Basis Kinesitherapie 1
Basisch onderzoek
Les 1
Klinisch redeneerproces
Klinisch onderzoek
Evaluatie van bevindingen
Diagnose/ indicatiestelling
Prognose ( vermoedelijke verloop van de gebeurtenis)
Behandelplan
interventies
Kort gezegd, de patiënt komt of te wel op doorverwijzing van de arts, of uit eigen
initiatief tot bij ons. Er wordt een anamnese ( wat de patiënt over zijn klachten en
ziekte kan vertellen) en een onderzoek gedaan dat nadien wordt geëvalueerd. Dit
noemt men het diagnostisch proces.
Nadien start het therapeutisch proces, hierbij stellen we een behandelingsplan op
en voeren we deze uit samen met de patiënt. Tijdens dat de patiënt de
oefeningen uitvoert evalueren we de uitvoering.
,Screening
Bij verwijzing van de arts is de screening kort. Screening ≠ diagnostiek. Bij
screening zijn er nog geen klachten is dit wel zo, dan spreken we over een
diagnose die we gaan uitvoeren. Diagnostiek is het systematisch verzamelen en
interpreteren van informatie over de psychische klachten of
ontwikkelingsstagnatie van een patiënt. Hierbij is patroonherkenning ook handig,
dit is een snellere manier van klinisch redeneren.
Belangrijke onderdelen
Aanmelding
Hulpvragen
Pluis/niet-Pluis
Informeren
Diagnostisch proces
Gebeurt na screening oftewel direct na verwijzing van arts. Hierbij heb je al
verwijsgegevens gekregen zoals contra indicaties( ziektes die best op voorhand
weet bvb hartproblemen) en medicijngebruik evenals administratieve gegevens.
(persoonlijke gegevens)
Belangrijke onderdelen
Anamnese
Onderzoek
Analyse
Therapeutisch onderzoek
Zeer noodzakelijk, want een zelfde diagnose kan ook andere functionele
beperkingen geven. Hierbij gebruiken we ook een ander begrippenkader(ICF). Het
is ook het aangrijpingspunt voor het behandelplan en behandeling.
Basisonderzoek
= inventariserend(gegevens verzamelen), oriënterend, screenend
Hierbij gaan we onderzoeksdoelen opstellen. Een voorlopige diagnose, welk
functiemechanisme is verstoord, actualiteit, reactiviteit en causaliteit.
Anamnese
Inspectie
Korte palpatie( met de hand voelen aan de patiënt)
Functieonderzoek
1. Actief = hoe ver kan de patiënt zelf bewegen
2. Passief = hoe ver kan ik de patiënt zijn arm bewegen
3. Weerstand = patiënt zelf de bewegen laten uitvoeren maar met
gewicht
Voorbeeld: Stel de patiënt kan tijdens de weerstand niet goed bewegen of het
doet pijn, maar tijdens het passief onderzoek kan hij wel omhoog gaan dan is het
waarschijnlijk iets in de spieren.
, Anamnese
Een kort vraaggesprek waarbij we het bewegend disfunctioneren in ruime context
bevragen en gericht opzoek gaan naar informatie over de
gezondheidsproblemen. Hierbij is patroonherkenning ook van belang. Er zijn vier
soorten
Administratieve anamnese
Bevraging van persoonlijke gegevens die belangrijk zijn voor de aanvraag
van bepaalde goedkeuringen. Vaak zijn aandoeningen ook geslachts,
beroeps- en leeftijdsgebonden
Speciële anamnese
Belangrijkste onderdeel van de anamnese. Gericht op actuele klachten
zodat we causaliteit(oorzaak) en reactiviteit (verschijningsvorm) van de
ziekte krijgen. De patiënt kan de oorzaak weten, of niet wat het moeilijker
maakt om te revalideren. In geval van trauma noodzakelijk om details te
vragen. Belangrijk om ook te vragen naar de aard lokalisatie en intensiteit
van de pijn, bewegingsmogelijkheden of stoornissen. Het
ontstaansmoment is ook belangrijk zo kan je uw behandelingsplan
aanpassen als het nog maar recent is of het sleept al langer aan. Het
beloop is ook belangrijk om in te schatten of het afwijkend of normaal is.
Sociale anamnese
Gaat over burgerlijke staat, woon en werkomgeving, kan vaak een
lichamelijk of emotionele invloed hebben.
Aanvullende anamnese
Navragen of er andere pathologiën zijn die een belangrijke rol kunnen
spelen zoals eerder operaties, diabetes, etc.
Ook navragen of de patiënt rookt, drinkt, wat zijn eetgewoontes zijn.
Als we gaan vragen naar de pijnklachten van de patiënt moeten we ook
vragen of er andere stoornissen zijn zoals mobiliteit of spierkracht. DE pijn
kan eerder lokaal zijn= diffuus gevoelde pijn. Als het eerder uitgebreid zal
zijn kan er verband worden gemaakt met laesie= beschadiging van
weefsel. Deze pijnklachten breiden zich vooral distaal uit. Het kan ook te
maken hebben met een intern dérangement, of letsel in de gewrichten.
Belangrijke onderdelen
Hulpvraag
Functioneringsproblemen in de context van de patiënt
Beloop ( de ontwikkeling)
1. Tijdslijnen, kort of lang
2. Inschatting beloop, normaal of afwijkend
3. Uitvragen verloop, dagritme?
4. Zijn de beïnvloedende factoren provocerend of reducerend?
Beïnvloedende factoren
1. Invloed op ontstaan en voorbestaan van de klacht
2. Interne en externe omgevingsfactoren
Zoals thuissituatie, leeftijd, gebruik van hulpmiddelen(krukken,
rolstoel, etc.)
Anamnese kan via biomedische benadering gebeuren, dan staat de aandoening
centraal samen met oorzaak- gevolg( uni-causaliteit). Het is een heel directe