Actuele methodieken: cliëntperspectief
Begrippenkader
Methode/methodieken -> vaag, niet duidelijk wat het is
Marie Kamphuis -> pionier van het sociaal werk
Historisch besef van waar we komen
Wat zijn de verschillen/gemeenschappelijkheden?
Maatschappelijke veranderingen
Armoede -> lot van God
Caritas: armoede zorg => iets goed doen voor God
Armen -> goede en slechte (weestand, opstand) armen => dubbelheid
Vandaag nog altijd: leefloners -> goede en slechte
Men zorgden voor de armen uit angst, uit angst voor de opstand die er zou
komen
Sociaal werk ontstaan bij de industrialisering -> einde 19e eeuw
Gevolgen: overbevolking, slechte hygiëne, kindersterfte, slechte huizen, …
Bourgeoisie: keken naar armen alsof ze heropgevoed moesten worden, als
een gevaarlijke klasse
Filantropie: welzijn van andere verbeteren, verhogen
Waarom? Heeft te maken met hun visie, hoe ze naar die omstandigheden
keken
Ze hadden angst voor de gevaarlijke klasse, voor opstand, weestand
Angst voor bepaalde ziektes
Vrouwen en kinderen moesten werken -> dames (burgerij) vonden het
belangrijk om hun norm duidelijk te maken en hun te heropvoeden
Keken niet naar de context, omstandigheden
Alles werd bekeken vanuit individuele verantwoordelijkheid
Opstart kinderopvang: moeders waren slechte ouders, want ze brachten
hun kinderen naar de kinderopvang
Vandaag: sommige sturen bewust hun kinderen niet naar kinderopvang
Hefbomen: opvoeding, onderwijs en tewerkstelling
Leerplicht, verbod op kinderarbeid, wet op kinderbescherming
Alle kinderen hadden recht op een goede opvoeding
Ontstaan sociaal werk
Kinderbescherming -> belang van het kind
Ouders zijn verantwoordelijke voor opvoeding tenzij veiligheid van
kinderen in gedrang zou komen
Tenzij: reden om tussen te komen, in te grijpen, sociaal werk
Het verleden werkt door…
Spanningsveld disciplinering – emancipering
,Disciplineren: dwingende, controlerende visie bv dwingen om te werken,
niet opdagen op afspraak vdab -> uitkering meer
Emanciperen: brede, sociale visie bv spuitenruil, gebruikersruimte
installeren (drugs) -> als ze dan toch gebruiken, zorg dan dat het veilig is
Spanningsveld individu – structuur
Wanneer werkt sociaal werk?
Als we individu zo goed mogelijk helpen?
Als we de samenleving zo goed in elkaar steken zodat er geen individuele
vragen meer zijn, zodat het perfect toegankelijk is voor iedereen
Mary Richmond: aan de basis van de professionalisering van sociaal werk
Keek naar de oorzaken van armoede
Keek niet naar armoede als het lot van God
Wisselwerking tussen individu en structuur
Oog voor de cliënt en probeerde die actief te betrekken in het proces
Grondlegger van een stappenplan
Onderzoek, diagnose, handelingsplan en evaluatie -> vergelijking
met medische wereld
Scholing en meer deskundigheid nodig -> theoretisch kader
Eerste sociale scholen opgericht -> om stappenplan te kunnen
aanleren
Ontstaan andere inzichten zoals psychoanalyse
Social casework
1920: minister van justitie -> Emiel Vandevelde
Oprichting sociale scholen
Heel goed zicht op de gevolgen van de oorlog -> criminaliteit, alcoholisme,
verwaarlozing, vandalisme
Doel: norm terug naar voor te brengen, aanpassing van de norm
Disciplinerende, controlerende zien we terugkomen
Eerste Belgische scholen -> Brussel en Antwerpen
Brussel: sociale actie, structuur
Antwerpen: individuele hulpverlening
Spanningsveld individu-structuur -> komt terug in de algemene definitie
van sociaal werk
- Sociaal werk = breed veld van activiteiten
- En-en verhaal
- Individuele en maatschappelijke verandering
- Verschillende referentiekaders
- Krijgen vorm vanuit verschillende methodes
Perspectieven
Systeemperspectief en actorperspectief
- Hoe doen we iets, welke manier
- Doen we de dingen goed
- Doen we de goede dingen goed
Werkprincipes
, Rode draad in dit vak
Zeven principes
Examenopdracht!!
Overal aanwezig en toepasbaar binnen elke methodiek
1. Recht op privacy en vertrouwelijkheid
Bescherming van het verhaal van de cliënt, cliëntsysteem (gezin,
omgeving)
Correct en respectvol omgaan met informatie en gegevens
Vertrouwelijke relatie, gebondenheid, discretie plicht en beroepsgeheim
2. Mensen hebben recht op een kwaliteitsvolle en transparante dienst-
en hulpverlening
Iedereen moet hetzelfde behandeld worden, krijgt dezelfde zorg
Vertrekken vanuit vragen en noden van cliënt
Transparante en open relatie
Alles duidelijk communiceren met de cliënt
Alle kennis en vaardigheden inzetten
3. Maximale participatie van cliënten en de systemen waartoe ze
behoren, rekening houden met de mogelijkheden
Cliënt zoveel mogelijk betrekken en mee laten participeren in proces,
traject
Rekening houden met Nivea principe (niet invullen voor een ander)
Mogelijkheden en capaciteiten van de cliënt
4. Subsidiariteitsprincipe en maatzorg
Maximale inschakeling van capaciteiten van cliënt
Minst ingrijpende hulpverlening eerst
5. Emancipatorische hulpverlening
Autonomie en zelfredzaamheid bevorderen
Zorgen dat mensen terug meer grip krijgen op hun leven
Afhankelijkheid van hulpverlening zo klein mogelijk maken
Vaardigheden en kennis aanleren
6. Hulpverlening is een ethisch gevoelige materie waarbij het
deontologisch kader continu bewaakt moeten worden
Hulpverlening is niet waarden vrij
Eigen referentiekader mag niet ons kompas zijn, maar wel ons
beroepsprofiel met waarden en normen
Aandacht en respect voor keuzes van de cliënt
7. Signaalfunctie binnen welzijnswerk
Oog hebben voor zaken, thema’s die het individuele overstijgen,
structureel terugkomen
Systematisch opsporen, probleemsituaties
Tekorten in regelingen, wetgeving, gebrekkig functioneren van diensten
Interventies
, Verbinding door de vraag:
- Op welke gronden
- Door wie
- Ten aanzien van wie
- Met welke effecten
Sociale werkpraktijken of interventies ingezet worden
Wanneer komen we tussen?
Subsidiariteitsprincipe en maatzorg
- Interventies zijn niet neutraal
- Kadert binnen een bepaalde opvatting over de relatie tussen
individu en samenleving
- Handelen en maatschappelijke discussies
- Dus: verantwoordingsopdracht
- We hebben als sociaal werker eigenlijk veel macht
Verantwoordelijkheid -> komt overal in sociaal werk terug
Bv OCMW -> activeringsdiscours
Oefening: de versperde brug
1. De vrouw
2. De gek
3. De minnaar
4. De vriend
5. De schipper
6. De echtgenoot
Hoe je naar iemand kijkt, zo ga je die ook behandelen
Hoe je over iets denkt, bepaalt je aanpak
Waarden, normen en referentiekader zegt iets over je handelen
Visievorming
Methodiek en methode
De verbinding tussen het theoretisch referentiekader en aanpak =
methodiek
Waarom kiezen we voor een bepaalde aanpak
Mens en maatschappijbeeld
Doel en manier van kijken
Gericht, richting aan proces als hulpverlener
Verbinding vanuit theoretisch referentiekader
De aanpak zelf = methode
Hoe? Hoe gaan we werken om een doel te bereiken
Systematisch, weloverwogen wijze
Hoe gaan we in een bepaalde situatie met een cliënt aan de slag
Creativiteit
Wat werkt erbij wie
Bv: preventie uithuiszetting -> methodiek, aanklampend werken ->
methode