Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Jeugdrecht en jeugdbescherming samenvatting - Praktisch Jeugdrecht - Orthopedagogie - HoGent €5,16   Ajouter au panier

Resume

Jeugdrecht en jeugdbescherming samenvatting - Praktisch Jeugdrecht - Orthopedagogie - HoGent

 4 vues  0 fois vendu

Volledige samenvatting van alle geziene leerstof van dit OLOD. Ik ben naar alle lessen geweest en aan de hand van de ppt notities bij geschreven. Eenmaal thuis heb ik het boek erbij gepakt voor een volledige samenhang. Gebruikt: ppt's van de lessen en boek van Praktisch Jeugdrecht 2024

Aperçu 10 sur 59  pages

  • Non
  • H1 tem h6
  • 11 décembre 2024
  • 59
  • 2024/2025
  • Resume
book image

Titre de l’ouvrage:

Auteur(s):

  • Édition:
  • ISBN:
  • Édition:
Tous les documents sur ce sujet (3)
avatar-seller
ElisaCl
Jeugdrecht en jeugdbescherming

Hoofdstuk 1: Inleiding rond het ontstaan van de jeugdbescherming in België

De rechten van kinderen en jongeren zijn vandaag wettelijk geregeld in specifieke
nationale en internationale wetgeving. Bescherming op verschillende vlakken:
 Onderwijs, huisvesting, gezondheidszorg (IVRK)
 Aangepaste maatregelen en straffen (Jeugdelinquentierecht)
 Hulpverlening in verontrustende opvoedingssituaties (Jeugdhulpverlening
Vlaanderen)
 Specifieke rechtswaarborgen (Rechtspositie van de minderjarige in de
jeugdhulp)
MOF = misdrijf omschreven feit (misdrijf = misdaad, wanbedrijf, overtreding). Nu =
Jeugddelict
MOF 
 Misdaad bv. moord  Hof van Assisen (5 jaar of meer)
 Wanbedrijf bv. diefstal met slagen/verwondingen Correctionele rechtbank (8
dagen – 5 jaar)
Je weet of het een wanbedrijf is wanneer je 2 jaar ziet opgelegd oor de CRB, de
straf bepaald
20 jaar: de correctionele rechtbank kan een misdaad berechten en zwaarder
straffen
 Overtreding bv. diefstal fiets  Politierechtbank
Verlengde minderjarig: vanaf 18 naar gewone rechtbank, maar een intellectuele
beperking kan hier iets mee te maken hebben.
Cultuur wordt overgedragen via 2 processen:
Proces van socialisatie: het zich eigen maken van waarden en normen die in de
maatschappij aanwezig zijn en gelden als de norm van die maatschappij.
Waarden en normen van maatschappij doorgeven aan kinderen (verschilt van cultuur)
Proces van sociale controle: straffen en bestraffen als de norm van een
maatschappij niet wordt nageleefd (zowel formeel als informeel).
Strafrecht is de hoogste vorm van sociale controle
Afspraken die leiden tot de mogelijkheid om iemand op iets te wijzen
 Informeel: ouders die straffen als hun kind stout is/ reageren op gebeurtenissen
waar er geen formele sociale controle op is  Iemand laat papiertje vallen en je
reageert er op
 Formeel: wat vast staat in afspraken en regels
Deze processen zorgen ervoor dat er veranderingen in de maatschappij ontstaan en
evolutie duidelijk wordt. Hierdoor kunnen er onder andere nieuwe zetten ontstaan
zoals de Wet op de Kinderbescherming van 1912.
Door de eeuwen heen is er lange tijd geen onderscheid gemaakt tussen kinderen en
volwassenen, kinderen  ‘kleine’ volwassenen, zowel wat betreft het socialiserings-
als het sociale controle proces. Kinderen zijn te socialiseren wezens en moeten niet
bestraft worden, ze hebben mogelijkheden en kansen met vallen en opstaan, we
moeten ze beschermen.

,Chronocentrisme: van nu naar vroeger = historisch belang van het heden
Zoeken naar wat het jeugdrecht van nu verklaard
!!Geschiedschrijving: van vroeger naar nu = geschreven interpretatie van het
verleden
Je weet niet naar waar je naartoe gaat, waarom is de kinderwet ontstaan? Alle
antwoorden in overweging nemen waarom iets gekomen is en waarom bv een
bepaalde visie het niet gehaald heeft.

1 Jeugdbescherming in België: ontstaan van een categoriaal beleid

1 Evolutie van de socialisatie
Kinderen worden eeuwen beschouwd als een ‘volwassene’ met hier en daar
uitzonderingen
het kindbeeld en de huidige opvattingen over socialisatie zijn een recente sociale
constructie.
Verlichting is bepalend voor het categoriaal beleid: kinderen = de toekomst: nog-niet
positie: nog-niet verantwoordelijk, nog-niet zelfstandig…. Ze bevonden zich in een
soort ‘afwachtende’ houding.
2 mensbeelden in Verlichting:
Volwassene: kent zijn lot/toekomst
Kind: toekomst is kneedbaar, maakbaar, evolueerbaar (moet zich van het lot niets
aantrekken)
1.1 Geen kindbeeld
= geen manier van denken over “wat zijn kinderen, hoe gedragen ze zich…”
Geen besef zond het belang van kinderen. Voor de leeftijd van 7 jaar waren ze van
geen belang. Na die leeftijd: volwassenen en ingeschakeld in hun leefwereld (werk,
seksualiteit). Ervoor praktijken die aantonen dat er geen belang gehecht wordt aan
kinderen
Afwezig kindbeeld in Oudheid: kleine volwassenen
 Achterlaten van kinderen (meisjes en kinderen met beperkingen eerst)
 Offeren aan Godheid
 Als afval weggooien op de mesthoop
Ook recentelijk (17de – 18de eeuw) geen kindbeeld
Hogere klasse schakelde voedsters in dus weinig aandacht en hoge kindersterfte
Praktijken die nu heden ten dag in onze ogen barbaars overkomen
Onhygiënische omstandigheden, geen voorbehoedsmiddelen, ziektes leidden tot hoge
kindersterfte en dus geen aandacht.
Meisjes waren minder waard en dit zal zich verder manifesteren doorheen de
geschiedenis.
1.2 Een aanzet tot een kindbeeld
Vanaf 16de eeuw  lichte verandering in het beeld van kinderen. Jongens uit adellijke
kring werden naar scholen gestuurd. Later volgden jongens uit lagere klasse en pas
vele later meisjes.
Verder ontwikkelden er zich ook visies (17de-18de eeuw) die aantonen dat kinderen
belangrijker werden.

,Moralisten: kinderen zijn slecht geboren, door opvoeding kunnen ze goed worden
Romantici (Rousseau): kind inherent goed is en negatief via buitenaf wordt beïnvloedt.
De idee van de maakbaarheid van het bestaan werd hier geboren. Onder de impuls
van de verlichting werden kinderen meer en meer een aparte groep met eigen
kenmerken en eigen gedragingen.
Er ontstond een tweedeling in de visie op de ontwikkeling van de mens:
 Kind moet nog opvoeden en dus afschermen van de maatschappij. Kind =
onschuldig, onzeker, zonder zorgen moet de mogelijkheid krijgen om te groeien
door fouten te maken.
 Een volwassene kent zijn lot en rol in de maatschappij.
Die twee visies waren mede te danken aan de veranderingen van de maatschappij die
belang hechtte aan de apartstelling van kinderen.




Verlichtingsperiode is cruciaal
 Aanzet tot categoriaal beleid met 2 mensbeelden (zie supra)
 Sociogenese (op grond van maatschappelijke veranderingen het apart gaan
zien van kind en volwassene bv. snel kunnen typen door computergestuurde
maatschappij, kinderen zijn assertiever) en psychogenese (een aantal
psychologische kenmerken/eigenschappen die nu specifiek worden
toegeschreven aan kinderen en worden over geaccentueerd in relatie met
kinderen (m.b.t. de volwassenen) bv. bewust worden van de koppigheidsfase)
 Ontstaan van verschillende fases binnen het kind-zijn (kenmerken die aan
verschillende leeftijden hangen bv. puberteit). Opdeling: eerst allen voor hogere
klasse en jongens.
Deze evolutie naar een aparte kijk op en behandeling van kinderen strekte zich verder
uit naar alle geledingen van de maatschappij. Ontstaan van eigen afdelingen binnen
de wetenschappen zoals pediatrie ( = kindergeneeskunde in 1872). Ook:
kinderkappers, kindertelevisie, kindergemeenteraad
Ook het recht ging in die tijd mee in die evolutie. Ontstaan van kinderwetten (datum
vn dit niet kennen)
Zoals: Verbod op kinderarbeid (1889), Wet op leerplicht (1914). Dat alles toont aan dat
men kinderen uitsloot uit de wereld van de volwassenen en inloot in hun eigen
wereldje.
Wie was hiermee gebaat?: heel wat tegenkanting van ouders (geen/minder inkomen,
ouderlijke macht/gezag over opvoeding  overheid komt er tussen), fabrieksbazen
(minder inkomsten, konden arbeid verrichten dat volwassenen niet kunnen)
1.3 Het huidig kindbeeld
 Vertrekken: Krachtig persoon met eigen mogelijkheden (het belangrijkste van
mensen)
 Kijken naar het ‘kunnen’ en naar het ‘niet-kunnen’
 Verschillende ontwikkelingsfases met eigen mogelijkheden en beperkingen (bv.
kleuter en puber)
 Fases van kinderen/jongeren verschillen kwalitatief van volwassenen (bv.
werken, verantwoordelijkheid van daden, abstraheren)

, Tijdens het doorlopen van die fases zijn kinderen ook verschillend van
volwassenen.
 Afsluiten van volwassenwereld (bepaalde voorzieningen zijn gericht voor
jongeren die volwassen kunnen worden en dan stopt het bv. kinderdagverblijf,
middelbare school)
2 Evolutie van de sociale controle
Ook wat bestraffing betreft zien we, zoals bij de socialisatie, dat er tot niet zo heel lang
geleden weinig of geen verschil werd gemaakt tussen kinderen en volwassenen. Gaat
over bestraffing, geen onderscheid tussen volwassene/kind. Uitzonderlijk werd er een
verschil gemaakt door pater familias, de praetor of Godheid: goddelijke overwegingen
(uitzonderlijk en willekeurig!). pas toen het kind ‘uitgevonden’ werd in de verlichting
kwam er een lichte wijziging. Verlichting brengt terug soelaas.
2.1 Vroege tijden tot verlichting (datums niet kennen)
Oud-Romeins recht: wet der XII tafelen (500 n.Chr.)
 Uitzondering m.b.t. onmondige/niet huwbare kinderen (anders bestraft)
 Onderscheid opzettelijke (dan weet je wat goed/kwaad is en ben je volwassen)
en onopzettelijke daden (nog kind) (oordeels des onderscheids)
Klassieke tijdvak (rond 300 n.Chr.)
 Geslachtsrijpheid (waarneembare gegevens)/huwbare leeftijd ( meisjes: 12j,
jongens: 14j)
 Ook sluwheid (vult de leeftijd aan): waarmee kinderen feiten pleken
 Oordeel des onderscheid: het aanvoelen van het goede en het kwade (kent
iemand het onderscheid tussen goed en kwaad weet hij dat hij iets fout heeft
gedaan, vrij subjectief) cfr. huidig strafrecht  ontoerekeningsvatbaar: moet
een blijvende kenmerk zijn, krijgen een maatregel van internering
Val RR (romeinen: grondliggers van het recht)
 Opnieuw beroep gedaan op de familiale solidariteit en bepaalde pater familias
al dan niet een onderscheid gemaakt werd tussen kinderen en volwassenen
 Elk volk/stam eigen gewoontes (al dan niet volwassenen, of er een onderscheid
bestaat)
11de eeuw
 Heropflakkering Romeins Recht, aandacht voor het onderscheid vh kind keerde
terug
13de eeuw (opkomst van staten)
 Drang naar centralisatie, openbare orde en openbare rust  opsporen en
bestraffen van misdrijven een belangrijk thema en taak van de staat
o Dus staatsfunctie die regels oplegde
o Aanzet tot accusatoir (aandacht besteed aan de rechten van de dader,
meer rechten voor beklaagde) berechten in tegenstelling tot inquisitoir
(rechter bepaald alles zonder aandacht te besteden aan de dader, niet
luisteren naar de dader, rechter bepaalt vanuit een alleen zetelende
opinie)
o Aanstellen van rechters, beslissen over onderscheidingsvermogen en
schuldvraag

,1532! ‘Constitutio Criminalis Carlinae’  eerste wettelijke verwijzing naar het ‘oordeel
des onderscheids’ met de verzachting van een straf voor kinderen
 L’usage de raison dus andere bestraffing voor kinderen en volwassenen
 Als men kan aantonen dat mensen met een rede hebben beoordeeld (l’usage de
raison), als je dat kunt aantonen moet je kunnen stellen dat mensen
verantwoordelijk kunnen zijn, dus volwassen zijn.
 Belangrijk hierbij was het aangeven of de persoon gebruik maakte van zijn rede,
‘l’usage de raison’. Dat was de eerste verwijzing naar de verlichtingsperiode die
de rede als essentieel zag.
2.2 De verlichting (18de eeuw)
 Tegen wrede en barbaarse straffen Ancien Regime (bv. handen kappen,
duimschroeven, vergeetput, molenwieken, …) passen niet in de verlichting, we
moeten andere ideeën hebben over straffen en bestraffen.
 Rede, toekomst, recht, ethiek… staan centraal
 Er ontstond een positivistische kijk op de mens die actief zijn leven in handen
kan nemen en zijn ‘lot’ kan wijzigen.
 Maakbaarheid van het leven cfr. Darwin (veranderbaar en kinderen zijn de
ideale partij om te kneden)
 Kennis vergaren (observeren/waarnemen hoe de maatschappij is opgebouwd,
zorgen dat het leven van mensen gemakkelijker wordt zoals bv. machines)
 Techniek veroveren door wetenschappelijke inzichten met als gevolg
mechanisering en opstart van fabrieken (start industriële revolutie)
 Exacte en positieve feiten halen het van het gevoelsmatige denken
 Industriële revolutie kende menselijke en sociale ontreddering: door uitbuiting
van de arbeiders (steden overbevolkt, armoede – criminaliteit)
 Kinderverwaarlozing en kinderarbeid
o Overheid grijpt in tegen ‘het verwaarloosde kind’
o Tegenkantingen door verschillende actoren: ouders  verlies ouderlijk
gezag en vermindering van het gezinsinkomen, verlichte maatschappij 
bedreiging toekomst en vooruitgang, gemis aan groeikansen voor
kinderen
 Opkomst socialisme
o Arbeiders meer rechten geven (een stem) en zekerheid (bij ziekte) 
uitbouw sociaal beleid en een betere rechtsbescherming
o Tegenacties van de burgerij cfr. morele controle
 Verlichte denkers
o Rousseau, Montesquieu, Voltaire
o Denken over straffen, bestraffing en de rechtvaardigheid van straffen

2.3 Tendensen vanaf de verlichting
De drie na de klassieke criminologische school zijn een reactie op die school.
2.3.1 De klassieke criminologische school (18 de eeuw)
Tegen de repressieve, wrede, onmenselijke en onrechtvaardige straffen vanuit Ancien
Regime. In dit regime was de bestraffing afgesteld op de goddelijke orde die daders
als door de dader bezeten zag. De straffen waren wreed, lichamelijk en inquisitoir bv.
vierdelen, molenwieken, radbraken.
Belang van efficiënte, rechtvaardige, menselijke, rationele en onwillekeurige straffen
opstellen.

,Rechten van de mens (verlichte filosofen: Rousseau, Voltaire en Montesquieu),
waardoor over een humanistischere visie rond bestraffing werd nagedacht. 
Grondleggers deze school.
Kenmerken van klassieke criminologische school (5 Axioma’s)  rationele
overwegingen
1. Wilsautonomie: beslissen wat goed/kwaad is
De mens als rationeel wezen kiest bewust voor het goede of het kwade; ze
wegen altijd de lusten tegenover de lasten af.
2. Morele aansprakelijkheid: in die keuze is men persoonlijk en volledig
verantwoordelijk
3. Legaliteitsbeginsel: wil het strafrecht efficiënt en effectief zijn, dan moet men de
strafbare feiten in een wet vermelden, alsook hun straf (‘nulla poena, nulle
crimen sine lege’)
4. Proportionaliteitsbeginsel: straf moet in verhouding staan met het feit dat je
pleegt
Straffen mogen niet zwaarder zijn dan noodzakelijk om de dader moreel te
beïnvloeden.
5. Gelijkheidsbeginsel: men moet het strafrecht toepassen op alle leden van de
maatschappij, ongeacht rang/stand/klasse…
3 functies van een straf
 Vergelding: stukje wraak, je hebt iets gedaan, je moet de gevolgen ervan zien,
genoegdoening, lasten zijn zwaarder dan de lusten
 Afschrikking: straf moet zwaar genoeg zijn, andere misdrijven voorkomen
 Morele verbetering cfr. huidig strafrecht: door de straf zou de dader tot inzicht
komen en zijn gedrag veranderen, terug in de maatschappij kunnen leven qua
waarden en normen (resocialiserende functie)
Kritiek: Focust zich enkel op ‘het misdrijf’ (laten de misdadiger achterwege)
Invloed: Invoeren van strafrechtelijke minderjarigheid door legaliteitsbeginsel en
morele aansprakelijkheid  gevolg voor de jeugdcriminologie
Als men ervan uitgaat dat er een morele verantwoordelijkheid is en er daarin een
verschil bestaat tussen volwassenen en kinderen (= verlichtingsvisie), dan moet men
wettelijk een verschil zijn.
In 1791 werd de strafrechtelijke minderjarigheid (tot 16 jaar) ingevoerd in Code pénal
de la Monarchie Française. In België 1867 invoeren strafrechtelijke minderjarigheid in
Strafwetboek (vanaf 16 jaar).
De volgende scholen zijn een reactie op de klassieke criminologische school, vooral
omdat ze zich focuste op de daad en de dader, en de persoon als delinquent vergat.
2.3.2 Het positivisme (19de eeuw)
Door het geloof in de rede beheerste men de natuur meer en meer met
wetmatigheden en krachten.
Observatie en waarneming bleven de methoden bij uitstek en men zocht altijd naar
positieve en exacte feiten. Ook de sociale context (‘socialiteit’) met zijn veranderende
problematieken (hoge concentratie personen in steden, armoede, kinderarbeid,
uitbuiting …) , begrijpbaar/verklaarbaar maken om oplossingen te vinden. Overtuigd 
effectiever ingrijpen + zo de verlichte maatschappij vorm te geven.
 Antropologie (Darwin): concentreren op de persoon en de delinquent.
Ontstaan empirische criminologie:

,  Criminaliteit is een sociaal gegeven en eigen aan de maatschappij
 Dader is een mens en delict is een menselijke handeling
 Observatie van criminelen in gevangenissen
 Dader verschilt van niet-dader (criminelen verschillen van niet-criminelen)
 Resocialisering !!!  Terug de waarden en normen van de maatschappij
opnemen, opnieuw aanpassen aan de maatschappij en behandeling van de
dader
Dader staat centraal in tegenstelling tot klassieke criminologische school
Criminaliteit is eigen aan de maatschappij.
Dus preventie is belangrijk. Zo ontstaat de empirische criminologie.
De empirische criminologen hadden kritiek op het proportionaliteitsprincipe van de
klassieke school: zij wilden de intentie van de dader centraal stellen, niet de
zwaarte van het feit.
Sociaal Darwinisme (evolutietheorie toepassen op socialiteit)
 Evolutietheorie toegepast op socialiteit
 Struggle for life  overleven in de maatschappij is een gevecht
 Survival of the fittest  de meest aangepaste (aan de sociale omgeving)
zullen overleven
 Aangepasten (aan de maatschappij) overleven het best
o Belang van de kinderen (kun je kneden/sturen naar de waarden en
normen v/d mscppij)
o Verlichting verder zetten  kinderen worden de rijkdom voor lader,
toekomst voor de maatschappij
Belang van opvoeding en onderwijs  kinderen die het moeilijk hebben binnen de
opleiding ook hulp krijgen = verbeteringsgesticht
De evolutie en de maakbaarheid van de menselijke maatschappij stond centraal, niet
de goddelijke orde en het noodlot van de voorbije eeuwen  Rationaliteit primeert tov
God en lot
Mens is middelpunt, niet de daad.
2.3.3 Crimineel-antropologische en crimineel-sociologische school (19 de-20ste eeuw)
Volgens deze twee scholen is criminaliteit geen abstracte juridische constructie, maar
wordt ze bepaald door de biologische/antropologische eigenschappen van de dader en
de sociale omgang.
Biologische en sociologische bepaaldheid van de mens staat centraal
Dader wordt vanuit verschillende standpunten bekeken
Cfr. huidig belang criminologie  beide!
Bv. leefloon minder waardoor armoede meer een probleem wordt (meer criminologie)
Crimineel-antropologische school
Vertegenwoordiger is Lombroso: biologisch geprogrammeerd, grondlegger/ vader van
de criminologie
Lijkschouwingen en observaties (gevangenis): veel beharing zijn
geweldmisdadigers/oren laag  Deterministische beschrijving van (de geboren)
misdadigers  Lot
Atavisme: primaire kenmerken die vroeger bij onze voorouders aanwezig waren, en die
nu ook voorkomen bij het aangezicht van criminelen bv. haargroei, scheve neus
Frenologie: leer van de schedel (uitstulpingen van de schedel)

,Crimineel-sociologische school
Vertegenwoordiger Lacassagne: de maatschappij maakt criminelen. Hebben
verantwoordelijkheid.
Uitspraak: de maatschappij heeft de criminelen die ze verdient.
Door observatie wordt de invloed van het milieu bestudeerd op de criminele feiten.
Belang van preventie
Belangrijk: men keek naar de dader vanuit verschillende visies.
2.3.4 School van het sociaal verweer (eind 19 de-begin 20ste eeuw)
Objectieve gevaar voor maatschappij (gevaarlijkheid/anti-socialiteit)  Hoe hoger de
staat van gevaarlijkheid, hoe zwaarder de straf (kans dat de persoon gaat
hervallen): Strafrecht moet de maatschappij beschermen tegen de antisociale dader.
Straffen hangen af van deze staat van gevaarlijkheid van de persoon = graad van
gevaarlijkheid/ antisocialiteit (niet de ernst vd feit)
Doel straf: wederaanpassing, resocialisatie, heropvoeding, resocialisatie
Het sociaal verweer pleit voor onbepaalde maatregelen opleggen van onbepaalde
duur ipv straffen.
Wil onbepaalde maatregelen (verschillend voor elke misdadiger, opheffen als staat van
gevaarlijkheid vd dader verminderd is)  Gevolg: staat niet in het strafwetboek omdat
elk persoon iets anders krijgt (tegen het legaliteitsbeginsel wat betreft de straffen)
Legaliteit van straffen opheffen voor volwassenen
Legaliteit voor feiten opheffen voor kinderen: sociaal verweer heeft ervoor gezorgd,
geen misdrijven worden in de wetgeving gezet) 2 termen: statusdelict & pré-
delinquentie
 Statusdelict: het kind zijn is hun status; delict jongeren kunnen plegen omwille
van hun status, volwassenen niet maar kinderen is het wel een inbreuk op de
wetgeving bv. spijbelen en weglopen van huis
 Pré-delinquentie: toestanden voor de echte delinquentie die kunnen
aanleiding geven/leiden tot delinquent gedag/criminaliteit bv. verwaarlozing,
middelenmisbruik bij ouders
Voordeel: ruim begrip tegen legaliteit maar geeft de mogelijkheid om niet altijd
een wet te moeten aanpassen omdat je er termen aan kunt toevoegen
(legaliteit)
 Gevolgen voor onze latere wetgeving: 1912 (predelinquentie), 1965 (kind in
gevaar), gecoördineerde decreten 1990 (POS), integrale jeugdhulpverlening
2013 (VOS)
 Positief effect!! Containerbegrip zorgt ervoor dat je kan afwijken van
begrippen/maatregelen
Belang van preventie!!
Om de antisocialiteit op te heffen  onderwijs, opleiding, vorming, arbeid, bezigheid
Besluit Verlichting
Gunstige periode voor categoriaal beleid door ‘Verlichte ideeën’
Speciale instellingen werden opgericht
Speciale wetten werden opgesteld
Wetenschappelijke visies over ‘Kind-zijn’ ontstonden (ze kunnen experimenteren,
leren, spelen)
Kinderen bevinden zich in een ‘nog-niet positie’
Kinderen moeten fouten kunnen maken en hiervoor niet bestraft worden dus

,beschermingsmodel
Eerste aanzet tot de Kinderbeschermingswet van 15 mei 1912 (Le Jeune, Carton de
Wiart)
 Institutionalisering van Kinderrechtbank en kinderrechter  eigen instituut
o Verwaarlozing door volwassenen
o Plegen van misdrijven (delinquentie)
o Prédelinquentie

Enkel en alleen door de kinderrechter worden behandeld. Alles is gedwongen, ook bij
pré-delinquentie en bij een VOS-situatie ( bij jeugdrechter indien echt nodig). Geen
vrijwilligersluik, enkel preventief!
Wet van Carton de Wiart  Eerste Kinderbeschermingswet van 1912

2 Historisch overzicht van de jeugdbescherming in het Belgisch recht

1 Eerste Kinderbeschermingswet van 15 mei 1912
Eerste wetsontwerp over een aparte wet rond kinderbescherming kwam van minister
van Justitie
Jules Le Jeune (1889): ook gekend is vd Wet voorwaardelijke invrijheidstelling (1888)
Volgende 20 jaar werd er onderzoek gedaan  verschillende (wets)ontwerpen
Uiteindelijk een wet door graaf Carton de Wiart (Justitie!!)
De wet bestaat uit 3 grote delen (inhoud en vorm):
 Deel 1: Ontzetting ouderlijke macht (bevoegdheid: rechtbank van eerste
aanleg). Dit is een burgerrechtelijke sanctie en wil ouders niet straffen, maar
een wijziging aanbrengen in hun burgerrechtelijk statuut. Deze ontzetting is
algemeen: voor alle kinderen, alle rechten, beide ouders.  Kinderen gaan
geplaatst worden omdat ze wezen zijn nu
 Deel 2: Maatregelen tov minderjarigen (-16 jaar) voor prédelinquentie en
delinquentie (bevoegdheid: kinderrechtbank)
 Deel 3: Misdrijven gepleegd door volwassen tegen zedelijkheid of zwakheid van
minderjarigen. Dat gaat gepaard met strengere straffen voor misdaden en
wanbedrijven.
(bevoegdheid: strafrechtbank)
1.1 Bevoegdheid van de kinderrechtbank
Eigen kinderrechtbank met kinderrechter (geen vrouwelijke rechters) die instaat voor
het opleggen van maatregelen van onbepaalde duur bij kinderen onder de 16 jaar die
feiten gepleegd hebben en/of zich bevinden in een toestand van predelinquentie.
Maatregelen van onbepaalde duur (tot 2019) Nu: max 1 jaar tenzij verlenging
Uitzondering tot 18 jaar!!!:
 Bedelende, zwervende kinderen/landloperij/bedelarij
 Onbuigzaamheid/wangedrag ongenoegen geven bij volwassenen. Ouderlijke
klacht!! (reden tot verhogen van de leeftijd tussenkomst cfr. 1965): Door het
oneigenlijk gebruik van de ouderlijke klacht gingen kinderen tot 18 jaar naar
daar (tussenkomen door een jeugdrechter (wet 1965) voor delinquentie en pré-
delinquentie).

, 1.2 Maatregelen van de kinderrechtbank
Enkel 3 maatregelen die een kinderrechter kan uitspreken:
 Berisping: tot 2019 moest de jeugdrechter geen rekening houden met de
zwaarte van de feit
 Toevertrouwen aan een persoon, vereniging of openbare/private instelling van
weldadigheid of onderwijs
 Terbeschikkingstelling van de regering (TBR): zware gevallen (minister van
justitie)
De kinderrechter is vrij, autonoom in de keuze van zijn maatregelen (nu: sociale
dienst) en daarbij is de persoonlijkheid en het milieu van de minderjarige bepalend.
1.3 Kritische noot bij de wet van 15 mei 1912
 Eerste wet wil kinderen ‘beschermen’, maar is materie van justitie (wat zo zou
blijven tot 2019)
 Groot interventionisme: groot tussenkomst van de kinderrechten door het
begrip predelinquentie en het oneigenlijk gebruik van de ouderlijke klacht
 1: ontzetting ouderlijke macht, 2: legaliteit van de misdrijven
(prédelinquentie niet gedefinieerd), 3: oneigenlijk gebruik
 Er is alleen tussenkomst via het gerecht, ‘de kinderrechtbank’. Er is geen sociaal
luik, geen preventieve tussenkomst. Uitsluitend de rechtbank kan tussenkomen
voor (pre)delinquentie. Premie voor het delict: steeds iets moet gebeuren voor
kind moest geholpen worden, kreeg pas een premie als het handeling zich
stelde, men krijgt hulp (premie) als er een handeling van het kind aan vooraf
gaat.
 Kinderen hebben een zwakke rechtspositie:
1) Geen recht op tegenspraak: jongere geen recht op advocaat, een verhoor
2) Legaliteitsbeginsel niet gerespecteerd (niet-definiëren in de wet vh begrip
predelinquentie)
3) Schaden van gelijkheidsbeginsel doordat het preventief luik ontbreekt in
deze wet
1.4 Herziening van de wet van 1912
De belangrijkste redenen om de wet van 1912 te herzien:
 Erkenning vh belang van de sociale wetenschappen  Gezin komt centraal te
staan: kinderen dicht bij huis houden
 Gebruik ouderlijke klacht officieel maken, minderjarigheid wordt opgetrokken
naar 18 jaar
 Ontzetting ouderlijke macht aan de veranderende maatschappij aanpassen (1 of
meer ouders/rechten). Stijging van overheidskosten zorgden.
 Vele plaatsingen vermijden: door de 2WO, veel wezen en plaatsingen
Geen preventief luik: sociale/vrijwillige bescherming is de belangrijkste
vernieuwing (65)!!
2 Wet op de Jeugdbescherming van 8 april 1965
Verdediger rechten van het kind
Belangen behartigen vd minderjarige als individu en als lid van gezin en maatschappij
(gezin en natie)

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur ElisaCl. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,16. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

57114 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€5,16
  • (0)
  Ajouter