DIFFERENTIËLE PSYCHOLOGIE
Deel 1: constructen en theorieën over individuele verschillen
HOODSTUK 1: INTERESSEN
Sigmund Freud: 2 belangrijke keuzes dat je maakt zijn je partners kiezen en je werk kiezen
- Belangrijk uitgangspunt
- Zicht krijgen in interesse à meten aan de hand van een model = riasec model!
Taxonomie= classificatie, individuen/objecten indelen in groepen, kan zowel de methode die gebruikt
wordt om in te delen als het resultaat van de indeling bedoeld worden.
= gebruiken om naar zaken te kijken in de differentiële psychologie
1 STRUCTUREN VAN INTERESSEN
INTERESSES ALS INDIVIDUEEL VERSCHIL
• Grote verschillen tussen personen:
- Aard: smal vs breed interessegebied (vb welke hobby’s)
- Intensiteit: 1 hobby vs verschillende hobby’ s (vb hoeveel hobby’s)
Voorbeeld: sommige mensen hebben 1 interesse (smal) die heel intens is bv op hoog niveau zwemmen
• Motivationeel perspectief: als men interesse heeft ga je er ook moeite voor doen
• Predictieve validiteit:
- De prestatie die het uitlokt is nog een open vraag er zijn nog onzekerheden over
à is graag doen een predictor van iets goed kunnen?
à voorbeeld: geinteresseerd zijn in psychologie maar op alles gebuisd zijn
• Invalshoek vanuit de praktijk: oriënterend vermogen
- Interesses hebben een groot toepassingsterrein (bv studiekeuze, specialisatie, areidsmarkt, …)
Besluit: ergens gëinteresseerd in zijn betekend niet ergens goed in zijn
Van interessen/hobby’s naar taxonomie:
• R: bergwandelen/natuur (=realisitisch)
• I: programmeren (=
• A: toneel spelen (=artistiek)
• S: leider in de jeugdbeweging (=sociaal)
• O: fuiven organiseren, kaartenverkoop (=ondernemend)
• C: penningmeester van een verening (=conventioneel)
PERSOONS-EN OMGEVINGSKENMERKEN
Oriëntatie inpliceert 2 componenten:
• Persoon
• Omgeving
1
,Assessement (=onderzoek): persoon en omgeving gaan koppelen
• We moeten het assessementmodel voor de persoon linken aan het model voor de omgeving
• Ideale model: eenzelfde model dat voor zowel persoon als omgeving gebruikt kan worden
• Voorbeeld: aan de slag gaan in arbeidsmarkt: de VDAB zal moeten nadenken om de 2 aan elkaar te koppelen
(persoon en omgeving)
• Fit = de juiste persoon op de juiste plaats
à is dit niet zo hebben we een complex algoritme nodig om persoon en omgeving in verband te brengen met
elkaar
MODELLEN EN TAXONOMIEËN
Wetenschap maakt enorm veel vooruitgang door taxonomiën te gaan bouwen
Het succes van P-O koppeling is onder meer afhankelijk van: (= taxonomie maken voor interesse)
1. De Breedte waarmee de eigenschappen van de persoon/omgeving worden gemeten
2. De betrouwbaarheid waarmee eigenschappen van persoon/opmgeving worden gemeten
2 RIASEC: MODEL & ASSUMPTIES
John Holland:
• Georiënteerd worden in een hele complexe organisatie à en deed veel interview à 6 grote interesse tereinen
• Intuïtief opgebouwde theorie, die later meer wetenschap werd uitgewerkt en onderbouwd
• 1959: publiceert artikel in de Journal of Counseling Psychology
• Boeken: “the psychology of vocational choice”, “making vocational choices”
• Model beheerst tot vandaag de dag nog steeds de agenda van person-evironment fitonderzoekers = empirisch
standhouden
• Groeide van praktijkpsycholoog tot top academische positie aan de John Hopkins university
HOLLANDS’S BASISASSUMPTIES
Hij deed sterke uitspraken over interesses: (niet het geval)
1. Beroepskeuze is een expressie van de persoonlijkheid
– Als correct dan zou men geen persoonlijkheidsonderzoek meer moeten doen, maar alleen het RIASEC
model moeten gebruiken om iemand persoonlijkheid te schetsen
2. Stereotype over beroepen hebben een psychologische en sociologische betekenis
– Bv: op café, “ik ben psycholoog” à ah, je gaat me helemaal analyseren zeker
– Stereotyp over de burgelijke ingenieurs
– Stereotypen hebben een communicatieve betekenis waar een kern van waarheid in zit, ze zijn niet op
iedereen van toepassing maar hebben wel een functie
– Soms stereotypen gebruiken om keuzes te maken vb een opleiding kiezen op basis van stereotypen
– We moeten veel meer interdiscliplinair gaan samenwerken (bv psychologie met economie)
3. Interessevragenlijsten zijn persoonlijkheidsvragenlijsten
– Persoonlijkheidsmodel ook gelijk aan een interessemodel?
2
, 4. Tevredenheid met het beroep, stabiliteit in de uitoefening en prestatie zijn in functie van persoon omgevings
match
– Dit was belangrijk in Holland’s model
– Bv: je zoekt iemand die goed bij je past maar die je ook voldoende prikkels geeft om het uit te houden met
deze persoon (iets dynamisch)
– Het idee van fit is altijd iets dynamisch (de persoon en omgeving kunnen veranderen)
5. Mensen met een gelijkend beroep hebben een gelijkend persoonlijkheidsprofiel en persoonlijkheidsontwikkeling
– Geen gek idee
– Je leert op een bepaalde manier denken over iets
– Vb praten met een econoom, denken is helemaal anders
– Groeien in dezelfde richting tijdens de opleiding, maar ontwikkelen geen gelijk persoonlijkheidsprofiel
6. Gegeven hun gelijke profielen zullen dezelfde beroepsbeoefenaars relatief gelijkaardig
reageren,problemen oplossen en situaties structureren
– Bv brandweer geleerd hoe reageren op brand
HOLLAND’S 4 WERKASSUMPTIES
1. Personen kunnen worden beschreven naar hun gelijkenis met 6 theoretische menstypen
- Realistische, intellectuele, artiestieke, sociale, ondernemende en conventioneel
2. Hetzelfde geldt voor omgeving
- Omgevingen veranderen ook en die worden ook door personen gemaakt (bv iedereen heeft zijn vaste plek
in het auditorium)
3. Personen zoeken omgevingen die hen toelaten om uitdrukking te geven aan hun geprefereerde activiteiten,
belangstellingen en waarden (=Fit) en omgevingen worden ook door de persoon gemaakt (dynamisch gegeven)
- Vb afstudeerrichting psychologie is illustratie van wat een omgeving kan bieden
- Vb je geeft graag les en onderzoekt graag maar je doet niet graag administratie à je probeert te
maximaliseren wat je graag doet
- Vb wat je mee neemt op reis is afhakelijk van je type omgeving (luxe vs overleven)
4. (criterium) gedrag is de resultante van de interactie tussen persoon en omgeving, m.a.w er is een statisfactie als
je wat je als peroosn te bieden hebt kan weergeven in de omgeving
DE 6 MENS EN OMGEVINGSTYPES VAN HOLLAND
SOORT MENSTYPE OMGEVING
Realistisch – Activiteiten waarin direcct en – Machines, gereedschap,
manipulatief wordt omgegaan dingen, planten en dieren
met dingen – Stimulerende omgeving beloont
– Goed technisch inzicht bechanische-technische en
– Handvaardig en gebruik motorische vaarigheden
lichaamskracht – Praktische, productieve en
– Zwaktepunt: materialistische waarden
Houdt niet van sociale bezigheden en – Robuust, avontuurlijk en
geen vaardigheden hiervoor risicovol gedrag
3
, – Aangepast gedrag en dergelijk
Bv loodgieters, bouwvakker uitvoeren taken van belang
Intelectueel – Observatie en onderzoek à – Onderzoek, problemen
natuurkundige, biologische en oplossen of kennis vergaren
culturele verschijnselen – Stimulatie en beloning van
beheersen wetenschap en analytische, wetenschappelijke,
mathematische vaardigheden technische en verbale
– Afkeer activiteiten die vaardigheden
overredend, sociaal of – Ruimte voor theoretische,
routinematig optreden vereisen creatieve en ideële waarden en
volhardend, krkitisch en
Bv: laborant, werken aan Ugent, programmeren sceptisch gedrag
– Opprijsstelling van goed
gedocumenteerde bijdrage aan
kennis of oplossing praktische
problemen
Artistiek – Vrije ongestructureerde activiteiten om – Creatieve bezigheden verrichten
op kunstzinnige wijze te uiten à literatuur, muziek en of
– Bezig artistieke vaardigheden beeldende kunst
– Afkeer geordende, systematische – Waarden: esthetiek, verbeelding
werkzaamheden en oorspronkelijkheid
– Bezig weinig administratieve – Ruimte voor origineel,
vaardigheden onconventioneel en rebellerend
gedrag
Bv kunstenaar, toneel spelen – Doel: artisitieke producten of
producties leveren
Sociaal – Omgang met andere mensnen en – Met mensen werken in
deze informeren, onderwijzen, helpende of dienstverlenende
ontwikkelen, genezen, verzorgen zin
of amuseren – Omgeving verlangt
– Bezig contactuele vaardigheden: interpersoonlijke communicatie
tact, geduld en aandacht en contactuele vaardigheden
– Afkeer van technische – Ruimte voor humanitaire
bezigheden en mist waarden en begripvol, geduld
vaardigheden hierin en tactvol gedrag
– Doel: verzorgen, genezen en
Bv psycholoog, leerkracht, leider in een troosten of onderwijzen van
jeugdbeweging, verpleegkundige andere
Ondernemend – Nastreven organisatorische, – Met mensen werken in
politieke of economische doelen commerciële, politieke of
– Goed in leiding geven en andere leidinggevende zin
overtuigen – Verlangt interpersoonlijke
– Afkeer van wetenschappelijke vaardigheden van overtuigende
activiteiten en mist vaardigheden en gezaghebbende aard
hierin – Doel: iets van andere gedaan
krijgen of iets aan andere
Bv: fuiven organiseren, kaartverkoop verkopen
Conventioneel – Duidelijke, geordende – Handhaven en toepassen van
werkzaamheden die precieze en regels en voorschriften
systematische aanpak vragen – Stimuleert en beloont
– Administratieve vaardigheden administratieve vaardigheden
– Afkeer van onduidelijke en
ongestructureerde activiteiten
4