Uitgebreide samenvatting van het boek Ethiek in sociaal werk. Het vak Toegepast recht en ethiek in één keer behaald met een 9.1.
Duidelijke uitleg van het gehele boek in 19 pagina's
Praktijkdossier voor de opleiding Pedagogiek, afgerond met een 8.7!
Samenvatting ethiek
Tout pour ce livre (45)
École, étude et sujet
Hogeschool NTI (NTI)
Maatschappelijk Werk en Dienstverlening
Systeem en krachtgericht werken (1695)
Tous les documents sur ce sujet (5)
Vendeur
S'abonner
Lvanvliet
Avis reçus
Aperçu du contenu
Ethiek in sociaal werk
Deel 1 – Inleiding Ethiek Hoofdstuk 1 – Moraal en ethiek
Technisch-instrumentele professionaliteit, sociaal werkers moeten deskundig zijn en beschikken
over de juiste competenties. Sociaal werkers die beschikken over de juiste kennis, kunde en
professionele vaardigheden zijn effectief in het bereiken van hun doelen.
Een goede sociaal werker beschikt ook over normatieve professionaliteit: als je nadenkt over de
waarden in je werk en als die waarden de leidraad in je handelen vormen. Daarbij staat respect voor
de ander centraal.
Moraal
Bij moraal gaat het over waarden en normen. Dat zijn opvattingen over wat waardevol is in het leven.
Deze zijn niet af te leiden uit de werkelijkheid en zijn verbonden aan een levensvisie, aan idealen
over hoe het leven zou moeten zijn en wat mensen zouden moeten doen. Ze geven een mensen een
richtlijn waarmee ze richting kunnen geven aan hun leven.
Morele vragen gaan over goed en kwaad, over de manier waarop mensen zouden moeten leven.
Morele opvattingen zijn een antwoord op de vraag hoe men zich als mens goed en verantwoordelijk
kan gedragen.
Mensen kunnen relationeel nadenken over morele vragen, maar ze kunnen ook moreel handelen op
basis van intuïtie en emoties. Er zijn 4 intuïtieve moralen:
Hechtingsmoraal, regelt hoe we omgaan met de mensen met wie we verbonden zijn. Het gaat over
hechting en empathie.
Geweldmoraal, is een moreel systeem dat regelt hoe we met bedreigende situaties omgaan.
Reinigingsmoraal, regelt dat mensen reinheid koppelen aan het goede en besmetting aan het kwijt.
Mensen verweren zich tegen vreemde stoffen. Als ze in aanraking komen met letterlijke of
symbolische ‘vreemde smetten’ roept dat instinctief walging op. Door reinigingsrituelen proberen ze
hun omgeving hiervan te ontdoen.
Samenwerkingsmoraal, speelt een rol in de manier waarop mensen met elkaar samenwerken en
omgaan met mensen die de samenwerking bedreigen.
Alle bovengenoemde moralen zijn instinctief. Ze bepalen ons gedrag en onze opvattingen over goed
en kwaad, maar ze geven ons geen argumenten. Ethiek doet dat wel. We spreken van ethiek als
mensen op een systematische manier naar redelijke argumenten zoeken om te onderbouwen
waarom een handeling goed of fout is.
Microniveau, gaan morele vragen over de manier waarop je van mens tot mens met elkaar zou
moeten omgaan.
Meso niveau maken organisaties morele keuzes, die onder meer hun neerslag vinden in de visie van
de instelling.
Macroniveau, over de manier waarop de samenleving moet worden ingericht. Dit zijn politieke
keuzes.
Binnen de moraal maken we onderscheid tussen waarden en normen. Waarden zijn begrippen die
omschrijven wat mensen waardevol vinden en waarnaar zij streven. Idealen die wezenlijk zijn voor
de kwaliteit van het leven. Normen zijn handelingsvoorschriften, die laten zien hoe je moet handelen.
Fatsoensnormen, dat je bijvoorbeeld niet in de les op je telefoon zit.
Juridische normen, juridische regels die meestal aansluiten op opvattingen over wat een goede
maatschappij is en op morele regels die veel mensen delen (Gij zult niet doden).
,Deugd¸ een min of meer vaste, goede eigenschap van een persoon, die ertoe leidt dat hij moreel juist
handelt. Deugend zijn bijvoorbeeld: moed, zorgzaamheid, naastenliefde, hoop, respect, integriteit en
zuinigheid.
Ethiek, een systematische reflectie op morele vragen, op basis van rationele argumenten. Wanneer
mensen afstand nemen van hun instinctieve gedrag en op een redelijke manier het verschil tussen
goed en kwaad kunne beargumenteren, komen we op het terrein van de ethiek. Er zijn verschillende
manieren om systematisch na te denken over morele vragen.
Descriptieve ethiek, beschrijvende ethiek. Bijvoorbeeld: beschrijvingen van opvattingen van sociaal
werkers over het beroepsgeheim. Het gaat hier over feiten: hoe gedragen mensen zich in morele
kwesties en welke argumenten gebruiken ze hierbij.
Prescriptieve of normatieve ethiek, voorschrijvende ethiek. Beroepscode, utilisme, zorgethiek. Het
gaat er niet om hoe mensen zich feitelijk gedragen of hoe ze feitelijk denken, maar om hoe mensen
zich zouden moeten gedragen. Vanuit de normatieve ethiek kun je algemene principes zoeken die je
helpen om te bepalen wat moreel juist gerag is. Bij prescriptieve ethiek gaat het om een voorschrift.
Beroepsethiek, wanneer je voor bepaalde beroepsgroepen specifieke morele regels voorschrijft.
Meta-ethiek, ethiek die fundamentele morele vraagstukken bestudeert. Zijn waarden universeel of
cultuurgebonden? Het gaat over morele vraagstukken van een hoger abstractieniveau. Je reflecteert
op betekenis, herkomst en geldigheid van visies op goed en kwaad.
Universele waarden omvatten waarden die voor iedereen gelden. Cultureel relativisme gaat uit van
het standpunt dat er geen algemene universele principes zijn in de moraal.
Universalisme, gaat ervanuit dat fundamentele morele principes universeel geldig zijn en toepasbaar
op vergelijkbare mensen in vergelijkbare situaties, ongeacht de plaats en tijd waarin ze leven.
Beschrijvend universalisme stelt dat het een feit is dat overal dezelfde waarden gelden, en een
normatief universalisme. Deze laatste benadering streeft ernaar dat bepaalde centrale waarden,
zoals di in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, mondiaal worden aanvaard. Hier
gaat het dus om een ideaal.
Wilsvrijheid, betekent dat de menselijke wil niet uitsluitend wordt bepaald door invloeden, zoals
erfelijkheid, opvoeding en omgeving. Een mens die wilsvrijheid heeft, bepaalt zijn eigen wil. Het is de
vraag in hoeverre mensen vrij zijn om zelf keuzes te maken. Bij maatschappelijke vrijheid gaat het
om de vrijheid van een individu binnen de samenleving.
Gelijkheid
Natuurlijke gelijkheid, is het uitgangspunt dat mensen van nature gelijk zijn.
Economisch-culturele gelijkheid, gedeeltelijk zijn verschillen tussen mensen aangeboren en
gedeeltelijk ontstaan ze doordat er in de samenleving ander smet mensen wordt omgegaan. Als
mensen aan elkaar gelijk zijn wat betreft inkomen en maatschappelijke mogelijkheden noem je dat
economisch-culturele gelijkheid.
Rechtsgelijkheid, vormt de basis van de rechtsstaat: mensen zijn voor de wet gelijk.
Rechtvaardigheid, een begrip waarmee een verbinding kan worden gelegd tussen vrijheid en
gelijkheid. Als we streven naar een rechtvaardige situatie, betekent dat niet dat iedereen gelijk
behandeld hoeft te worden (je geeft bijvoorbeeld kinderen die extra aandacht nodig hebben tijdens
een middag knutselen op school meer aandacht).
Schaamte, men wil niet dat anderen zien dat zij in strijd met normen en waarden handelen. Stel je
pakt een koekje terwijl je weet dat het niet mag en je wordt betrapt door je moeder.
, Schuld, wanneer je in strijd met je geweten handelt, voel je schuld. Schuld is dus een gevoel van een
individu, terwijl schaamte altijd optreedt in een sociale situatie.
De theorie van Kohlberg gaat over de morele ontwikkeling en sluit aan bij de cognitieve ontwikkeling.
Er zijn verschillende stadia in de cognitieve ontwikkeling.
Preconventioneel niveau, de morele actor past zich nog niet aan aan zijn omgeving. Dit komt
meestal voor bij kinderen. Op dit niveau zijn mensen egocentrisch, houden geen rekening met een
ander en denken vanuit zichzelf.
Gehoorzaamheid en straf, de actor doet iets, of laat iets na, omdat hij daarmee een beloning
of straf kan verdienen.
Voor wat hoort wat, de actor verdedigt zijn eigenbelang en gaat ervan uit dat anderen dat
ook doen.
Conventioneel niveau, de morele actor houdt rekening met zijn omgeving. Hij is in staat om te
bedenken hoe de situatie er voor een ander aanzit. Dit niveau wordt vooral aangetroffen bij
adolescenten en volwassenen.
Brave jongen / braaf meisje, de actor beseft dat hij bij een groep hoort en hij wil
gewaardeerd worden door zijn directe sociale omgeving.
Wet en orde, de actor wil zich vooral aan gewoonten en weten houden, omdat dit de sociale
structuur in stand houdt. Als iedereen dot waar hij zin in heeft, leidt dit tot chaos.
Postconventioneel niveau, de actor kan afstand nemen van de feitelijke situatie en zelfstandig
bedenken wat juiste waarden en nromen zijn. Hij gaat uit van universele principes. Dit kan alleen als
hij in staat is om abstract te denken.
Mensenrechten, de actor baseert zich op algemene rechten die voor iedereen zouden
moeten gelden.
Universele waarden, de actor gaat uit van universele morele principes die niet gebonden zijn
aan een gemeenschap. Hij voelt zich verbonden aan deze principes.
Kritiek op Kohlberg
Bij de onderzoeken is er aan mensen gevraagd hoe zij denken te handelen, het is immers de vraag of
men in het echt ook zo reageert. Kohlberg is niet neutraal in zijn theorie. Hij is niet alleen descriptief,
maar ook prescriptief. Hij stelt namelijk dat handelen op basis van abstracte principes in moreel
opzicht beter is dan handelen vanuit verbondenheid met de mensen om heen. JE kunt je afvragen of
dit inderdaad het hoogste ideaal is.
Morele niveaus volgens Gilligan
Pre conventioneel niveau, actor handelt vanuit egoïsme
Convenioneel niveau, actor handelt vanuit altruïsme (zelfopoffering, jezelf wegcijferen).
Postconventioneel niveau, actor zoekt evenwicht tussen belang van zichzelf en dat van de ander.
Hoofdstuk 2 – Normatieve theorieën
Vanuit verschillende benaderingen kun je verschillende keuzes maken.
Argumentatie 1: wat zijn de gevolgen. Argumentatie 2: Stel dat iedereen dat zou doen…
Argumentatie 3: Wie wil ik zijn?
Als je je bewust bent van de manier waarop jij je keuzes bepaalt, kun je beter beargumenteren
waarom je iets doet. Normatieve theorieën zijn bedoeld om een algemeen antwoord te geven op de
vraag hoe mensen moreel juist zouden moeten handelen. Ze zijn dus prescriptief, ofwel
voorschrijvend. Er zijn verschillende ethische theorieën, die we op basis van de manier waarop wordt
geredeneerd, kunnen onderverdelen in drie categorieën. De eerste groep normatieve theorieën
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Lvanvliet. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.