minor forensische criminologie VU
samenvatting van het vak rechtspsychologie
week 1 t/m 7 uitgebreid uitgewerkt
uit: tussen wet en wetenschap, de psychologie van het recht (2024)
Par: matthijslambregtse • 1 semaine de cela
Par: esmeerosalek • 3 semaines de cela
Vendeur
S'abonner
loisschirm8
Avis reçus
Aperçu du contenu
Week 1:
1. Over de rechtspsychologie
Strafrecht gaat over vervolging en berechting van verdachten, bescherming van slachtoffers, en
het beslissingsproces van juridische professionals. Rechtspsychologie onderzoekt hoe menselijk
gedrag en beslissingsprocessen zich verhouden tot het recht, en hoe juridische regels hierop
invloed hebben. Anders dan recht, dat normatief en voorschrijvend is, beschrijft
rechtspsychologie daadwerkelijk menselijk gedrag, inclusief afwijkingen van juridische normen.
De discipline verschilt ook van forensische psychologie, die zich richt op individuele
psychologische diagnostiek in strafzaken. Rechtspsychologie analyseert echter algemene
menselijke processen zoals waarneming en geheugen en gebruikt empirisch onderzoek, vaak
via experimenten.
Historisch wordt William Stern gezien als een grondlegger van rechtspsychologie. Hij
onderzocht geheugen en getuigenis betrouwbaarheid en concludeerde dat foutloze
herinneringen zeldzaam zijn. Hugo Münsterberg probeerde de discipline in de VS te
introduceren, maar zijn aanpak wekte weerstand bij juristen.
In Nederland
In Nederland begon de rechtspsychologie in 1909, toen Jan Simon van der Aa een experiment
uitvoerde om de feilbaarheid van getuigen te demonstreren. In dit experiment, bekend als een
"Wirklichkeitsversuch", veroorzaakte een medewerker een ophef in de collegezaal door een
ruzie uit te lokken over een blauwe envelop. De studenten, die de situatie observeren, gaven
uiteenlopende beschrijvingen, waarmee Van der Aa liet zien hoe variabel en onbetrouwbaar
getuigenverklaringen kunnen zijn.
Gedurende zeventig jaar bleef het stil rond rechtspsychologie in Nederland, tot in 1977 het
boek *Een theorie over rechterlijke beslissingen* van Hans Crombag en collega's uitkwam. Dit
werk was baanbrekend en leidde tot meer onderzoek naar rechterlijke beslissingen,
getuigenverklaringen, verhoren, en herkenningsprocedures in strafzaken. In de jaren tachtig
kwam een groep onderzoekers regelmatig bijeen in de Werkgroep Rechtspsychologie, wat
resulteerde in het eerste Nederlandse handboek voor rechtspsychologie, *De menselijke factor*
(1991).
De discipline kreeg academische inbedding met leerstoelen aan verschillende universiteiten in
Nederland en België. Verder groeide de rol van rechtspsychologie in de praktijk. Bijvoorbeeld,
door het werk van Peter van Koppen en het door hem opgezette *Project Gerede Twijfel*,
werden zaken met twijfelachtige veroordelingen, zoals de Schiedammer Parkmoord, heropend
en herzien. De nadruk op fouten zoals tunnelvisie leidde zelfs tot hervormingen in politie- en
justitie procedures, waarbij re ectie en scenarioanalyse nu een rol spelen in
opsporingsonderzoeken.
Het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD) erkent drie specialisaties voor
rechtspsychologen: validiteit van verklaringen, leugendetectie, en bewijsvergaring. De
validiteit van verklaringen, oftewel de betrouwbaarheid en waarheid van getuigenissen, is het
meest voorkomende werkveld. Leugendetectie, hoewel erkend, is minder ingeburgerd en
wordt zelden toegepast door rechtspsychologen. Het derde deelgebied, "bewijs en
bewijsvergaring," onderzoekt hoe bewijs wordt verzameld en beoordeeld, met aandacht voor
fl
,cognitieve biases zoals tunnelvisie bij opsporingsdiensten. Dit omvat zowel algemene analyses
van denkfouten die de bewijsvoering kunnen beïnvloeden als speci eke beoordelingen van
bijvoorbeeld herkenningsprocedures, om zo onjuiste veroordelingen te helpen voorkomen.
Recente ontwikkelingen
Recent zijn er twijfels gerezen over de waarde van rechtspsychologie binnen de rechtspraak,
waarbij enkele juristen vinden dat rechtspsychologen soms weinig toevoegen of hinderen. Ten
eerste kan de confronterende toon van sommige rechtspsychologen, vooral in publicaties, voor
spanningen zorgen. Ten tweede blijkt dat juristen niet altijd begrijpen dat rechtspsychologen
unieke, wetenschappelijk onderbouwde inzichten toevoegen aan het bewijsoordeel. Ten derde
is het voor rechtspsychologen soms lastig om te balanceren tussen hun eigen expertise en die
van de rechter.
Ter verbetering worden drie aanbevelingen gedaan:
(1) meer kritische bevraging van deskundigen door rechters om misverstanden te voorkomen
(2) transparantie van rechtspsychologen over hun analysemethoden en grenzen
(3) meer empathie en begrip tussen juristen en rechtspsychologen.
Deze dialoog wordt nu actief bevorderd, bijvoorbeeld door bijeenkomsten waarin beide
partijen hun visies delen en de samenwerking proberen te versterken.
Rechters en rechtspsychologen moeten een delicate balans bewaren tussen juridische praktijk
en wetenschappelijke inzichten. Rechtspsychologen leveren een wetenschappelijk
onderbouwde analyse, maar moeten opletten om niet de rol van de rechter over te nemen.
Tegelijkertijd moeten rechters, zonder diepgaande kennis van rechtspsychologie, de waarde
van deze analyses kunnen inschatten.
2. Klassieke experimenten in de rechtspsychologie
Rechtspsychologie is een empirische wetenschap die gedragingen binnen de rechtspraktijk
onderzoekt, vaak met experimenten. Deze experimenten, die effecten onder gecontroleerde
omstandigheden testen, hebben een hoge interne validiteit, maar soms beperkte
generaliseerbaarheid buiten het lab. Bekende experimenten worden veelvuldig gerepliceerd,
wat hun externe validiteit versterkt. Niet alle rechtspsychologische experimenten voldoen aan
strikte experimentele standaarden zoals randomisatie; voorbeelden als de “deurstudie” tonen
dat ook eenvoudiger opzetten inzicht kunnen geven. Negen invloedrijke experimenten worden
besproken om hun impact op rechtspraktijken en procedures te illustreren, en de tekst
behandelt ook ethiek en transparantie in experimenteel onderzoek.
Loftus’ Experimenten over Suggestie en Invloed van Post-hoc informatie
Elizabeth Loftus toonde aan dat getuigen beïnvloedbaar zijn door subtiele vraagformuleringen.
In haar eerste experiment zagen deelnemers lmpjes van auto-ongelukken en moesten de
snelheid schatten, waarbij gebruik van termen als "smashed" versus "hit" leidde tot hogere
snelheid inschattingen. In een vervolgonderzoek rapporteerde een derde van de
proefpersonen, na suggestieve vraagstelling, onterecht dat ze gebroken glas hadden gezien.
In een later experiment kregen deelnemers foto's te zien van een verkeerssituatie met een
stopbord of een voorrangsbord. Een misleidende vraag verlaagde het aantal correcte
antwoorden over de verkeerssituatie drastisch, wat suggereert dat valse herinneringen kunnen
ontstaan door subtiele suggesties. Haar onderzoek werd later bevestigd, en recent onderzoek
fi fi
,toonde zelfs aan dat deepfake-video's vergelijkbare effecten op geheugen vervorming kunnen
hebben.
Deurstudie door Simons en Levin: Veranderingsblindheid
In een veldexperiment onderzochten Daniel Simons en Daniel Levin hoe snel mensen
veranderingen in hun omgeving opmerken. Een proefpersoon werd in gesprek, afgeleid door
een deur die voorbijging, waarna de gesprekspartner verwisselde met een ander persoon. De
meerderheid van de deelnemers merkte de persoonsverwisseling niet op, een fenomeen dat
"veranderingsblindheid" wordt genoemd.
In een vervolgexperiment, waar studenten van proe eider wisselden bij een balie, merkte
driekwart de wissel niet op, zelfs als ze bekend waren met het concept van
veranderingsblindheid.
Een variatie met een video van een inbraak toonde aan dat veranderingsblindheid versterkt
wordt door oppervlakkige waarneming. Als proefpersonen een doelgerichte waarschuwings
opdracht kregen, herkenden 65% de verandering van de inbreker, tegenover slechts 13% in een
afgeleide groep. Dit suggereert dat mensen vatbaar zijn voor persoonsverwisselingen, wat in
getuigenverklaringen kan leiden tot identi catiefouten van onschuldigen
Valse bekentenissen: het Alt-toets-experiment van Kassin en Kiechel
Valse bekentenissen, hoewel op het eerste gezicht onvoorstelbaar, komen vaker voor dan men
denkt. Bekende Nederlandse gevallen zoals de veroordelingen tonen aan dat onschuldigen
soms bekentenissen a eggen voor ernstige misdrijven. Vals bewijs en intense
verhoortechnieken blijken vaak de katalysator te zijn voor dergelijke bekentenissen.
Saul Kassin en Katherine Kiechel onderzochten dit verschijnsel in hun beroemde Alt-toets-
experiment uit 1996. In dit onderzoek werden proefpersonen gevraagd een reactietijd test uit
te voeren en kregen ze strikte instructies om niet de Alt-toets aan te raken, omdat dit het
systeem zou laten crashen. In werkelijkheid was het systeem zodanig ontworpen dat het
automatisch vastliep, waarna de proefpersonen werden beschuldigd de toets te hebben
aangeraakt. Vervolgens beweerde een "confederate" (een acteur in het experiment) in de helft
van de gevallen te hebben gezien dat de proefpersoon inderdaad de toets had aangeraakt.
Deze manipulatie creëerde een situatie waarin de proefpersonen vals bewijs voorgeschoteld
kregen.
Uit de resultaten bleek dat 69% van de proefpersonen ten onrechte bekende de toets te
hebben ingedrukt en een schriftelijke bekentenis ondertekende. Bij 28% ontstond zelfs interne
overtuiging dat zij de toets hadden aangeraakt, en 9% wist zich "details" van het incident voor
de geest te halen. In de experimentele condities met langzame en snelle reactietijden bekende
89% van de proefpersonen in de langzame en 100% in de snelle conditie na confrontatie met
het valse bewijs. Zonder vals bewijs daalden deze cijfers aanzienlijk, tot respectievelijk 35% en
65%.
Dit experiment benadrukt hoe het aanbieden van vals bewijs kan leiden tot verhoogde risico's
op valse bekentenissen, vooral wanneer verhoortechnieken zoals de Reid-techniek, die
hardnekkig zijn gericht op het verkrijgen van bekentenissen, worden gebruikt. Valse
bekentenissen ontstaan niet alleen uit externe druk; in het experiment geloofden sommige
proefpersonen zelfs dat ze de toets hadden aangeraakt, hoewel dit niet het geval was
fl fi fl
, Commissies in het geheugen: crashing memories en het probleem van source monitoring
Het geheugen van getuigen kan worden beïnvloed door informatie die later wordt verstrekt of
door de formulering van vragen. Elizabeth Loftus demonstreert hoe herinneringen, vooral
perifere details, kunnen worden vervormd door suggestieve vragen, zoals de vraag of er al dan
niet gebroken glas te zien was tijdens een gebeurtenis.
Onderzoekers Hans Crombag, Willem Albert Wagenaar en Peter van Koppen hebben dit
fenomeen verder onderzocht. Zij stelden de vraag of het mogelijk is om getuigen herinneringen
te laten creëren van gebeurtenissen die ze niet daadwerkelijk hebben waargenomen. Als
casestudy gebruikten ze de crash van een El Al-vrachtvliegtuig op 4 oktober 1992. Vijf maanden
later vroegen ze artsen en juristen of ze beelden van de crash hadden gezien, terwijl deze
beelden in werkelijkheid niet bestonden. Tot hun verbazing beweerde maar liefst 55% van de
respondenten dat ze de opnamen hadden gezien, en 82% dacht dat het vuur direct na de crash
begon. Wanneer de onderzoekers meer gedetailleerde vragen stelden, steeg dit percentage
zelfs naar 66%. Opmerkelijk was dat vrouwelijke deelnemers kwetsbaarder leken voor deze
suggestieve vragen.
De bevindingen van Crombag en zijn collega’s tonen aan dat mensen vaak details invullen op
basis van inferentie en kennis over wat normaal gesproken gebeurt, zoals het idee dat een
vliegtuigcrash tot een explosie leidt. Dit proces leidt tot bronverwarring, waarbij mensen
moeite hebben om te onderscheiden of hun herinneringen zijn gebaseerd op eigen
waarneming of externe informatie.
Daarnaast wordt het Deese-Roediger-McDermott-paradigma (DRM) besproken
dat gericht is op het onderzoeken van pseudoherinneringen. In dit paradigma leren
deelnemers een lijst met woorden die sterk geassocieerd zijn met een niet-gepresenteerd
woord (bijv. "droom" dat verband houdt met woorden als "slapen" en "nacht.") Onderzoekers
hebben ontdekt dat deelnemers vaak het niet-gepresenteerde woord als oud beschouwen, wat
kan worden verklaard door de activation/monitoring-theorie en de fuzzy-trace-theorie. Deze
theorieën beschrijven hoe sterke associaties in het geheugen bijdragen aan het ontstaan van
pseudo herinneringen en hoe mensen moeite hebben om te bepalen of een herinnering
afkomstig is van een externe bron of hun eigen gedachten.
Hoewel het DRM-paradigma effectief is in het demonstreren van geheugenfouten, is er kritiek
op de toepasbaarheid van deze bevindingen in ernstigere situaties, zoals bij herinneringen aan
seksueel misbruik. Desondanks bieden de inzichten uit dit onderzoek belangrijke kennis over
hoe geheugenfouten ontstaan en hoe deze relevant zijn voor de rechtspsychologie
Compliance: het experiment van Asch naar groepsconformiteit bij het schatten van
lijnlengtes
Asch's experimenten toonden aan dat veel mensen zich aanpassen aan de mening van een
meerderheid, zelfs als deze duidelijk onjuist is. Dit fenomeen staat bekend als compliance of
groepsconformiteit.
In zijn opzet kreeg een groep van acht deelnemers de taak om de lengte van een getoonde lijn
te vergelijken met drie andere lijnen op een referentiekaart. Slechts één deelnemer was
onwetend over de opzet; de andere zeven waren confederates die vooraf waren geïnstrueerd
om unaniem een foutief antwoord te geven in 12 van de 18 trials. In de experimentele conditie
conformeerde een derde van de deelnemers zich aan de onjuiste meerderheid. Dit was
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur loisschirm8. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €10,46. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.