AANVANKELIJKE DIDACTIEKEN
AANVANKELIJK SCHRIFT
INLEIDING
Schrijven nog steeds van belang in digitale wereld
Enkele wetenschappelijk onderbouwd redenen om kinderen een handschrift aan te leren/ Schrijven
Positieve effecten op werking hersenen
o Processen werken samen: motoriek, ruimtelijk inzicht, foneem-grafeem koppeling,
visueel onderscheidingsvermogen …
o Door schrijfbeweging signalen naar hersenen nieuwe verbindingen aangemaakt
leidt tot mogelijkheid hogere cognitieve niveaus behalen in denken, taal en geheugen
Stimuleert de grove en fijne motoriek
Handschrift aanleren stimuleert ruimtelijke oriëntatie
o Plaatsing hand, letterafstand, woordafstand, regelschikking, verhouding tussen letters …
o Begrippen: links, rechts, boven, onder geoefend
Praktisch
o Niet afhankelijk van stroom, batterijen (milieuvriendelijk
o Goede motoriek voordeel voor beroepen (bv: tandarts)
Wanneer schriftbeeld ve letter overeenkomsten vertoont met gedrukte letter, dan versterkt het leren
schrijven het leren lezen door het vastleggen van het schriftbeeld in het motorisch geheugen.
Een handschrift is eigenlijk altijd een middel, bv om een gedachte op te schrijven, een som te maken. Enkel
bij het aanleren ve handschrift is het een doel.
Schrijven een drieluik bewegen, communiceren & oriënteren
WAT IS (AANVANKELIJK) SCHRIFT?
Schrijven is bewegen, oriënteren & communiceren.
je schrijft niet zomaar wat, je hebt een bedoeling
(bv. je wil iets mededelen, je wil iets niet vergeten,..)
je moet de beweging ook op een geordende manier
uitvoeren: waar begint de letter, wanneer veranderd de
richting?, waar plaats ik die op het blad,….
DEFINITIE:
Schrijven = complexe, motorische activiteit met cognitieve, motorische, creatieve, ruimtelijke en
culturele aspecten die bestaan uit doelgerichte bewegingen.
Culturele aspecten van links naar rechts lezen, letters tot woorden groeperen op
horizontale wijze, schrijven van linksboven naar rechts onder
, SCHRIJVEN IS BEWEGEN
schrijven = samenspel gecoördineerde handelingen
Technisch schrijven samenspel hand en vingers met onder- en bovenarm & schouder van de
schrijver goede coördinatie nodig is.
Goed ontwikkelde fijne motoriek zorgt voor gecoördineerde en vloeiende schrijfbewegingen via
hand en vingerbewegingen mogelijk + laat correcte pengreep toe
Ook grove motoriek stabiele houding om rechtop te zitten + lichaamsdelen die we niet nodig
hebben, stil houden
DE SCHRIJFBEWEGING ONTLEED
3 grote deelbewegingen: de grote progressie, de kleinte progressie & de inscriptie.
DE GROTE PROGRESSIE
‘ruitenwisserbeweging’
Elleboog als scharnierpunt en de onderarm die van links naar rechts verplaatst
o Vooral bij rechtshandigen
o Linkshandigen: ganse onderarm verder bewegen
Nog een verschil links en rechtshandigen
o Rechtshandigen: ‘trekken’ schrijfmateriaal naar rechts
o Linkshandigen: ‘duwen’ hun schrijfmateriaal naar rechts
DE KLEINE PROGRESSIE
Pols als scharnierpunt en die maakt een boogbeweging terwijl de onderarm niet beweegt
Rechtshandigen: beweging met schrijfmateriaal van linksonder naar rechtsboven en terug (helling naar rechts)
Linkshandigen: beweging van rechtsonder naar linksboven en terug (helling naar links
Dit heeft invloed op bladligging
DE INSCRIPTIE
Beweging door het buigen en strekken van de duim en vingers van de schrijvende hand in verlengde van de pols
Rechtshandigen: beweging met schrijfmateriaal van rechtsonder naar linksboven en terug
Linkshandigen: beweging van linksonder naar rechtsboven en terug
‘driepuntsgreep’ de juiste pengreep met duim, wijsvinger en middenvinger
Deze drie bewegingen moeten soepel op elkaar inspelen om vlot te kunnen schrijven
Voorbeeld schrijfbewegingen toegepast op het woord ‘geel’ bij een rechtshandige
De vingers buigen (neerwaartse deel van het rondje) en trekken (opwaartse deel van het rondje) om het rondje van
de letter ‘g’ te schrijven = inscriptie
De pols gaat naar het lichaam toe bij het schrijven van het neerwaartse deel van de onderlus van de letter ‘g’ =
kleine progressie
Duim en wijsvinger strekken zich even = inscriptie & de pols wordt van het lichaam weggebracht om het opwaartse
deel van de onderlus van de letter ‘g’ te schrijven = kleine progressie
De vingers strekken en buigen zich opnieuw tweemaal achtereenvolgens om de letter ‘ee’ te schrijven = inscriptie
Ondertussen glijden de hand en de onderarm volgens de ruiterwisserbeweging naar rechts = grote progressie, gaat
de pols van het lichaam weg = kleine progressie, strekken de vingers zich even = inscriptie en komt de pols
vervolgens weer naar het lichaam toe = kleine progressie voor de letter ‘l’.
, Niet eenvoudig om drie deelbewegingen op elkaar af te stemmen, maar noodzakelijk!
Schrijven vereist een gedoseerde spiercoördinatie bepaalde spieren in duim, wijsvinger en middelvinger worden
geactiveerd om schrijfmateriaal vast te houden + tegelijkertijd moeten andere spieren de vingers op en neer laten gaan.
Beginnende schrijvers:
Beginnende schrijvers vooral problemen met grote progressie: onderarm glijdt niet over
schrijfoppervlak met elleboog als scharnierpunt, ze verplaatsen steunpunt van de arm meerdere
malen (nog niet echt een scharnierpunt)
Kleine progressie: boogbewegingen met pols als scharnierpunt lukt niet iedereen sommige
letters niet gevormd door vingerbewegingen maar uit bewegingen van de pols
Gedoseerde spiercoördinatie niet van zelfsprekend schrijven eerder krampachtig
Als lkr kinderen begeleiden om vlotter en met minder inspanning schrijfbewegingen uit te voeren
HET MENTALE SCHRIJFPROCES ONTLEED
Wat gebeurt er allemaal voordat letter op papier komt? => 3 stappen:
1. Bewegingsinformatie wordt opgehaald uit het motorische langetermijngeheugen
o Deelbewegingen van vingers en hand waaruit lettervorm is opgebouwd
o Rekening gehouden met letters die voor en na bepaalde letter komen kunnen schrijfwijze beïnvloeden
2. Bewegingsinformatie komt terecht in het motorisch kortetermijngeheugen waar ruimtelijke
parameters en tijdsparameters ingesteld worden
o Letter groot / klein schrijven, langzaam / snel, recht / schuin, volgens norm / slordig … ?
3. Opgehaalde en aangepaste bewegingsinformatie wordt omgezet in spieracties
o Spieren om schrijfbeweging te starten + ook degene om schrijfbeweging af te remmen en
te stoppen worden geactiveerd
Al deze stappen gebeuren VOOR schrijven maar ook tijdens schrijven gaat het doorlopen van deze stappen
verder. Terwijl je letter schrijft, gebeurt dit denkproces al voor de volgende letter. En tegelijk wordt ook info
vanuit spieren (arm, hand, vingers) teruggestuurd naar de hersenen.
DE LETTERVORMEN ONTLEED
Elke letter bestaat uit deelbewegingen
Deelbewegingen = (schrijf)halen
3 soorten halen
Alle schriftletters zijn uit deze 3 halen samengesteld
3 soorten halen
1. De ophaal De schrijfbeweging gaat van beneden naar boven
2. De neerhaal De schrijfbeweging gaat van boven naar onder
3.De zijwaartse haal De schrijfbeweging gaat van links naar rechts
, 2 spiergroepen bij het schrijven
Haal schrijven samenwerking 2 spieren: agonisten en antagonisten
o Bij de start van de haal => agonist samengetrokken -> waardoor schrijfsnelheid neemt toe
o In midden van de haal => antagonist trekt samen -> waardoor schrijfsnelheid daalt
Eenmaal een schrijfbeweging is ingezet -> kan ze niet meer onderbroken worden/ van richting veranderen
ballistische uitvoering van de beweging punt vh schrijfgerief wordt in een baan afgeschoten
o Jonge schrijvers nog niet zo ballistisch meer visuele bijsturing (hand—oogcoördinatie)
nodig daardoor trager en onderbroken beweging + spieren werken nog niet goed samen
uitschieten bij schrijven (antagonisten niet snel genoeg samentrekken)
Halenstructuur opgeslagen in LTG volgorde, draairichting en verhoudingen van halen
deelbewegingen om letter te vormen (zo kan je bv. snel een boodschappenlijstje krabbelen)
SCHRIJVEN IS ORIËNTEREN
Vaardigheden bij schrijven:
kind moet zich kunnen oriënteren op schrijfblad daarvoor begrippen als boven, onder, eerste,
hoog, links… beheersen
in staat om getekende figuur die gedraaid is t.o.v. zelfde figuur herkennen als ‘andere’ figuur
nodig voor schrijven en lezen (bv: p/q of b/d)
kind moet ruimtelijke organisatie kunnen bekwaam zijn schrijfrichting , afstand tussen woorden
kind moet kleine vormverschillen waarnemen (bv: n/h of a/d of h/k …)
SCHRIJVEN IS COMMUNICEREN
Schrijven heeft altijd een doel (bv: iets meedelen aan anderen, iets niet vergeten …)
Al van jongsaf aan in contact met taal daardoor groet besef van functies van geschreven taal daardoor
groeit taalbewustzijn = het metalinguïstisch bewustzijn doorloopt 4 fasen tussen 3 tot 6 jaar
4 stadia/fasen metalinguïstisch bewustzijn
Eerste kinderen gaan schrijfgedrag van anderen imiteren
stadium Schrijfsels bevatten tekeningen + tekens zonder betekenis
(ongv 3 jaar)
Belangrijk: kinderen laten inzien hoe schrijven en tekenen als representatiesysteem verschillen
Letters en cijfers door elkaar geschreven => ook hier moeten kleuters leren onderscheid in maken
Tweede Inzien dat zelfde elementen in tekst terugkomen experimenteren met lettervorm
stadium Ouders neiging om via kopieeroefeningen correcte lettervorm bij te brengen. kan
contraproductief werken latere schrijfmotivatie kan dalen
Verband tussen spreekklank – letterteken zien ze nog niet
Derde Twee belangrijke inzichten verworven
stadium 1) schrijven heeft een functie
Kind ontdekt functionele karakter van schrijven bv.bij leren schrijven eigen naam
2) geschreven taal verwijst naar gesproken taal
Lln nemen kenmerken over van tekstsoort die ze veel zagen
Bv: kind ziet veel boodschappenlijst, zal ‘tekst’ schrijven door woorden onder elkaar
Inzicht gesproken en geschreven taal met elkaar te maken belangr v lezen + schr
Kind kan hier nog niet gesproken taal correct omzetten in geschreven taal
Vierde Net voor aanvang lagere school
stadium 3 afspraken i.v.m. hoe zet ik gesproken taal om in geschreven taal
1. Chronologische ordening klanken bij gesproken taal ruimtelijke ordening van
grafische tekens bij geschreven taal. (links naar rechts & van boven naar onder)
2. Opeenvolging van klanken (gesproken taal) aaneenschakeling van lettertekens
(geschreven taal)
3. In geschreven taal via spatiëring woordgrenzen aangeduid
Gesproken taal in situatie waar spreker en luisteraar elkaar kunnen zien
Bij geschreven taal is afstand in tijd en ruimte tussen schrijver en lezer groter