EU - besluitvorming
- 10 multiple choice vragen uit het Europese wervingsexamen (5/20)
- “doe”-opdrachten (bv. krantenartikel over de EU, waarbij je fouten moet zoeken) (15/20)
—------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Dit vak gaat specifiek over de machinerie achter de Europese Unie en grijpt in de eerste plaats terug op
de juridische verdragen hieromtrent. Vervolgens gaat men dan echter zien dat deze juridische realiteit
afwijkt van de (politieke) realiteit, waaruit blijkt dat men in praktijk afwijkt van deze procedures. Zo heb je
bv. de no bail out clausule in het Verdrag van Lissabon, waarin men stelt dat landen hun eigen begroting
op orde moeten hebben (VWEU). Echter de eurocrisis toonde aan dat het afwijken van de juridische
procedures niet not done is, aangezien men wel degelijk landen heeft geholpen zoals oa. Griekenland.
Het kan dus wel degelijk zijn dat men afwijkt van bestaande regels en dan vaak worden er in
vervolgverdragen kleine interpretaties aan toegevoegd die deze “afwijkende” interpretatie veroorloven.
Terugkijkend naar de besluitvorming genomen door de EU kan men drie soorten van
beslissingen/wetgeving van elkaar onderscheiden, nl. de historische beslissingen, de gewone wetgeving
en de algemene verdere invulling en uitvoering van de wetgeving.
1. de historische beslissingen raken aan de hele constructie EU, met grote consequenties tot
gevolg. Voorbeelden zijn oa. de verdragen zelf, grote budgettaire plannen, uitbreiding, nieuwe
commissievoorzitter (in zekere zin), etc. Simpel en vereenvoudigd gezegd gaat het over de beslissingen
en wetten die de lidstaten zelf nemen, of maw. genomen worden door de Europese Raad.
2. de gewone wetgeving, zoals bv. migratiepact, hoeveel uitstoot mag zijn, etc. Of wetgeving waarbij
de procedure gestart wordt door de Commissie als een voorstel dat wordt overgedragen aan de
Europese parlement en de Europese Raad, die daarna hier samen over beslissen (pingpong)
(commissie is in se de nul fase, wat echter juridisch niet bestaat, maar is wel de praktijk wordt toegepast)
3. de verdere invulling en uitvoering van de wetgeving (uitvoeringshandelingen/besluiten van de
regering/ gedelegeerde handelingen ; 80% van de beslissingen in hier, die bindend zijn)
Algemeen gaat men dan ook stellen dat de Europese Unie eerder behoort tot de classificatie van een
governance ipv. een government, waarbij de meerderheden niet vast staan op bepaalde thema's, maar
het flexibele en “vloeibaarder” is.
(Theorieën van Europese integratie
1. Neofunctionalisme: Start met specifieke functies (spillover-effect, bv. euro en
begrotingstoezicht).
2. Intergouvernementalisme: Lidstaten blijven dominant; samenwerken enkel bij
eigenbelang.
○ Liberale variant: Nationale belangen veranderen met regeringswissels,
lange-termijnoverwegingen.
Voorbeeld: Next Generation EU-fonds (750 miljard euro) toont spanning tussen solidariteit
(neofunctionalisme) en nationale belangen (intergouvernementalisme).
3. Principal-agent model: Instellingen werken namens lidstaten, maar worden
gecontroleerd door deze lidstaten. Complexe balans tussen delegatie en controle.
4. Nieuw institutionalisme:
○ Rationele keuze: Lidstaten creëren instellingen, maar proberen controle te
behouden.
, ○ Sociologisch: Normen en ideeën domineren beslissingen (bv.
vluchtelingenbeleid, Rusland-sancties).
○ Historisch: Eerdere keuzes beperken huidige opties (padafhankelijkheid, bv.
eurocrisis).
Netwerktheorieën
● Belang van netwerken: Complexe verhoudingen van actoren beïnvloeden beleid
(lobbygroepen, ngo's, bedrijven).
● Factoren voor invloed:
1. Grote middelen = grotere impact (maar EU subsidieert kleinere actoren).
2. Specifieke belangen > diffuse belangen (bv. boerenlobby vs. milieuactivisten).
3. Onmisbaarheid = meer invloed (technische kennis speelt grote rol).
4. Onderhandelingstalent kan kleine spelers sterker maken.
5. Publieke opinie beïnvloedt besluitvorming (bv. WWF en zeehondenbont).
Kenmerken van EU-governance: Multi-level governance zonder hiërarchie, hoge transparantie, en
grote afhankelijkheid van expertise en netwerken.)
Historische wetgeving
De aanstellingen van Commissievoorzitters
Dit an sich is niet per se de meest historische beslissing die men ooit kan nemen, maar geeft wel degelijk
toon aan het beleid en de richting alsook de stappen die de Europese Unie zou/zal nemen in de
verkiezingstermijn. Vandaar dat men dit wel als historisch ziet, hetzij in een lagere zin. De verdragen zelf
zwegen hier ook een heel lange tijd over, ondanks dat men reeds sinds het begin van de EEG een
commissievoorzitter had (de eerste nl. de Duitse Walter Holstein). Dit an sich komt ook vaker voor,
waarbij de verdragen niet over bepaalde (juridische) procedures spreken, maar men dan improviseert en
de leiders zelfs belangrijke knopen doorhakken (wetmatigheid).
Veranderingen omtrent de procedure van de aanstellingen van de commissievoorzitter gebeurde bij het
Verdrag van Maastricht (februari 1992). Het idee hierbij was dat het nuttig was om een vaste procedure
te hebben voor de aanstelling van de voorzitter, om dit niet steeds te moeten improviseren. Hierbij stelde
men dan ook officieel vast dat de beslissing voor deze aanstelling lag bij de lidstaten, die dit met
unanimiteit zouden beslissen. Maar de vraag hierbij is dan ook wie of wat de lidstaten zijn en waarom
men specifiek voor deze verwoording koos, gezien het in de praktijk simpelweg ging om de staats- en
regeringsleiders, of maw. de Europese Raad. Verder legde men ook vast dat het Europees Parlement
geraadpleegd moest worden voor deze aanstelling.
De eerste keer dat dit in werking trad was in 1994, nadat Maastricht in werking trad. Iedereen dacht
hierbij dat deze positie naar de Belgische premier Jean-Luc Dehaene zou gaan, gezien zijn enorme
populariteit in het parlement en zijn algemene aanpak van politiek en imago als loodgieter politicus met
de nodige nonchalance. Een andere persoon die wel degelijk in de running was, maar waarvan men niet
dacht dat die enige kans zou maken, was de Nederlander Lubbers. Men dacht specifiek dat hij geen
kans maakte omwille van het feit dat Frankrijk en Duitsland, door een conflict met Helmut Kohl tijdens
een vergadering in 1988 zich verzette tegen de eenmaking van Duitsland, geen steun zouden geven aan
hem. De knoop werd dan uiteindelijk doorgehakt tijdens een top in Corfu, Griekenland, geleid door
premier Papandreou. Vrij vroeg in de nacht werd Lubbers uit de running gegooid, maar Lubbers zelf
gunde het Dehaene ook niet, desondanks voerde hij ook geen luide oppositie, aangezien hij wel degelijk
populair was in het parlement. Uiteindelijk is het dan echter Dehaene niet geworden omwille van het feit
dat het Verenigd Koninkrijk geen steun wou/kon betuigen aan hem, aangezien John Mayer zelf al in
moeilijk water zat en de tabloids Dehaene uitte als een federalist (wat tegen de Britse wens inging), wat
Mayer’s positie zelf moeilijker zou maken. Dus kon men Dehaene niet met unanimiteit benoemen tot
Commissievoorzitter, wat wel degelijk nodig was volgens het verdrag. Dehaene moest dan uiteindelijk
,ook het spit delven, waardoor hij zich echter wel populair wist te maken in België, want met de
besparingen na Maastricht (voor de doorvoering van de euro), zag men systematisch regeringen vallen,
met uitzondering van de regering Dehaene verving men in heel Europa de leiders dan ook door sociaal
democraten (later met de dioxine crisis viel hij echter wel). Uiteindelijk wist Jacques Santer, een
Luxemburger, het te halen in 1994, ook al zou zijn commissie later de enigste zijn die voor haar termijn
gevallen is, dit vanwege een corruptieschandaal (waarmee hij echter niks te maken had). Dit toont dan
ook algemeen aan dat het zeer moeilijk is om unaniem “uitgesproken” karakters als in topfuncties aan te
stellen, aangezien ze wel duidelijke supporters hebben, maar ook duidelijke vijanden. Vandaar dat men
ook het fenomeen ziet dat zulke functies vaak door “grijze muizen” worden uitgevoerd (zie oa. van
Rompuy als president van de Europese Raad, die voor dit mandaat niet echt gekend was).
Uiteindelijk werd Jacques Santer unaniem naar voor geschoven door de lidstaten en werd deze
voortgebracht in het EU-parlement. Het EU-parlement zelf was echter malcontent, aangezien ze wel
degelijk grote voorstanders waren van Dehaene en ook al is het theoretisch en juridisch gezien wel
mogelijk om zonder goedkeuring van de meerderheid in het parlement hem aan te stellen, is dit politiek
echter zeer moeilijk. Finaal echter wist Santer dan toch met een kleine meerderheid goedgekeurd te
worden, hetzij niet met volle overtuiging.
De wijzigingen aangebracht aan deze procedure in het Verdrag van Nice (juni 2001) tonen dan ook een
nieuwe wetmatigheid aan, nl. dat procedures in praktijk aangepast worden dankzij de politieke
ervaringen en deze aanpassingen dan later tot juridische aanpassingen in de Verdragen leiden. Wat an
sich aantoont dat de regels niet in steen vast staan en men er “flexibel” mee kan omgaan. Het Verdrag
van Nice was zelf zeer belangrijk (in Amsterdam (oktober 1997 was er amper iets gewijzigd) in
wijzigingen, waarbij men stelde dat het parlement niet langer louter een advies moest geven, maar ook
echt effectief moest goedkeuren van de kandidaat. De procedure veranderde ook van het voordragen
met unanimiteit door de lidstaten naar het voorleggen met een gekwalificeerde meerderheid
(gereduceerd uitgelegd een ⅔ meerderheid) door de “Raad in samenstelling van staats- en
regeringsleiders”. De lidstaten werden maw. gespecificeerd, maar nog steeds weigert men in zekere zin
te vermelden dat het in se gaat over de Europese Raad. Dit an sich is ook een wetmatigheid, nl. dat er
een zeer grote terughoudendheid is om de Europese Raad met zoveel woorden te vernoemen, zelfs als
iedereen weet dat het wel degelijk om hen gaat. Dit omwille van het feit dat men formeel dan niet
bevestigd dat de Europese Raad in realiteit iets te zeggen heeft, aangezien kleine lidstaten dit niet willen
dat deze teveel macht zou hebben, aangezien kleine lidstaten hier minder doorwegen tav. de grotere
lidstaten (intergouvernementeel orgaan), waardoor men dus meer een voorstander is van het
supranationale. Wederom toont dit ook een onderscheid in het politieke en juridische, aangezien
juridisch men evenveel te zeggen heeft, maar politiek dus duidelijk niet.
Deze nieuwe regelgeving omtrent de aanstelling van de Commissievoorzitter werd voor het eerst
toegepast in 2004, waarbij het een 1994 gelijkaardige situatie was, maar deze keer met Verhofstadt als
zijnde de populaire kandidaat. De unanimiteit was losgelaten dus dit een positieve evolutie voor
uitgesproken kandidaten, zoals Verhofstadt. In 2004 was Ierland het zittende land met als voorzitter de
premier (Taoiseach) Bertie Ahern. Verhofstadt kreeg de steun van Frankrijk en Duitsland wel degelijk,
maar de Britten waren tegen hem alsook de net toegetreden Oost-Europese landen konden het niet echt
vinden voor Verhofstadt (omwille van zijn anti-Amerikaans discour), maar omwille van het feit dat ze nog
net nieuw in de “club” waren, zouden ze ook niet echt direct willen dwarsliggen. Algemeen voelde men
dus dat puur juridisch Verhofstadt het wel degelijk zou halen, de Ierse premier heeft de stemming echter
niet laten doorgaan, wat aantoont dat in de praktijk grote beslissingen wel degelijk worden genomen met
ten minste een brede consensus en zekere grote landen wil men mee hebben (Orban wel tegen Von der
Leyen, maar dat was maar 1 land) (politieke praktijk). In plaats van Verhofstadt werd het dan ook
Barroso, die wederom een eerder onbekend persoon was voor hij deze functie/mandaat invulde. Vragen
kwamen dan wel op betreffende het democratisch gehalte van deze beslissing.
, Het Europees medicijnen agentschap was in het Verenigd Koninkrijk gevestigd, maar met de Brexit
moest men dit gaan relocaliseren. Verschillende landen hadden zich hiervoor in de loop gegooid en
uiteindelijk bleef men nog enkel over met Milaan en Amsterdam. Er werd dan wederom een stemming
georganiseerd, die echter evenveel gaf voor beide landen en 1 onthouding van Tsjechië die zelf boos
was dat het niet Praag werd. Wat men vervolgens heeft gedaan is twee briefjes met de twee steden op
in een bokaal gedaan en daar dan eentje at random uitgenomen. Wat aantoont dat de wetgeving zelf er
dan wel procedures voor kunnen bestaan, maar het in praktijk niet altijd zo uitgelijnd en strikt of streng
verloopt (==> politieke praktijk waarbij men eerder moet knutselen wanneer men op onbekend terrein
komt).
Met de Verdragswijziging van Lissabon (december 2007 als remake van de Europese grondwet),
kwamen er opnieuw wijzigingen in het verdrag, waarbij het echter nog steeds gevoelig lag om de
Europese Raad met zoveel woorden te vermelden, maar men dit wel degelijk doet en men de Europese
Raad zo benoemd (hetzij nog steeds terughoudend). Men stemt rondom deze thematiek nog steeds met
een gekwalificeerde meerderheid (bv. om Orban te kunnen wegstemmen, zie Von der Leyen, moest
Meloni echter niet onthouden hebben, maar tegen gestemd zou het al moeilijker geweest zijn). De
officiële formulering was “Draagt de Europese Raad met een gekwalificeerde meerderheid van
stemmen een kandidaat voor het ambt van voorzitter van de Commissie voor, rekening houdend met de
verkiezingen voor het Europees Parlement en na passende raadpleging”. Wat deze passende
raadplegingen zijn, is niet verduidelijkt alsook “rekening houdend met het Europees Parlement" is een
vage beschrijving, maar laat een ruime interpretatie mogelijk, waardoor men politieke speling hierin
heeft. De voorzitter mag vanaf dit verdrag ook officieel verkozen worden door het parlement, hetzij dat dit
in se neerkomt op hetzelfde als goedkeuren, maar dan anders en grootser geformuleerd. Eerst blijft de
Europese Raad wel nog steeds aanzet en het enige echte verschil in de procedure tussen Nice en
Lissabon, is dat men heeft uitgewerkt wat men moet doen indien het Parlement de kandidaat-voorzitter
heeft afgekeurd (terughoudendheid parlement want eerst zou men in een vacuüm komen en nu zou men
dan tegen de leiders instemmen). Indien die dat niet doet, moet de Europese Raad binnen één maand
een nieuwe kandidaat voorstellen, die het parlement wederom moet goedkeuren (ping-pong) (Von Der
Leyen wel laatste keer nipt, want parlement verkozen met een meerheid ⇒ 720 parle leden, 361
stemmen nodig om dit te behalen. Von der Leyen 401 ⇒ door optreden einde mandaat Israël steunen
etc. christen democraten, sociaaldemocraten en groen, paar rechts, hoogst geen radicaal rechts
vermoeden geheim).
Het Europese parlement probeert dus maw. steeds haar impact te vergroten, met de inwerkingtreding
van het Verdrag van Lissabon en de verkiezing uiteindelijk van Jean-Claude Juncker had het parlement
in zekere zin de Europese Raad gechanteerd. Het parlement bleef namelijk gefrustreerd achter dat men
louter het laatste woorde had, en zocht naar manieren om ook het eerste te verkrijgen (ondanks dat
verdragsrechtelijk dit niet is), dit deed men in 2014 dmv. het systeem van de spitzenkandidaten. In het
parlement stelde het parlement voor de verkiezingen dat men louter zou instemmen met de nieuwe
Commissievoorzitter, indien deze persoon zich tijdens de verkiezingen ook uitte als kandidaat voorzitter.
Dit om zo het “democratische” gehalte van de EU te verhogen, omdat de mensen zelf dan stemmen voor
de nieuwe Commissievoorzitter. Het was hierbij de bedoeling dat elke politieke fractie een mogelijke
kandidaat vooruit schoof, die volgens hen de voorzitter moest worden. De spitzenkandidaten zouden ook
zelf debatteren met elkaar. Indien de Europese Raad iemand anders dan deze kandidaten naar voren
zou schuiven, stelde het parlement dat men er nooit mee akkoord zou gaan, wat de Europese Raad voor
een beperkte bewegingsmogelijkheid stelde, en het uiteindelijk dan ook de christen-democratische
spitzenkandidat Juncker werd (christendemocraten zelf laat kandidaat naar voren geschoven, en
Juncker als oude gevestigde politicus was eerder al “uitgeblust”, algemeen geloofde men zelf ook niet
dat hij de termijn zou kunnen uitzitten (Van Rompuy)). Puur juridisch was het dus an sich niet mogelijk,
maar toch is het parlement erin geslaagd ook het eerste woord te verkrijgen (vanuit de denkwijze dat als
het niet niet toegelaten is, kunnen we proberen en we zien wel, zie bv. isoglucose arrest). In 2019 en