• Zeer veel theorie: niet alle auto-antistoffen kennen
• Focus: denkproces en hoe resultaten interpreteren
• Wat zijn pitfalls voor interpretatie?
1.1 INLEIDING
• Circulerende autoantistoffen (Aab)
o Diagnostische biomerkers voor ontsporing van afweersysteem met aanval van eigen
lichaam
o Bruikbaar in zowel systemische als orgaanspecifieke AIZ
• Rol in pathogenese vaak nog onduidelijk
o → Soms evidentie voor rol in weefselschade (cfr. orgaanspecifieke AIZ, SLE, …)
o → Enkel neveneffect/merker van ziekte, (voorlopig) niet gerelateerd aan ziekte activiteit
• Voorwaarde bruikbaarheid in diagnostiek:
o → Voldoende frequent in zieke populatie → hoge sensitiviteit
o → Niet of zeer weinig voorkomt bij niet-zieken → hoge specificiteit
1.2 EVOLUTIES IN AUTO -IMMUUNDIAGNOSTIEK
• Ontdekking van heel veel nieuwe Aab – vaak ook snel beschikbaar voor routinematig aanbod →
dankzij snelle technologische evolutie
• Seronegatieve gap = aandeel patiënten die geen autoantistof hebben (gerelateerd aan de ziekte)
o Voor 2005: groot aandeel van de patiënten was negatief
o Door evolutie en nieuwe methodes: 2005 – 2013 → serologische gap ↓
▪ Diagnostiek meer toereikend: meer antistoffen vinden bij patiënten
o Zal wellicht nog toenemen door technische evolutie (nu al nieuwe technieken in research
lab maar binnenkort wellicht laagdrempeliger aangeboden in klinische lab’s)
▪ Bv. massa spectrometrie:
• Met kernextract immunoprecipitatie doen van eventuele antistoffen in
het bloed en dan met massaspectrometrie identificeren tegen welk
antigen de antistof gericht is
• Doordat we antistoffen routinematig aanbieden → krijgen betere rol in diagnostiek (integratie in
diagnostische criteria en classificatiecriteria
o Rol van Aab ↑ in diagnostiek van AIZ → nood aan update en herziening van de historische
criteria voor Dx en classificatie
▪ Vroeger diagnose vooral gebaseerd op klinische symptomen en APD
▪ Nu: antistoffen prominente rol gekregen
• ↑ ziektebeelden die erkend worden als AIZ
o Meer en meer antistoffen terugvinden bij patiënten waar we daarvoor nooit aan AIZ
gedacht hadden en eigenlijk nieuw spectrum gekregen
1.3 TOENAME IN AIZ
• Is er ook meer prevalentie van de antistoffen?
o Systematische review: prevalentie ↑ met 12% (ook incidentie ↑)
▪ In het bijzonder bij endocrinologische, GI, reumatologische ziekten
1
, o Gelinkt aan:
▪ betere herkenning (meer awareness/diagnostische tools) OF
▪ betere registratie OF
▪ ‘echte’ toename?
o ANF (merker van ANA gerelateerd systeemlijden)
▪ 3 cohortes → duidelijk stijgende trend
▪ ANA prevalentie ↑ over 25 jaar (11% → 16%)
▪ Toename in ANA prevalentie konden niet worden verklaard door de trends:
• Gewicht
• Rookgedrag
• Alcoholgebruik
1.4 WELKE ROL HEBBEN AAB NU IN KLINISCHE PRAKTIJK
• Auto-antistoffen hebben vandaag een grotere rol dan enkel diagnose
o Rol in (vroege) diagnose
▪ Bv. bij detectie vroege vormen van systeemsclerose of oppikken van mensen met
een verhoogde voorbeschiktheid voor het ontwikkelen van systeemsclerose
o Rol in subtypering bv. inflammatoire myopathie
▪ Rol in prognose
▪ Rol in therapeutisch beleid
o Rol monitoring
1.5 SENSITIVITEIT EN SPECIFICITEIT
• Door de laagdrempeligheid en grote beschikbaarheid: voorafkans wordt steeds kleiner
• Als je met lage voorafkans start, dan zal je ook nooit hoog eindigen tenzij je perfecte tekst hebt
o Challenge voor auto-immuunserologie
o Veel toegepast: testcombinaties
▪ Vaak 1 iets aanvragen en dan 3 resultaten terugkrijgen
▪ Verschillende resultaten naast elkaar, maken dat ze meer informatie kunnen
geven over finale diagnose
• Relatie tussen voorafkans en nakans is afhankelijk van
o Type test
o Vaak ook sterkte signaal (hogere titer antistoffen: meer kans op ziekte)
• Aanleveren van LR van testen (evt. voor resultaat intervallen en/of combinatie)
o LR: maat waarbij je sensitiviteit en specificiteit combineert
o Hoge LR → hoge bijdrage van de test
o Ook titer eraan linken
o Bij combinaties: LR stijgen
• Nood aan kennis van de voorafkans (als je voorafkans niet kent, dan zal je nakans ook niet kunnen
inschatten)
• !! stilstaan voor je de test aanvraagt !!
o Heb ik wat argumenten in die richting
o Niet zomaar bij elke patiënt aanvragen
1.6 UITDAGINGEN BIJ INTERPRETATIE
• Autoimmuun respons impliceert niet steeds autoimmuun ziekte (met weefselschade/impact op
fysiologische functie)
2
, o → voorkomen van auto-As bij gezonde personen, transiënte auto-As (door virale infectie/
medicatie bv. anti B cel therapie: biological)
o → lage titer, meer bij vrouwen, meer ifv. leeftijd
• Auto-As kunnen vroege merkers zijn van ziekte → concept van ‘vals positiviteit’ moeilijker
toepasbaar (Vb. systeemsclerose)
• Kwantitatieve meetmethodes niet gestandaardiseerd (monitoring met steeds dezelfde test)
o Auto-immuunantilichamen: niet in elk labo hetzelfde (best steeds in zelfde labo bepalen)
o Hoog signaal in ene labo, kan laag signaal zijn in ander labo → steeds in verhouding zien
met afkapwaarde
• Veel variatie in test-resultaten tussen methoden onderling die in theorie dezelfde antistof
detecteren → welke factoren dragen bij tot variabiliteit?
o Veel ‘nieuwe’ As + veel technologische mogelijkheden
▪ → (Te) snelle translatie naar de routine praktijk
▪ → Voldoende breed getest?
o Technische variatie
▪ → Technieken verschillen in detectie gevoeligheid
▪ → Impact van type Ag gebruikt wordt ( natief vs. recombinant vs. synthetisch)
▪ → Manier van antigen presentatie: bepaalde epitopen vrijstellen
▪ → Weinig harmonisering/standaardisatie (binnen labo (≠ testen) en tss labo’s)
o Grootste uitdaging = ‘analyt’
▪ Polyklonale verzameling van Aab tegen bepaald antigen
▪ Repertoire van elke patiënt is verschillend
▪ Aab respons kan evolueren over tijd
▪ ➔ challenge om dit op reproduceerbare manier kan doen
▪ Polyclonaliteit en heterogeniteit van ‘analyt’ maakt dat de uitdaging onmogelijk
op te lossen is ➔ vrede mee nemen en op anticiperen door bv.
pretestprobabiliteit te garanderen of combinaties van testen te doen
o Belangrijkste voorbeeld = dsDNA Ab
▪ Diagnostische merker SLE
▪ Geassocieerd met de ziekteactiviteit (kan je monitoren ifv ziekte-activiteit)
▪ Je ziet grote variaties in performantie van test
• Variatie op type antigen
o Waarom is die variabiliteit van belang
▪ Bij includeren van patiënten voor klinische trial: vaak inclusie obv titer (MAAR
geen kwantitatieve overeenkomst want kan in elk labo verschillen
▪ Bv. afkapwaarde op 30 units → indien Ab in 5 verschillende labo’s geanalyseerd:
geen homogene populatie
▪ !! Gevolgen voor dagdagelijkse praktijk: in functie van de gebruikte assay: 32-
100% inclusie
o Voorbeeld
▪ RF en anti-CCP: ook grote variaties tussen testen (minder uitgesproken dan
dsDNA)
• Impact op classificatie van de patiënten adhv classificatiecriteria zoals
voorgesteld door beroepsvereniging van ACR/ EULAR
• Sinds kort: meer prominente rol voor antistoffen
o 2010 criteria: 3 van de 10 punten uitgedeeld obv serologie en ifv
titer ➔ weer meer introductie van heterogeniteit want je zal pt
niet op zelfde manier classificeren
3
, 1.7 AUTO-ANTISTOFFEN IN SYSTEMISCHE AIZ
➔ elke categorie heeft nood aan specifieke aanpak van labodiagnostiek (focus op ANA en ANCA)
1.8 CASUS 1
• Vrouw, 25 jaar
• Consultatie bij de reumatoloog na doorverwijzing door de HA → tentatieve diagnose van
systeemlupus (SLE)?
• Huidige probleemstelling:
o Moeheid, soms koortsig, frequent hoofdpijn
o Gewrichtspijnen (thv. pols, knie, handen en voeten)
o Soms ook zwelling
• Medische voorgeschiedenis: geen bijzonderheden
• Familiale anamnese: negatief
• Systeemanamnese en klinisch onderzoek
o Arthralgie in meerdere gewrichten > 3 maanden, soms exacerbaties met zwelling – pijn
met inflammatoir karakter
o Heden geen artritis/synovitiden
o Frequent aftose
o Vlindervormige huiduitslag in aangezicht (zonblootstelling? Spontaan beterschap na
enkele dagen)
• Labo HA (2 maanden terug):
o Hb= 11,6 g/dl (↓), WBC= 8050/µL (N), Plaatjes=200 000 /µL (N)
o Antinucleaire factor ANA obv. Indirecte immunofluorescentie: negatief (dilutie 1:160)
o ➔ welke labotesten aanvragen om diagnose SLE te bevestigen of uit te sluiten?
▪ ANA Indirecte immunofluorescentie, gevolgd door een anti-ENA/dsDNA
bepaling bij positief resultaat voor de ANA Indirecte immunofluorescentie
▪ → aanvraag in cascade (niet parallel)
▪ Indien negatieve ANA en op juiste manier uitgevoerd → in principe diagnose
uitgesloten
▪ Overzicht
• Autoantistoffen
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur StudentinUZGent. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €8,56. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.