnen zijn gelegen.
Soms is het gehele organisme of delen ervan omgeven door een beschermende, afsluitende laag.
Bij platen bestaat die laag uit een cuticula (= vetlaagje aan de buitenzijde van de opperhuidcellen)
en bij insecten bestaat de laag uit chitine → de lagen belemmeren het contact met het externe
milieu.
Differentiatie van cellen heeft geleid tot een taakverdeling: organen die gespecialiseerd zijn in het
uitvoeren van een specifieke taak.
Om contact aan te leggen tussen de cellen en het externe milieu beschikken hoger ontwikkelde
organismen over een transportsysteem: vaatbundels bij vaatplanten en bloedvatenstelsels bij
dieren.
, 2. INTRACELLULAIR TRANSPORT
Transport in het cytoplasma kan op 3 verschillende manieren: via diffusie, door cytoplasmastroming
en door middel van blaasjes.
2.1. Het transport in het cytoplasma
Diffusie
Diffusie wordt veroorzaakt door de kinetische
energie van deeltjes in gassen en vloeistoffen. Bij
diffusie is er een netto beweging met de chemische
gradiënt (= verschil in concentraties) mee: van een
gebied met een hoge concentratie naar een gebied
met een lage concentratie tot er een evenwicht
wordt bereikt. Diffusie vindt plaats in het cytosol,
andere celcompartimenten maar ook door het
intracellulaire membraan heen.
Voor deeltjes met een lading is niet enkel de chemische gradiënt van belang maar ook de elektrische
gradiënt (=verschil in lading). Bij geladen deeltjes is er dus sprake van een samenspel van de 2
verschillende gradiënten: de elektrochemische gradiënt. Geladen deeltjes bewegen met hun
elektrochemische gradiënt mee.
Cytoplasmastroming
Cytoplasmastroming komt vooral voor bij plantencellen. Voor de grote plantencellen is enkel
diffusie niet voldoende voor het intracellulair transport → cytoplasmastroming is nog een
transportmogelijkheid. De snelheid is ongeveer enkele µm/s. Er zijn verschillende soorten
cytoplasmastromingen: de cyclose-vorm (= cyclisch), stootsgewijze of draaibewegingen en
fonteinachtige stromingspatronen. De cytoplasmastroming bevordert de uitwisseling van de
stofwisselingsproducten in de cel. Het zorgt ook voor interactie van actine filamenten met myosine
moleculen in aanwezigheid van ATP.
Cytoplasmastroming komt ook voor bij bepaalde witte bloedcellen en ééncellige organismen zoals
de amoeben. De functie van de stroming van het cytoplasma is het vormen van pseudopodiën (=
schijnvoetjes) waarmee de cel in zijn geheel kan voortbewegen.
Blaasjestransport
Een manier om stoffen binnen de cel te vervoeren is via het transport met een membraan omgeven
blaasje. Het donorcompartiment snoert een blaasje af die doorheen het cytoplasma
getransporteerd wordt m.b.v. het
cytoskelet richting het
doelcompartiment. Daar aangekomen
zal het membraan van het
transportblaasje versmelten met het
membraan van het doelcompartiment
en wordt de inhoud van het
transportblaasje vrijgegeven.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur fbterx99. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €2,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.