1. CELGROOTTE
Cellen kunnen sterk verschillen in grootte, het zijn kleine complexe entiteiten. Cellen zijn ongeveer
een 10 µm – 100 µm groot.
2. VISUALISEREN VAN CELLEN EN HUN COMPONENTEN
Organismen kunnen we met het blote oog zien. Een typische dierlijke cel is 10-20 µm in diameter,
dat is 1/5 van de grootte die waarneembaar is met het blote oog → lichtmicroscopen: apparaat
waarmee we in staat zijn om cellen te bestuderen. Met een lichtmicroscoop kun je in een eukaryote
cel de kern en cytoplasma onderscheiden. Via de lichtmicroscoop heeft men ontdekt dat de
weefsels van een organisme eigenlijk aggregaten zijn van individuele cellen → ontdekking van
Schleiden en Schwann in 1838, beschreven de celtheorie.
De celtheorie:
- Alle organismen zijn opgebouwd uit cellen.
- Cellen zijn de kleinste levende dingen.
- Cellen ontstaan alleen uit reeds bestaande cellen. Alle vandaag levende cellen vormen een
continue lijn van afstammelingen vanuit de eerst levende cellen.
Optische microscoop:
De optische microscoop is een microscoop die optisch licht gebruikt. Een voordeel van optisch licht
is dat het relatief niet destructief is. Door specifieke celcomponenten te taggen met fluorescente
merkers (bv.: green fluorescent protein) kan men hun beweging en interactie in levende cellen en
organismen observeren.
Lichtmicroscoop:
De lichtmicroscopie is beperkt in zijn vermogen tot het visualiseren van details (beperkte resolutie).
Een bepaald type van golf kan niet gebruikt worden voor structurele details die veel kleiner zijn de
zijn eigen golflengte. De golflengte van zichtbaar licht ligt tussen 0,4 µm (violet) tot 0,7 µm
(donkerrood). Een lichtmicroscoop kan 2 punten onderscheiden als de afstand niet kleiner is dan
0,2 µm. Bacteriën en mitochondriën die ongeveer 500 nm breed zijn, zijn de kleinste objecten die
nog duidelijk zichtbaar zijn met de lichtmicroscoop.
Elektronenmicroscoop:
Een microscoop met andere golflengtes waarmee nog kleinere details zichtbaar zijn, elektronen
worden gebruikt als de bron voor het visualiseren van het object. Het gebruik van een
gecomputeriseerde beeldanalyse laat toe om 3D beelden te maken van de gescande afzonderlijke
beelden. Het scheidend vermogen is 0,5 nm → 400 x kleiner als bij de lichtmicroscoop.
Transmissie elektronenmicroscoop (TEM):
Een elektronenmicroscoop waarbij de elektronen doorheen het object gaan in de richting van de
fotografische plaat. Om zo een beeld te maken dient het object in uiterst dunnen coupes gesneden
te worden.
, Scanning elektronenmicroscoop (SEM):
Een elektronenmicroscoop waarbij er onmiddellijk een 3D structuur van het oppervlakte van een
object weergegeven wordt. Een SEM gebruikt elektronen en verstrooit en zendt ze uit aan het
oppervlak van het object, er wordt gescand met een dunne elektronenstraal. De hoeveelheid
elektronen die verstrooid of uitgezonde worden wordt gemeten en gebruikt als controle voor een
tweede straal die synchroon loopt met de eerste straal en die een beeld vormt.
Prepareren van een object:
Voor microscopie in het algemeen worden weefsels gefixeerd en vervolgens in coupes gesneden.
De fixatiestap: immobiliseren, doden en preserveren van cellen. Cellen worden daarbij permeabel
gemaakt voor kleurstoffen en hun macromoleculen worden met elkaar verbonden zodanig dat deze
gestabiliseerd zijn en vast zitten op hun positie.
Na fixatie worden de cellen ingebed in een ondersteunend medium. In vloeibare vorm gaat het
medium het weefsel binnendringen en omringen → wordt gehard om vaste blokken te vormen
waarin weefsel wordt ingebed.
De weefsels worden na fixatie en inbedden in medium in fijne schijfjes of coupes gesneden m.b.v.
een microtoom. Met een scherp mes maakt dat toestel fijne secties (1-10 µm) die vervolgens plat
gelegd worden op een microscoop draagglaasje. De coupes worden meestal gekleurd aangezien
cellen bijna onzichtbaar zijn in een gewone lichtmicroscoop.
3. CEL TYPES
3.1. Prokaryoten versus eukaryoten
Eukaryoten:
De naam ‘eukaryoot’ komt van het Griek woord ‘eu’ of echt en het woord ‘karyon’ of kern →
eukaryotische cellen hebben dus een echte kern. Planten, dieren en schimmels zijn eukaryoten.
Eukaryoten zijn 10 tot 1000 maal groter in volume dan prokaryoten.
Eukaryoten hebben een afzonderlijk membraangebonden intracellulair compartiment waarin het
DNA zit (= nucleus). In eukaryoten komen ook andere compartimenten voor zoals de mitochondriën
en het golgi-apparaat. Het DNA wordt van het cytoplasma onderscheiden door de nucleaire
enveloppe → membraan met een dubbele laag.
Cytoskelet = een systeem dat de cellen een mechanisch sterkte geeft, hun vorm controleert en de
beweging drijft en stuurt.
, Prokaryoten:
Prokaryote cellen hebben geen speciale compartimenten in het cytoplasma, de verschillende
(macro)moleculen en organellen bevinden zich in 1 ruimte. Bacteriën zijn prokaryoten (pro = voor).
Prokaryote cellen zijn veel kleiner dan eukaryote organismen. De celwand van de prokaryoten kan
snel van vorm veranderen → kan hierdoor aan fagocytose doen = andere cellen en kleine objecten
opnemen via de celwand.
Endosymbiosetheorie:
Mitochondriën en chloroplasten in de eukaryotische cel stammen af van de door deze cellen
opgenomen prokaryoten als endosymbionten. Anders gezegd: mitochondriën en chloroplasten in
eukaryotische cellen zijn ontstaan door samensmelten van pre-eukaryotische cellen met bacteriële
organismen (= prokaryoten) waarbij de bacteriële organismen uiteindelijke evolueren tot
organellen die enkel binnen het organisme kunnen functioneren.
Mitochondriën zijn vergelijkbaar in grootte met de bacteriën en hebben hun eigen genoom in de
vorm van een circulaire DNA molecule, hun eigen ribosomen en hun eigen transfer RNA’s.
Mitochondriën kennen hun oorsprong in zuurstof metaboliserende (aerobe) eubacteriën die
werden opgenomen door een voorouderlijke eukaryote cel → kon geen gebruiken van zuurstof (=
anaeroob). De symbiose nam zo’n 1,5 miljard jaar geleden plaats → atmosfeer van de aarde werd
rijk aan zuurstof.
De eukaryotische cel van planten en algen bevat chloroplasten. Chloroplasten hebben ook hun
eigen genoom. De organellen werden als symbiotische fotosynthetische bacteriën opgenomen door
vroege eukaryote cellen die reeds mitochondriën bevatten.
Redenen waarom de endosymbiontentheorie werd aanvaard:
- Grootte vergelijkbaar met die van bacteriën
- Eigen genoom, ribosomen, transfer RNA’s
- Delen zoal bacteriën
- Bezitten twee membranen
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur fbterx99. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €2,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.