Sociologie
2/10/2023
Hoofdstuk 1
Het sociologisch perspectief
Sociologie = wetenschap van het sociale
3 basisvragen van de sociologie
1) wat verklaart de ordening van het samenleven?
2) hoe wordt het individuele beïnvloed door het maatschappelijke?
3) in wat voor samenleving leven wij?
(4) hoe komen we tot deze sociologische kennis?
2 soorten onderzoeksmethoden
● kwantitatief → streeft naar in cijfers uitdrukbare bevindingen
(survey onderzoek/enquête op bevolkingsniveau)
● kwalitatief → bestudeert sociale fenomenen in de diepte
(publieksonderzoek) vb van theater
Een onderzoek kan vb een participerende observatie uitvoeren. De onderzoeker gaat
hierbij meedoen. Hierna kan hij een diepte-interview afnemen. Dit levert een beter
beeld op dan een beperkte vragenlijst.
Sociologische driehoek → theorievorming, empirisch onderzoek en sociale sturing.
De sociale verhouding kan zowel negatief als positief zijn.
Sociaal handelen → het handelen van 1 of meer actoren
Actor → stelt handelingen en bezit handelingsvermogen.
2 soorten
1) individuele actoren → het handelen van individuen
2) collectieve actoren → handelen van individuen onder een grote naam (bedrijven,
politiek etc)
Bij een sociale relatie, verhouding en betrekking raken sociale handelingen van 2 of meer
actoren met elkaar verweven. Er moet wederzijdse georiënteerdheid zijn.
Activisme - de maatschappij beter maken voor iedereen.
Samenhandelen
1. Zelfreferentieel. Je kunt alleen maar naar andere sociale handelingen verwijzen.
Elke nieuwe handeling verwijst naar een voorgaande of toekomstige handeling.
2. Dynamisch. Het heeft tijd nodig, het is een ‘film’, geen ‘foto’. Handelingen komen na
elkaar in tijd.
3. Contingent. hangt samen met ‘agency’ (actoren met handelingsvermogen)
voorspelbaar en onvoorspelbaar
4. Reflexief gemonitord. Observeren wat andere actoren doen, en daarna de functie
van de handelingen daarop afstemmen.
Afhankelijkheidsverhoudingen → actoren hebben elkaar nodig.
Zo’n samenhangend geheel van sociale bindingen → sociaal verband.
Moderne maatschappij:
- grotere taken opdelen in kleine deeltaken - taakspecialisatie
Veralgemeende afhankelijkheid → we zijn altijd een beetje afhankelijk van gespecialiseerde
beroepsbeoefenaren (vb van de bakker)
Sociaal netwerk → ketting van afhankelijkheden.
Verdinglijking / reïficatie → object dat buiten ons om bestaat en eigen werkzaamheid verricht
(vb politiek, de maatschappij etc)
De maatschappij → het geheel van alle sociale relaties
Nationale / regionale samenleving → samenleving met territoriale en politieke grenzen.
Globalisering / mondialisering → afhankelijkheidsverhoudingen worden mondiaal.
2 dimensies in globalisering
1) er zijn meer sociale relaties en binding tussen geografische actoren (snel mailtje of
sms kunnen sturen naar iemand aan de andere kant van de wereld)
2) sociale netwerken groeien transcontinentaal (coca cola, microsoft)
Kosmopolitisme → wereldbewustzijn, verbondenheid met de mensheid
Egocentrische maatschappijbeeld → samenleving als reeks van cirkels van anderen rondom
een ego → resulteert in sociale blindheid
Decentrering → het sociale is niet meer een cirkel om ‘mij’ → tegenovergestelde van
egocentrisch.
Victim-blaming → het slachtoffer krijgt de schuld en is daardoor geen slachtoffer meer, maar
de dader of minstens medeverantwoordelijke)
Defamiliarizing → vertrouwde stukjes worden onvertrouwd.
Sociaal reformisme → streven naar rechtvaardigheid
9/10/2023
Onbedoelde gevolgen → uitkomsten die anders uitvallen dan werd bedoeld.
Een categorie van onbedoelde gevolgen → perverse effecten: overheidsinterventies
sorteren exact het tegenovergestelde van wat werd beoogd.
Mattheüseffect → overheidsuitgaven vloeien meer naar mensen die al voldoende middelen
bezitten dan naar de mensen die weinig middelen bezitten (en die het beter nodig hebben)
Vb naar cultuur, zorg, en onderwijs
Waarom maken armen minder gebruik van de kinderopvang?
Armoede - gedachte = geen geld, geen voedsel etc
Armoede hangt samen met kenmerken van verschillende gezinnen.
Hoogste armoederisico bij 1-moeder-gezinnen.
Er zijn altijd onbedoelde gevolgen → komt door afhankelijkheidskettingen
Paradox van de sociologische verbeeldingskracht → men kan leren de afhankelijkheden en
hun effecten te doorgronden.
Zelf weerleggende voorspelling (self-destructing prophecy)
- juiste voorspelling zorgt onbedoeld voor handelen wat de voorspelling tegengaat
Zelfbevestigende voorspelling (self-fullfilling prophecy)
- foute voorspelling zorgt onbedoeld ervoor dat de foute voorspelling zaken
waarmaakt.
Thomas-theorema
- Als mensen de situatie op een bepaalde manier definiëren, dan heeft dat gevolgen
alsof die situatie inderdaad correct was.
Het mattheuseffect is een van de onbedoelde gevolgen van sociaal beleid.
preventieparadox - je voorspelt iets, ontkennen dat iets in die mate erg zou zijn geweest
(self-destructing prophecy)
Stereotypes gedragen zich naar hun verwachte gedrag.
Als de verwachting laag is, zal dat negatieve gevolgen hebben.
Meesleur-effect - influencers beïnvloeden mensen. Er ontstaat een meesleur effect.
Sociale geloofcirkel - iemand met een zekere invloed, met een voorspelling, die voorspelling
krijgt een navolging, waardoor de voorspelling klopt, en dat de geloofwaardigheid van de
voorspelling klopt.
Hoofdstuk 2
Ordening en invloed van het sociale
Socialeordevraag = welke voorwaarden maken een geordend samenleven mogelijk?
Bij sociale verhouding is de mate van voorspelbaarheid van het handelen van actoren erg
belangrijk.
Sociale structuren vallen samen met sociale normen
Sociale normen → regels die voorschrijven hoe men in een relatie moet handelen.
Sociale ongelijkheid is er in allerlei soorten vormen.
Normen variëren bij sociale positie → plaats die iemand inneemt in een sociale relatie.
Je hebt:
, - formele sociale normen
→ vastgelegde norm (docent moet leerling leerstof aanbieden)
- informele sociale normen
→ niet vastgelegd (docent kan boeiend lesgeven, leerlingen appreciëren dat)
Sociale rol → geheel van verwachtingen over het handelen van een bepaalde positie.
De samenleving bestaat uit verwachtingen.
2 dimensies van sociale ongelijkheid (oneven verdeling van sociale privileges)
● objectieve - verschillen in financiële middelen, diploma etc
→ sociale/maatschappelijke ladder (treden in een verdeling)
Sociale stijging → wordt positief gezien
Sociale daling → wordt negatief gezien
Stijgen of dalen in de sociale/maatschappelijke ladder → sociale mobiliteit.
2 vormen van sociale mobiliteit
1) intragenerationele mobiliteit → stijgt/daalt/stabiel iemand sociaal?
2) intergenerationele mobiliteit → beter/slechter doet dan ouders
(diploma/inkomen)
● subjectieve - waardering, status
→ status/prestatieladder (tegenhanger van de sociale/maatschappelijke ladder)
Vaak: objectieve en subjectieve ongelijkheid gaan hand in hand.
2 redenen dat sociaal aanzien een opzichzelfstaand geheel is.
- sociale prestatie is nauwelijks verweven met achting (drugshandelaar heeft
veel geld maar weinig sociale waardering)
- bij statustoekenning kunnen ook nog andere criteria een rol spelen
(afkomst/geslacht etc)
Subjectieve ongelijkheid is meerdimensionaal, wat kan resulteren in
statusincongruentie → het innemen van posities in hiërarchische dimensies.
Macht van getal → mensen organiseren samen, omdat ze dan sterker staan.
Hangen vaak samen, objectief wordt vaker als belangrijker gezien dan de subjectieve
dimensie.
Sociale laag → mensen die in de objectieve dimensie op dezelfde ‘laag’ zitten.
Er was een algemene inkomensgroei, maar die was ongelijk. Mensen met een al hoger
inkomen hadden een hogere inkomstengroei.
Sociale stratificatie = onderverdeling van bevolking in hiërarchische lagen. (objectieve
ongelijkheid) Sociale ongelijkheid wordt verticaal bekeken.
Mensen gaan vooral om met mensen uit dezelfde laag. (convivium) = samenleven
Er wordt vaak dus ook binnen eenzelfde laag relaties opgebouwd en gehuwd (connubium).
Sociale differentiatie → verschillen in sociale verbanden
- verticale → stratificatie (kasten, klassen) , hiërarchisch
- horizontale → arbeidsdeling, nevenschikkend
Sociale laag wordt ook wel klasse genoemd, en hoort bij de objectieve dimensie.
Een klassenpositie is een beroepspositie binnen een bepaalde klassen.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur lyanh0104. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,46. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.