EUROPEAN INTEGRATION
HOOFDSTUK 1: THEORIES OF EUROPEAN INTEGRATION
THEORIEËN
DE INTELLECTUELE ACHTERGROND
DAVID MITRANY – ‘A WORKING PEACE SYSTEM’ (1943): ACADEMISCH
o Erfenis van de mislukte Volkenbond: nationalisme als oorzaak van oorlog
Zijn idee: hoe oorlogen voorkomen
o Elimineer het nationalisme door staten te laten samenwerken
o Oprichting van een reeks internationale functionele (sectorale) agentschappen
o Verwachting dat staten de voordelen van samenwerking zullen ontdekken en dat toenemende
samenwerking staten ervan zal weerhouden onafhankelijk op te treden
o Politieke elites en uiteindelijk burgers zullen worden gesocialiseerd in een internationale
omgeving
o Depolitisering van de machtsoverdracht, bureaucratisch proces geen doel om regionale of
wereldwijde federaties op te bouwen (samenwerking over beleid met andere mensen buiten
politici's zoals technische mensen)
ALTIERO SPINELLI AND THE EUROPEAN UNION OF FEDERALISTS: POLITIEK
o Erfenis van de verzetsbewegingen uit WO II
o Ventotene Manifesto (1941): oproep tot een Europese Federatie
o Expliciet doel van een overdracht van politiek gezag: afschaffing van de soevereine natiestaten
en oprichting van een Europese federatie, politiek project
o Het Europese Congres (Den Haag 1948) slaagde er niet in de verwachte federatie op te richten
JEAN MONNET - FUNCTIONAL FEDERALISM: POLITIEK EN BUREAUCRATISCH
o Technocraat en planner
o Context:
Economische wederopbouw van Frankrijk
De noodzaak om de Duitse economische wederopbouw te beheersen
o Oprichting van supranationale instellingen om staten onderling afhankelijk te maken
o Begin met strategische sectoren en voeg later andere sectoren toe: spill over
o Het uiteindelijke doel is een politieke unie, door te beginnen met economische integratie
THEORIEËN VAN EUROPESE INTEGRATIE
NEOFUNCTIONALISME (ERNST HAAS - 1958, LEON LINDBERG – 1963/1968)
o Kritiek op de dominante IR-theorie van realisme
o Pluralistische theorie: staten zijn geen verenigde actoren en zijn niet de enige internationale
actoren:
Pluralistisch: binnenlandse belangengroepen en private actoren beïnvloeden het
internationale gedrag van nationale overheden
Transnationalisme/ transgouvernementalisme: binnenlandse belangengroepen omzeilen
nationale overheden en zoeken contact met elkaar
Multinationale ondernemingen en de Europese Commissie worden belangrijke spelers en
bondgenoten
Functionele overloop: toenemende sectorale integratie als gevolg van onderlinge
verbondenheid
Politieke overloop: particuliere actoren richten zich op het internationale niveau en
lobbyen bij politieke actoren om door te gaan met integratie
Gecultiveerde overloop: de Europese Commissie bevordert de integratie
,o Empirisch probleem: nationale veto’s (De Gaulle!)
INTERGOUVERNEMENTALISME (STANLEY HOFFMANN – 1964/1968)
o Voortbouwend op de IR-theorie van realisme
o Regeringen van staten zijn dominant in de internationale betrekkingen en de Europese
integratie:
Externe druk beïnvloedt het internationale gedrag van nationale overheden
Nationale overheden controleren de integratie en houden de nationale belangen in het
oog
Binnenlandse belangengroepen spelen een rol, maar nationale overheden houden de
controle (overheden genieten de soevereine macht en de democratische legitimiteit)
Wanneer nationale belangen samenvallen, is functionele integratie mogelijk voor zover
deze de individuele nationale belangen dient
Politieke integratie en integratie in ‘hoge politieke’ sectoren (bijvoorbeeld het
buitenlands beleid) blijven hoogst onwaarschijnlijk
LIBERAAL INTERGOUVERNEMENTALISME (ANDREW MORAVCSIK – 1993)
o Meer verfijnde versie van intergouvernementalisme:
Staten zijn rationele actoren, maar geen ‘zwarte dozen’: nationale regeringen spelen een
‘spel op twee niveaus’; ten eerste een binnenlands pluralistisch of liberaal
belangenaggregatieproces en ten tweede de internationale vertegenwoordiging van het
nationale belang door de nationale overheid
Nationale regeringen onderhandelen in de Raad van Ministers om het gemeenschappelijk
beleid en de noodzakelijke institutionele regelingen vast te stellen
Integratie wordt gevormd door nationale voorkeuren, die gebaseerd zijn op nationale
economische belangen, en de uitkomst weerspiegelt de onderhandelingsmacht van
staten
o Empirische kritiek: Moravcsiks analyse alleen voor intergouvernementele politiek op hoog
niveau en veel minder voor dagelijkse technische beslissingen
SUPRANATIONAL GOVERNANCE (SANDHOLTZ/ STONE SWEET - 1998)
o Puzzel: verschillende niveaus van integratie op verschillende beleidsterreinen
o Toenemende internationale transacties leiden tot een supranationale samenleving van actoren
die voorstander zijn van internationale regels; ze lobbyen bij hun regeringen om deze regels op
te stellen, die vervolgens worden verfijnd door supranationale instellingen en rechtbanken en
zich onttrekken aan de controle van de nationale regeringen
o Empirische kritiek: niet van toepassing op politiek op hoog niveau (verdragswijzigingen,
buitenlands beleid)
NEW INTERGOUVERNEMENTALISME (BICKERTON, HODSON, PUETTER 2015)
o Nationale overheden zijn de motor van integratie
o De voorkeuren van nationale overheden worden gevormd door de binnenlandse politiek
o Verdere integratie (samenwerking?) maar zonder erosie van de nationale soevereiniteit
o verdere industrialisering van procedures die de lidstaten bevoordelen (Europese Raad, Europees
Semester)
o Het nieuwe intergouvernementalisme wordt ook voorgesteld als een bestuurstheorie
POSTFUNCTIONALISME (HOOGHE EN MARKS 2009)
o Functionele behoeften verklaren de oorspronkelijke stap van de Europese integratie, maar de
beslissingen van de Europese instellingen beïnvloeden de publieke opinie en veroorzaken
publieke zorgen (identiteits- en welzijnsgerelateerd)
, o Politisering van de Europese integratie van permissieve consensus naar beperkende dissensus
niveau van integratie en beleidsoutput bepaald door ‘normale politiek’
HOOFDSTUK 2: HISTORY OF
EUROPEAN INTEGRATION I
1945-1957: FIRST STEPS TOWARDS
INTEGRATION
FEDERALISTEN VS. INTERGOUVERNEMENTALISTEN
o De ‘Europese Beweging’: pleidooi voor een Federaal Europa
1923: Richard Coudenhove-Kalergi: ‘Pan-Europa’
1929: Aristide Briand: toespraak van de Volkenbond
1944: Altiero Spinelli: ‘Ontwerpverklaring van het Europese verzet’
Jean Monnet: sleutelfiguur van de Europese federalisten
o Het concurrerende intergouvernementele perspectief
1946: Winston Churchill: ‘Toespraak in Zürich’
o Het Europese Congres in Den Haag (1948): overwinning van de intergouvernementele visie op
de Europese integratie
1949: Raad van Europa: beperkte productie, behalve op het gebied van de
mensenrechten (Europese Verklaring van de Rechten van de Mens, Europees Hof voor de
Rechten van de Mens) Raad van Europa. Aparte organisatie hoort niet bij de Europese
unie, internationale organisatie
BETROKKENHEID VS
o Na WO II: verwoestende situatie in West-Europa motiveert de VS om mee te doen:
Economisch herstel via het Marshallplan
Organisatie voor Europese Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)
o Het begin van de Koude Oorlog brengt Amerikaanse militaire aanwezigheid in West-Europa met
zich mee
o Griekenland – 1947; NAVO - 1949
o Het Marshallplan opent de kwestie van het Duitse herstel: hoe kan het herstel van de Duitse
economie worden verzoend met de economische ontwikkeling en militaire veiligheid van
Frankrijk?
WAAROM BEMOEIT DE VS ZICH?
Integratie zorgde ervoor om de mensen meer rijk te maken waardoor ze niet voor het communisme
zouden stemmen. Armere mensen stemmen vaker voor het communisme. Dit is de drijfveer voor de US
om het MP op te starten. Investering uit eigen belang. Omdat samenwerking en integratie beter werkt
dan iets individueel. Duitsland moest betrokken worden omdat het een belangrijke economische kracht
was door de koolmijnen. Reden voor de US maar EU wantrouwig.
FRANKRIJK, JEAN MONNET AND ROBERT SCHUMAN
o Frankrijk ziet met tegenzin het ongecontroleerde economische herstel van Duitsland.
o Jean Monnet (een topambtenaar) haalt Robert Schuman (de Franse minister van Buitenlandse
Zaken) over om het Franse standpunt radicaal te veranderen en een voorstander te worden van
, de oprichting van een supranationale organisatie voor het beheer van de economische sectoren
van kolen en staal.
o Monnets idee was dat de integratie van de kolen- en staalsector uiteindelijk zou leiden tot de
integratie van de hele economie (vgl. spill-over logica van het functionele perspectief)
o Het voorstel van Schuman wordt gesteund door Adenauer (BRD) en Acheson/ Truman (VS)
DE SCHUMAN-VERKLARING EN DE ECSC
o Schuman-Verklaring (9 mei 1950): voorstel om een supranationale organisatie op te richten
bestaande uit Frankrijk en Duitsland en een uitnodiging aan de Benelux en Italië om zich bij het
initiatief aan te sluiten.
o Groot-Brittannië was niet uitgenodigd, omdat Frankrijk vreesde dat een Britse afwijzing van het
supranationale karakter het integratieproces in gevaar zou brengen.
April 1951: ondertekening van het Verdrag van Parijs tot oprichting van de Europese
Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS).
Augustus 1952: oprichting van de EGKS
o Structuur en beleid van de EGKS:
Oprichting van een Hoge Autoriteit, een Hof van Justitie, een Raad van Ministers en een
Gemeenschappelijke Vergadering
Totstandbrenging van een gemeenschappelijke markt voor kolen en staal en
gemeenschappelijke controle over de productie, de prijsvorming en de concurrentie
Kolen en staal (Verdrag van Parijs) wapen en energiebron
MISLUKTE POGING OM EEN EUROPESE DEFENSIEGEMEENSCHAP OP TE RICHTEN
o Pleven-plan (1950) een Europese Defensiegemeenschap (EDC) met als doel West-Duitsland te
remilitariseren onder controle van andere West-Europese staten
o Onderhandelingen tussen de 6 lidstaten van de EGKS (1951-1952)
Mei 1952: ondertekening van het EDC-verdrag
o Mislukte ratificatie van het EDC-verdrag in de Franse Assemblée (1954), onder druk van Charles
De Gaulle.
o Alternatieve en succesvolle poging tot remilitarisering: West-Duitsland (BRD) wordt in 1955
NAVO-lid.
OPRICHTING VAN DE EEG EN EURATOM
o De over spill logica van Monnet voegt een nieuwe sector toe aan de integratie: atoomenergie.
o Messina 1955: De ministers van Buitenlandse Zaken van de EGKS geven opdracht tot een
rapport van Paul Henri Spaak waarin verdere stappen in het integratieproces worden besproken
o Venetië 1956: ‘Report Spaak’ stelt voor om twee nieuwe organisaties op te richten: (één voor
atoomenergie en één voor een gemeenschappelijke markt): start van een Intergouvernementele
Conferentie (IGC)
o Alle EGKS-lidstaten steunen het idee, hoewel Frankrijk aanvankelijk het idee van de
gemeenschappelijke markt verwerpt (redenen: overzeese gebiedsdelen, landbouw, nationale
industrieën)
o De onderhandelingen tussen de zes EGKS-lidstaten leiden tot:
De Verdragen van Rome (1957)
Het EURATOM-Verdrag
Het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (EEG)
o Ratificatie van beide verdragen in 1957
o Nieuwe instellingen van kracht in 1958
De Hoge Autoriteit wordt de Europese Commissie
meer bevoegdheden voor de Raad van Ministers
De Gemeenschappelijke Vergadering en het Hof van Justitie blijven ongewijzigd
Brussel wordt ‘hoofdstad van Europa’
1958-1969: DE GAULLE DOMINATES EUROPEAN POLITICS
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Veya86. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,46. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.