METHODOLOGIE 2 : KWANTITATIEF ONDERZOEK
INHOUD
hoofdstuk 1: Inleiding kwantiatieve dataverzameling ..............................................................................3
1.1 Waar gaat dit vak over? ................................................................................................................3
1.2 onderzoeksobject: criminaliteit....................................................................................................3
1.4 en 1.5 wetenschap(sopvatting) en empirisch onderzoek ................................................................4
1.6 soorten vragen in het criminologische onderzoek ..........................................................................5
1.7 een criminologische methodologie?.............................................................................................7
Hoofdstuk 2: onderzoek naar criminaliteit en aanverwante zaken ...........................................................7
2.1 inleiding .....................................................................................................................................7
2.2 Operationaliseren en meten.....................................................................................................7
2.3 validiteit en betrouwbaarheid ......................................................................................................8
2.4 bepaling van de constructvaliditeit ............................................................................................. 10
2.5 Andere kwaliteitsaspecten ..................................................................................................... 12
2.5 gelaagde structuur .................................................................................................................... 13
2.7 typen criminologisch onderzoek ................................................................................................ 13
3.8 toestemming, privacy en ethiek ................................................................................................. 14
Hoofdstuk 3: planning en uitvoering .................................................................................................... 15
3.1 Onderzoeksvraag .................................................................................................................. 15
3.2 Literatuurstudie .................................................................................................................... 15
3.3 Voorbereiding ....................................................................................................................... 16
3.4 keuze van onderzoeksopzet ....................................................................................................... 17
3.5 keuze van analyse-eenheden ..................................................................................................... 17
3.6 keuze van dataverzamelingsmethoden ....................................................................................... 18
3.7 keuze van analysemethoden (verwijst naar metho 3) ................................................................... 18
3.12 onderzoeksopzet en budgettering ............................................................................................ 18
Hoofdstuk 4 : onderzoeksopzetten voor causale samenhang ............................................................... 19
4.1 inleiding ................................................................................................................................... 19
4.2 causaliteit ................................................................................................................................ 20
4.3 afhankelijke en onafhankelijke variabelen .................................................................................. 20
4.4 interventies en het meten van verandering .................................................................................. 21
4.5 designs naar experimentaliteit ................................................................................................... 22
7.6 conclusie ................................................................................................................................. 26
Hoofdstuk 5: selectie van analyse-eenheden....................................................................................... 26
5.1 representativiteit en generaliseerbaarheid.................................................................................. 27
5.2 grootte van de onderzoeksgroep ................................................................................................ 28
, 5.3 analyse-eenheden in primaire en secundaire bronnen ................................................................ 28
Hoofdstuk 6: dataverzameling en bevraging ......................................................................................... 33
6.1 bevraging en observatie : rol van standaardisatie ........................................................................ 33
6.3 bevraging van personen ............................................................................................................. 34
6.4 vragenlijsten en vragen(lijst)ontwerp .......................................................................................... 35
6.5 afnamemodaliteiten .................................................................................................................. 41
6.7 Bedreigende vragen en gevoelige onderwerpen ....................................................................... 43
6.8 besluit ...................................................................................................................................... 44
Hoofdstuk 7 : bestaande gegevensbronnen ......................................................................................... 44
7.2 bestaande gegevens bij politie en justitie .................................................................................... 44
Hoofdstuk 8: besluitend: de kwaliteit van surveyonderzoek .................................................................. 47
8.1 inleiding ................................................................................................................................... 48
8.2 de kwaliteit van het surveyonderzoek ......................................................................................... 48
4. MEETFOUTEN ........................................................................................................................... 49
8.3 uitleiding: durf te meten! ........................................................................................................... 49
,HOOFDSTUK 1: INLEIDING KWANTIATIEVE DATAVERZAMELING
1.1 WAAR GAAT DIT VAK OVER?
• Onderzoeksobject: criminaliteit (en aanverwante zaken)
o We zijn op zoek naar de omvang en oorzaken voor criminaliteit (en aanverwante zaken)
• Criminologisch onderzoek
o Is in hoofdzaak:
▪ Zoektocht naar omvang en verklaringen van criminaliteit (en aanverwante zaken)
o Is vaak:
▪ Multidisciplinair
❖ We gaan criminaliteit onderzoeken vanuit verschillende vakgebieden, zoals
sociologie, psychologie, rechten en criminologie.
❖ Dit biedt een breder inzicht in de oorzaken, gevolgen en oplossingen voor
criminaliteit
▪ Veelvoud van verschillende verklaringsmodellen
❖ Criminologie houdt zicht bezig met allerlei verklaringen van één en hetzelfde soort
fenomeen
• Bv. Zo kan een geweldsdelict worden verklaard uit
persoonlijkheidskenmerken van de dader, uit situationele kenmerken van
de interactie die aan het gewelddelict voorafging, uit sociaaleconomische
kenmerken van de buurt waarin het slachtoffer afkomstig is, uit relevante
bloedwaarden van de dader
• Methoden en technieken van criminologisch onderzoek
o Procedures, handvaten, tools voor onderzoek, om onderzoek van a tot z uit te voeren
o Wetenschappelijk onderzoek > toogpraat
▪ Onderzoek is gebaseerd op empirisch bewijs (data, feiten) en volgt systematische methoden,
waardoor het betrouwbaarder is dan informele meningen of gesprekken (zoals toogpraat)
▪ Wat wij zeggen is gebaseerd op empirisch wetenschappelijk onderzoek en maakt dat we ons
kunnen onderscheiden van de veelheid van meningen en attitudes over het onderwerp waar
we onderzoek naar doen
o “in this recipe, adequate methodology is the essential ingredient. It is the key characteristic of all
intellectual activity that claims the status of being scientific” (Walgrave, 2008, p. 1)
▪ We onderscheiden ons ook aan die veelheid aan meningen die je in de sociale media/ publiek
debat naar voren ziet komen
• Doelstelling van het handboek
o Basisboek ‘methoden en technieken’
o Gericht op bachelor criminologische wetenschappen
o Voorkennis statistiek (meetniveaus, hypothesetoetsen, significantie…)
o Algemeen methodologische tools
o Specifieke, object-eigen kwesties (gericht op de Nederlandse situatie)
1.2 ONDERZOEKSOBJECT : CRIMINALITEIT
• Er zijn veel verschillende definities van criminaliteit
• Criminologie = objectwetenschap
o Criminaliteit en aanverwante zaken
▪ Criminaliteit omvat niet alleen strafbare feiten maar ook bredere kwesties zoals onveiligheid,
overlast…)
o Strafbaar en/of ongewenst gedrag (in het kader van ons criminaliteits- en veiligheidsbeleid)
o Object = tijd- en ruimtebepaald
▪ Criminaliteit varieert afhankelijk van de context.
o Object en reacties (houdingen, attitudes…) op dit object
▪ Daderschap, slachtofferschap, onveiligheidsgevoelens…
▪ Aanpak van daderschap, slachtofferschap…
, ▪ Functioneren van en vertrouwen in politie, justitie
▪ …
• Objectwetenschap
o Object = criminaliteit is tijd- en ruimtebepaald
o Wat als "criminaliteit" wordt beschouwd, varieert sterk per periode en locatie.
▪ Bv. Moeskopperij (vroeger een vorm van criminaliteit) = "zij die veldvruchten of andere
nuttige voortbrengsels van de bodem die nog niet los van de grond zijn, roven" (art. 557,
6°sw.) → bv. Je mag geen appel plukken van een boom die je ziet
❖ In sommige steden en gemeenten vind men dit nog steeds wel een probleem:
gasboete
▪ Bv. Bedelen en landloperij (wet ter beteugeling van landloperij en bedelarij van 27 november
1866, afgeschaft in 1993)
▪ Bv. Pitcairn maar bv. ook debat rond drugs(gebruik), overlast…
❖ Bijzondere geschiedenis heeft het eiland
❖ Schip onderweg naar Australië gekaapt
• Ongeveer de helft van die mensen die daar leefden moesten voor
rechtbank komen voor seksueel misbruik en incest
• Wisten niet dat dat niet mocht wat ze deden
o Belang van definiëring, conceptualisering en operationalisering
▪ … zowel bij beschrijven als verklaren
❖ Vb. ‘fear of crime’
• Subjectieve angst van burgers, komt niet altijd overeenkomt met
objectieve misdaadcijfers
❖ Vb. Diefstal, inbraak
• Objectieve misdrijven, die afhankelijk van context en juridische definities
verschillen
❖ Vb. Criminaliteit in Europeaan sourcebook
• Een vergelijkende databron waarin criminaliteitscijfers in Europese landen
worden verzameld, waarbij nationale definities en registratiesystemen een
rol spelen
o Omdat de definities van criminaliteit kunnen verschillen tussen
landen kan het moeilijk zijn om landen te vergelijken en de
statistieken tussen landen misleidend kunnen zijn
▪ Statistieken gaan over verschillende vormen van inbraak dus je bent eigenlijk appelen met
peren aan het vergelijken, je moet dus statistieken op een goede manier bekijken
1.4 EN 1.5 WETENSCHAP(SOPVATTING) EN EMPIRISCH ONDERZOEK
• Wetenschap
o Concurreren lekentheorieën met wetenschappelijke uitspraken?
o Verschilt wetenschappelijk inzicht van gezond verstand?
o Met name in het ‘criminologische domein’…
o Criminologie als ‘succesvolle mislukking’
, o ‘criminologie kan in het maatschappelijke debat geen monopoliepositie claimen; het is slechts één
manier om te kijken naar en te spreken over criminaliteit en onveiligheid, zij het weliswaar ‘the best-
elaborated and most scientific’ manier’ (garland & sparks, 2000)
o Er bestaan verschillende opvattingen over wat wetenschap is
▪ Het moet in iedere geval rationeel zijn
▪ Streven naar de waarheid
▪ Moet objectief zijn
• Empirische cyclus
o Popper(iaans) → verwijzend naar Popper
▪ … wetenschappers zullen nooit definitief weten of
iets ‘waar’ is
▪ … theorie is steeds ‘voorlopig waar’
▪ … theorieën moeten ‘toetsbaar’ zijn
▪ … actief op zoek naar falsificatie
▪ … cf. Empirische cyclus
❖ Theorie – hypothesen –
operationalisering – design – dataverzameling – analyse – bevindingen – theorie
▪ … - 100% zekerheid is een fictie…
1.6 SOORTEN VRAGEN IN HET CRIMINOLOGISCHE ONDERZOEK
• Micro vs. Macro
o Micro = niveau van de kleinste-analyse inhoud of met nadere woorden het individu
▪ De persoon is degene bij wie de gebeurtenissen die we willen onderzoeken plaatsvinden
▪ Vb. Vraag op microniveau: de vraag of bepaalde persoonlijkheidskenmerken samenhangen
met bepaald delictgedrag
o Macro = onderzoeken van porcessen op een hoog aggregatieniveau
▪ Processen die zich op een niveau boven het individu afspelen
▪ Op het niveau van een staat
▪ Vb. De invloed van de inflatie op het vertrouwen in de overheid
▪ Vb. De vraag of het werkloosheidscijfer en de sociale cohesie in de samenleving, invloed
hebben op het volume van de criminaliteit
▪ → in beide voorbeelden bevinden zich in de vraag kenmerken die aan een samenleving
toebehoren
o Aggregatieniveau van het onderzoek
o Criminologisch onderzoek vaak ‘genest’
o Individu - directe omgeving - bredere context
o Ecologische fout
▪ = het maken van verkeerde conclusies over individuen op basis van groepsgegevens, zoals het
aannemen dat wat geldt voor een groep ook voor elk individu binnen die groep geldt.
▪ Vb. Onderzoekers vonden een aantal jaren geleden dat er een sterk verband was tussen het
jaarlijkse werkloosheidscijfer en het zelfmoordcijfer onder jeugdigen
❖ Als gevonden wordt dat het werkloosheidscijfer stijgt ook het zelfmoordcijfer stijgt,
wil dit nog niet zeggen dat het de werklozen zijn die zelfmoord plegen
▪ Vb. ‘hoogopgeleiden kiezen voor N-VA, laagopgeleiden voor Vlaams belang’ (o.b.v. het
aandeel stemmen en inwoners met hoger diploma per gemeente)
❖ Houden geen rekening met het feit dat die data is opgesteld op basis van een
gemeente
▪ Vb. %werkloosheid en %criminaliteit in buurten
❖ Door data te verzamelen van een gemeente kan je geen uitspraken doen over een
lager aggregatieniveau zijde de inwoners van die buurt van de gemeente
▪ Vb. Alcoholconsumptie en %professoren
❖ Om te zeggen dat professoren zorgen voor hoger percentage alcohol is fout, dit ligt
waarschijnlijk aan het groter aantal studenten in een stad
❖ In steden waar veel professoren nodig zijn, zijn nu eenmaal veel studenten
, o gelaagde structuur van criminaliteit :
o anderszins gelaagde structuur van criminaliteit
▪ Wat iemand doet hangt af van wie hij is maar ook in welke omgeving die zich bevind, school
waarin hij zit → je moet rekening houden met de gelaagde situatie waarin iemand zit
• Beschrijvend vs. Verklarend
o Beschrijvend onderzoek
▪ Antwoord op vragen ‘wie, wat, waar, wanneer, hoeveel?’
▪ In enge betekenis: 1 variabele of 1 fenomeen op zich beschrijven
❖ Hoeveel gevangenen zijn er in België? Of onderzoek naar de overbevolking in de
gevangenis.
• Kunnen wel interessante zaken uit volgen: bv. Bepaalde plaatsen waar
overbevolking, en andere waar onderbevolking is. Is niet eenvoudig om
deze te verplaatsen
❖ Wat is de prevalentie van stalking onder universiteitsstudenten in Vlaanderen?
❖ Op welke manier worden slachtoffers van delicten opgevangen in het
politiekantoor? -> meer kwalitatief
• Veel onderzoek (in de criminologie) is beschrijvend
o Verklarend onderzoek
▪ Hoe, en waarom…?
▪ Voorbeelden:
❖ Heeft het plaatsen van onbemande camera’s een impact op het aantal
snelheidsovertredingen?
• Je verondersteld, of het door die camera’s is dat mensen zich anders
gedragen
• Je gaat op zoek naar redenen, risicofactoren, …
❖ Welke factoren verklaren recidive na een verblijf in de gevangenis?
❖ Wat zijn de oorzaken van …? -> kijk naar inhoud en niet enkel naar woordje hoe,
waarom
▪ Causaliteitsvraagstuk
❖ Bv. Langere ringvinger → meer succes professionele carrière
❖ Bv. Vlees/geen vlees → hart- en vaatziekten
• Correlatie die je vind heeft niet te maken met vlees maar met u andere
variabelen (gezond leven, veel sporten,..)
❖ Bv. Etniciteit en criminaliteit
▪ Experimenteel onderzoek - labosetting
▪ Causaliteit in criminologisch onderzoek?
▪ Belang van kritisch-realistische benadering