Dit is een samenvatting van alle colleges van dit blok, in combinatie met alle hoofdstukken van het boek Handboek Jeugdhulpverlinging, een orthopedagogisch perspectief op kinderen en jongeren met problemen. Ook staan de belangrijkste punten uit de volgende artikelen erin: " I love my sister, but so...
,College 1 – 11 November 2024
Bij orthopedagogiek wordt er gekeken naar het systeem rondom het kind. De
relatie tussen kind en zijn opvoeders -thuis of op school kunnen onderdeel zijn
van het probleem of de basis bieden voor de oplossing. De taak van de
orthopedagoog is om het kind (of cliënt) zo zelfredzaam mogelijk te maken.
Intern-gedefinieerde problematische opvoedsituatie: Er is een opvoeder
die wenst dat de ontwikkeling van het kind op een bepaalde manier verloopt.
De opvoeder heeft een aantal ontwikkelingsdoelen. De opvoeder is niet
tevreden met de ontwikkeling van het kind gezien de opvoedingsdoelen. De
opvoeder heeft handelingsverlegenheid en weet niet hoe hij de ontwikkeling
van het kind kan sturen. De opvoeder mist de verwachting dat hij samen met
professionele hulp de ontwikkeling van het kind kan sturen.
Extern-gedefinieerde problematische opvoedsituatie: Er is een
buitenstaander die het belangrijk dat de ontwikkeling van het kind gunstig
verloopt, die buitenstaander kan een leerkracht zijn, een huisarts, politieman
etc. De buitenstaander constateert dat de ontwikkeling niet verloopt zoals het
hoort te lopen, dit wordt beoordeeld aan de hand van maatschappelijke
opvoedingsdoelen. De buitenstaander is van mening dat de ongewenste
ontwikkelingssituatie komt door de opvoeder. De buitenstaander verwacht niet
dat het gedrag van de ouders binnen een bepaald termijn zal veranderen
Primaire opvoedingsproblemen: De opvoeder ervaart onzekerheid over wat
te doen in bepaalde situaties en wat er verwacht kan worden van kinderen op
welke leeftijd.
Secundaire opvoedingsproblemen: Handelingsverlegenheid van de
opvoeder is het gevolg van kenmerken van het kind (bijv. individuele
beperkingen op het vlak van opvoeding, functioneren of leren en gedrag), de
opvoeder (bijv. individuele problematiek en hun eigen wensen boven die van
hun kind plaatsen) of de context (bijv. buitenstaander kan een
opvoedingssituatie als problematisch beschouwen, omwille van bekendheid
met de cultuur van die persoon).
Gedrags- en emotionele problemen
- Ongewoon gedraag of emoties. Ook psychosomatische klachten -> als
iemand lichamelijke problemen heeft en er geen medische verklaring
voor kan gevonden.
- Heel veel kinderen hebben wel eens gedragsproblemen tijdens de
opvoeding. Zoals het moeten leren leven met een nieuw broertje of zusje
en de tijd van de ouders delen, dit zijn lichte problemen.
Contextgebonden problemen zijn problemen die alleen voorkomen in een
bepaalde context, zoals gedragsproblemen met een leraar.
Fasegebonden gedrag is bijvoorbeeld de puberteit, het zal overgaan
wanneer ze ouder worden. Ernstige problemen zijn problemen waar echt
hulp bij nodig is.
- Wanneer is het een gedragsprobleem?
, o Dit hangt af van de ontwikkeling, het is belangrijk om kennis te
hebben van de typische ontwikkeling. Dit geeft echter geen
scheidslijn, er is heel erg veel verschil tussen de individuen en hun
gedrag. Bijvoorbeeld driftbuien, er is geen vast punt waarop
driftbuien niet meer voorkomen.
o Continuümgedachte. Heel veel problematiek is eigenlijk gewoon
gedrag van een kind, maar dan in het extreme. Dus vaker, of
langer durend (frequency, intensity, duration). Bijv. het is best wel
normaal om als kind bang te zijn voor honden, maar als het een
aantal maanden aanhoudt, waarin het kind bijvoorbeeld niet naar
buiten durft omdat er honden zijn of heel hard wegrent, dan kan er
beter naar gekeken worden.
o Context. De setting en pedagogische aanpak kan invloed hebben
op gedragsproblemen. Bijvoorbeeld het verschil van gedrag van
een kind in een kleine of grote klas. Ook heeft cultuur invloed, een
voorbeeld hiervan is het verschil in slaapproblemen over de wereld.
o Informant. Wie verteld je over de problemen, hoeveel kennis heeft
die persoon over de ontwikkeling? Bijv. ouders weten niet wanneer
het normaal is dat driftbuien stoppen en denken dat ze met drie
jaar oud al te horen stoppen. Het kan ook zijn dat je eigen
uitdagingen tegen komt in de opvoeding, bijv. als het kind
leesproblemen heeft en de ouder dat zelf ook heeft gehad.
- Classificatie is niet het stellen van een diagnose. Het is het systematisch
ordenen van gedragsproblemen op basis van eigenschappen en
onderlinge relaties die onderzoekers hebben gesteld.
o Klinisch-psychiatrisch: Je hebt de DSM 5 en ICD 11. Het is een
handleiding voor gedragsproblemen. Het heeft een checkbox
systeem, hoeveel vakjes iemand aankruist is afhankelijk van het
probleem. Deze systemen zijn voornamelijk uit een westerse blik
geschreven. Bijv. eetstoornissen; je maakt je heel erg druk met
gewicht en hoe je eruit ziet, maar in bepaalde delen van de wereld
geven mensen met anorexia helemaal niet aan dat ze kijken naar
gewicht of hoe ze eruit zien, ze zeggen bijvoorbeeld dat ze last
hebben van hun darmen en dat ze daarom niet willen eten of
vanwege het geloof vasten. Ze zouden dit vakje dus niet
aankruisen.
o Empirisch-statistisch: Je hebt het Achenbach systeem (CBCL
(child behaviour checklist), TRF (teacher report form), YSR (youth
self-report). Dit wordt op een psychometrische manier gemeten
door middel van steekproeven. Door die grote steekproeven kun je
het gedrag van het kind vergelijken met het gemiddelde van de
populatie. Wat die populatie is, kan de orthopedagoog zelf bepalen.
Dit heet normeren. Hierdoor krijg je profielen met overeenkomsten,
die vormen syndroomschalen. Dus bijvoorbeeld als je hoog scoort
op bepaalde gedragingen, dan scoor je ook hoog waarschijnlijk op
een bepaald andere gedragingen.
Epidemiologie
, - Hoe vaak komt het voor? Hierbij kun je kijken naar prevalentie (alle type
gedragsproblemen binnen een bepaalde perioden) en incidentie (alle
dingen die er nog bij komen).
- Volgens het boek zijn gedragsproblemen stabiel en kan zelfs erger
worden als het niet behandeld wordt. Een nuance hierbij is dat er ook
onderzoek is gedaan waaruit kwam dat kinderen ook een lichtere variant
van hun gedragingen krijgen. Ze blijven wel op het spectrum, maar het
kan wel afnemen.
- Prevalentiecijfers bij jongens liggen hoger dan bij meisjes over het
algemeen. Dus er zijn in de hulpverlening meer jongens dan meisjes.
Jongens tonen vaker externaliserende problemen, en zijn daarom sneller
gevonden, dan meisjes die meer internaliserende problemen vertonen.
Etiologie
- Het verklaren van gedrags- en emotionele problemen. Dit kan met
verschillende modellen, zoals het Bronfenbrenner of ecologisch model.
- Gedragingen komen voort uit verschillende factoren (multicausaliteit).
Het is een complexe interactie van factoren. Er zijn risico factoren en
protectieve factoren.
- De cumulatiehypothese is dat kinderen in situaties waar risico’s op
risico’s worden gestapeld, de gedragsproblemen een veel grotere kans
hebben om naar voren te komen.
- Er zijn over het algemeen meer gedragsproblemen bij jongens. Dit kan
komen door een verschillende manier van gedrag uiten tussen
geslachten. Dit is wel constant in beweging. Bijv. de man-vrouw relatie bij
mensen met autisme is nu 3:1, maar vroeger was het 4:1.
- Op verschillende leeftijden zijn er andere gedragingen. Bijv. depressie.
Dit uit zich eerder alleen maar in psychosomatische klachten, zoals
buikpijn en hoofdpijn.
- Kinderen die zich in een lagere sociaal-economische positie bevinden
hebben een grotere kans op gedragsproblemen. Bijv. een kind die in een
arm huishouden woont heeft niet veel speelgoed en de ouders werken
twee baantjes, waardoor ze niet vaak thuis zijn heeft een grotere kans op
gedragsproblemen dan een kind waarvan de ouders een betere sociaal-
economische positie hebben en daardoor speelgoed kunnen betalen en
veel aandacht hebben voor het kind. Beide ouders doen veel voor hun
kind, maar bij de arme situatie moeten de ouders veel werken om goed
voor het kind te kunnen zorgen. (cumulatief risico)
Diagnostiek
- Onderkennende, classificerende diagnostiek: wat is er aan de hand?
Komen de problemen vaak voor? Manifesteren de problemen in
verschillende contexten (dus, alleen thuis of ook op school)? Het gebruikt
het classificatiesysteem. Hulpmiddelen hierbij zijn het verkennende
interview, waarbij klachten worden verhelderd en geconcretiseerd. Ook
een vragenlijst zoals de Child Behavior Checklist kan worden gebruikt.
Zodra blijkt dat een kind gedrags- of emotionele problemen heeft, wordt
de diagnose gezocht door vergelijkbare problemen bij andere kinderen te
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur jeskedejong. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.