Het onderzoeksproces (+inleiding)
Waarom methoden?
Belangrijkste vak in deze opleiding; wetenschappelijk onderzoek; fundamenteel
in academische opleiding. In alle andere vakken komt dit ook aan bod. Kijk af en
toe naar dit vak terug, helpt bij taken en bij onderzoek in masterproef. Waarom is
methoden nog belangrijk? Wetenschappelijk onderzoek ook belangrijk in de
praktijk. Je gaat als pedagoog met uitdagingen geconfronteerd worden en hierop
moet je antwoorden vinden. Voorbeeld mondmaskers; hier hadden pedagogen
geconfronteerd mee kunnen worden, met deze vraag. Voorbeelden onderzoek dat
iets zegt over of het schadelijk is voor kinderen. Dat onderzoek ga je moeten
kunnen raadplegen en begrijpen en hierop ga je later beslissingen nemen, deze
zullen gefundeerd moeten zijn; meer nodig dan “ik ben pedagoog en vind dat..”.
Hoe werkt wetenschappelijk onderzoek, wat is goed wetenschappelijk onderzoek,
wat zijn goede en minder goede manieren van stappen te volgen. Je gaat kijken
of het schadelijk is of juist voordelen heeft. Het is volgens dit onderzoek niet
schadelijk; een sterke moedertaal is juist goed om sterk te worden in het
Nederlands. Dus dit is een uitdaging waar we voor staan als pedagogen.
Wat willen we bereiken? Onderzoek naar aanleren onderzoek; onderwijs over
onderzoek vertrekt zoveel mogelijk van concrete, relevante voorbeelden.
Inspiratiebron examenvragen! Vb. manier om zaken wetenschappelijk aan te
wijzen; vb. dat lettertype beter bij dyslexie dan dat lettertype.
Belangrijk; doel van deze cursus = nadenken bij onderzoek; leren nadenken hoe
tot die resultaten gekomen is, welke weg heeft men afgelegd, welke methoden
gebruikt en is dat een geldige weg? Zijn die resultaten valide?
(1) Kunnen we uit deze gegevens nu deze conclusies trekken = interne
validiteit (het ene is de oorzaak van het andere; correlatie en causaliteit =
belangrijk onderscheid en je onderzoek moet op bepaalde manier opgezet
zijn om het ene of het andere aan te tonen). Vb. is het door men meer tv
kijkt dat je meer gedragsproblemen hebt of juist omgekeerd? Het is niet
altijd “het ene oorzaak van het andere”
(2) Voor wie de conclusies van een bepaald onderzoek geldig zijn = externe
validiteit (hoe is het onderzoek opgezet en kan ik dit onderzoek in mijn
situatie geldig, kan ik dit onderzoek in de praktijk gebruiken voor mijn
situatie).
Dit vak gaat ons helpen omdat we gebruik maken van methoden. Methoden =
“hodos” = Grieks, meta = naar. Weg van probleem naar antwoord probleem. Alle
mogelijk wegen die je kunt volgen van een probleem naar een antwoord. Als je
die weg die stappen volgt, kom je tot geldige kennis. Onderzoek zelf doen in deze
opleiding. Aan de andere kant; competentie betekent ook het bewijs wat er
verschijnt in de vakbladen; dat gaan evalueren. Belangrijk, want je zult
geconfronteerd worden met uitdagingen die op dit moment nog niet voorzien
zijn. Daarom in jouw vakgebied op de hoogte te blijven en op verantwoorde
manier mee omgaan. = wetenschappelijke geletterdheid. Meer nadruk op
onderzoekscompetenties en begrijpen onderzoek in academische studie!
Kranten zijn geen wetenschappelijke literatuur! Gevaarlijk om je beperken tot
krantenartikelen, ook al is dit van een kwaliteitskrant. Als je met deze dingen aan
,de slag gaat, niet enkel beperken tot kranten, maar zelf op zoek naar dat
wetenschappelijk onderzoek.
Feitelijke wetenschappelijke studie! Op wetenschappelijke manier gerapporteerd
over dat feitelijke onderzoek. Verschillende stappen onderzoeksproces leren
begrijpen.
Inzicht in stappen onderzoeksproces
Inhoudelijke kennis over bijvoorbeeld kinderen -> in andere vakken
programma van deze studie
Band met vak statistiek; in kwantitatieve methoden gegevens verzameld en die
moeten geanalyseerd worden -> over die analyse gaat de statistiek, daarvoor
heb je statistiek nodig. Interpreteren en kwalitatieve tegengestelde van statistiek
en kwantitatieve.
,Kwantitatief, kwalitatief en gemengd onderzoek
Wetenschapsdiscipline die gekenmerkt wordt door verschillende paradigma’s aan
methoden en kwantitatieve is daar één
van.
Belangrijkste verschil; hoe de
paradigma’s naar werkelijkheid, mens
en maatschappij kijken.
1. Kwantitatieve = grond in
natuurwetenschappen =
positivisme. Vertrekken van idee
dat werkelijkheid iets is dat je
objectief kunt kennen, die
werkelijkheid voor alles en
iedereen hetzelfde en doel wetenschap = achterhalen wat algemene
wetmatigheden zijn die de werkelijkheid bepalen. Centraal = toetsen van
hypothesen afgeleid uit een theorie en nagaan of die hypothesen kloppen
en als die klopt = nieuwe wetmatigheid/regel gevonden. Dus bedoeling; tot
objectieve kennis komen = wetmatigheden die voor iedereen of voor grote
groepen personen gaan gelden. Vertaalt zich in methodologie; gesloten,
gestructureerde methoden zoals testen. Als we die instrumenten
gebruiken; resultaten hieruit zijn objectief (resultaat hangt niet af van
degene die het afneemt). Ofwel experimenteel of correlationeel ontwerp.
Kenmerkend; we gaan proberen alles zo gecontroleerd mogelijk te
onderzoeken. Dus storende factoren zoveel mogelijk onder controle te
krijgen dus dan kunnen we objectief besluiten. We willen algemene wetten
afleiden dus men gaat dat onderzoek in grote groepen doen; steekproeven
van 100, 500 mensen. We gaan statistiek gebruiken om op basis van onze
steekproef iets te zeggen over een bepaalde populatie. Dit paradigma
komt veel voor in de pedagogische wetenschappen, maar we kunnen er
niet alles mee onderzoeken en beschrijven (vb. hoe ouders
opvoedingsproces beleven van kind waarvan ze weten dat het binnen de
vijf jaar gaat overlijden owv een beperking -> uitdaging; gaat om een heel
specifieke situatie -> elk gezin zal anders zijn, elk opvoedingssituatie is
anders -> insteek kwalitatieve paradigma ; vertrekt vanuit unieke van een
persoon/mens/gezin. Dat unieke van de mens moeten op een bepaalde
manier bestudeerd kunnen worden -> kwalitatieve traditie; klemtoon niet
op verklaren/afleiden algemene weten, maar begrijpen unieke situatie
(subjectiviteit = niet willekeurig, maar bepaalde methode om aan die
specifieke situatie/subjectieve te ? ). Dus hier open methodes; ook vragen
stellen, observeren, interviews die niet gestructureerd zijn, maar open zijn.
2. De gemengde onderzoeken; het onderzoek dat beide methoden gaat
combineren. Traditie; de kritisch-emancipatorische traditie = kwantitatieve
traditie en kwalitatieve gaan naar werkelijkheid kijken zoals het is. Deze
traditie gaat werkelijkheid niet zien als iets wat is, maar als iets dat
veranderd moet worden. Door onderzoek bepaalde groepen een stem
geven, situaties van groepen naar bovenhalen, om de
werkelijkheid/minderheidsgroepen ? Naar boven te halen? Vb.
Neurodiversiteit; autisme niet zien als afwijking die gerepareerd moeten
, worden, maar zien als werkelijkheid om in het leven te staan? Dat soort
onderzoeken dus bedoeld om werkelijkheid te veranderen. Kwantitatief en
kwalitatief; werkelijkheid is zoals het is, we gaan ze gewoon bestuderen
zoals het is?
Thema 1: Kwantitatieve onderzoekscyclus: Probleemstelling - eerste
stap onderzoeksproces
Samenvatting cursus. Ook te zin in het filmpje van één.
Vanuit wetenschappelijke literatuur kun je hypothese afleiden (theoretisch
kader)
Klopt de hypothese of niet? -> onderzoeksontwerp
Instrumenten, welke metingen gaan we gebruiken om..
Randomiseren; willekeurig toewijzen studenten aan de twee groepen
Je hebt geen statistiek nodig om te zien dat er geen verschil is tussen de
twee groepen.
Interpretatie; onderzoek niet goed opgezet? Hierop komen vaak nieuwe
onderzoeksvragen op -> daarom cyclus.
Vergelijkbaar met diagnostische cyclus. Stappen/logica zeer vergelijkbaar.
Hypothetisch-deductief (afleiden en toetsen van hypothesen staan centraal in dit
model). Vertrekt steeds van observatie (=probleemstelling; vraag= werkt het?).
Inductie= kijken naar de bestaande wetten en theorieën over een bestaande
problematiek. Als die kloppen, moet daar een bepaalde voorspelling/hypothese
uit volgen. Die hypothese wordt concreet gemaakt in de deductie (toetsbare
voorspelling). Gegevens verzamelen die ons toelaten om te zeggen of de
hypothese klopt of niet. Andere manier om dat concreet te maken = spreken van
operationaliseren = concreet maken afgeleide hypothese uit een theorie. Nadien
