Les 1:
- Leroy en driessen 2007
- Leroy in milieu en ruimte
- Extra: vlaamse raad
Les 2:
- Leroy en wiering 2007
- Memorie van toelichting, vlaamse raad
Les 3:
- Leroy en driessen 2007 (1)
Les 4:
- Runhaar en driessen 2007
- Crabbé en leroy 2008
Les 5:
- Paredis et al, Vlaanderen in transitie
- Decreet amb
- Extra: loots, van den broeck en leroy
Les 6:
- Paredis en block
- Paredis et al, Vlaanderen in transitie (5)
Les 7:
- Craye 2001
- Extra: public risk perception
Les 8:
- Driessen, goverde en leroy 2007
- Meijerink en van tatenhove 2007
- Crabbé en leroy 2008 (4)
Les 9:
- Pepermans en maeseele, manufacturing consent rereading news
- Extra: maeseele en pepermans, climate change communication
Les 10:
- Extra: dieperink en driessen 2007
- Extra: van der heijden 2006
,Les 1: Milieuproblemen als maatschappelijke
vraagstukken
Hoofdstuk 1: Milieu en samenleving, Leroy, P. & P. Driessen
(2007)
1. Milieuproblemen als sociale problemen
Milieu is sinds laatste kwart twintigste eeuw het verzamelwoord voor de fysieke
omgeving. Milieubeleid is daarom een verzamelwoord voor een sterk
uiteenlopend geheel van maatschappelijke inspanningen om milieuproblemen
het hoofd te bieden.
Beïnvloeding van het milieu/fysieke leefomgeving door de mens is zo oud als de
mens zelf. Lange tijd bleef deze echter beperkt, de natuur was de dominante
partij. Vanaf de verlichting en industriële revoluties werd de schaal, intensiteit en
impact van de invloed van de mens op het milieu steeds groter, wat leidde tot
een belangrijke cultuurverandering. De natuur werd steeds minder een
bedreigende en steeds meer een instrumentele eenheid. Die ingrijpende
veranderingen hadden ook sociale gevolgen: ze leidde tot onmogelijke
arbeidsomstandigheden waar ook de menselijke gezondheid werd door
aangetast.
De natuur werd steeds sterker aangetast door de mens en kreeg daardoor naast
sociaal/economische oorzaken ook meer maatschappelijke gevolgen zoals
dalende huis- en grond prijzen bodem verontreiniging. Een eerste golf van
milieuverzet dateerde van de late 19de eeuw wat leidde tot de eerste grote
natuurbeschermingsorganisaties. Pas vanaf 1970 kwam het hedendaagse
milieubesef op gang in het Westen met een wijdverspreide opinie dat
milieuproblemen ernstig zijn en dat er wat aan moet gebeuren. Kritische burgers
en wetenschappers golden als signaalgevers en een nieuwe sociale beweging, de
milieubeweging, kwam op. De overheid nam de milieuproblematiek ook vanaf de
jaren 70 serieus, wat resulteerde in nieuwe instanties en overheidsbemoeienis in
de vorm van milieubeleid.
Milieuvraagstukken zijn om tenminste 3 redenen maatschappelijke problemen en
zijn daarom voor sociale wetenschappers interessant:
1. Ze hebben maatschappelijk oorzaken.
2. Ze sorteren maatschappelijke effecten.
3. Ze lokken maatschappelijke reacties uit. Milieubeleid is een van deze
reacties.
2. De fysieke omgeving en haar maatschappelijke functies
Mens en samenleving kunnen niet anders dan in interactie met het aardse
fysieke milieu leven en het te benutten, het vervult allerlei functies: voor primaire
behoeften (voedsel, kleding, huisvesting), voor secundaire wensen (gezondheid
en ontwikkeling) en voor luxe behoeften (welvaart). Het fysieke milieu is eindig
en dus niet onuitputtelijk. Overschrijding van bepaalde grenzen doet juist afbreuk
,aan de (potentiele) functies die het voor mens en samenleving heeft. Dit wordt
weergegeven in het model van Dunlop (1993). Het kader stelt de carrying
capacity (draagvermogen) van de fysieke omgeving voor, die op haar beurt drie
functies vervult:
Het supply depot omvat de voorraden van al dan niet hernieuwbare
natuurlijke hulpbronnen.
Living space verwijst naar de ruimte voor huisvesting, landbouw, vervoer
etc.
Het milieu als waste repository verwijst naar het vermogen om vervuiling
te verwerken, oftewel het zelfreinigende vermogen.
Elk van deze drie functies verwijst naar een groep van milieuvraagstukken,
respectievelijk de uitputting van natuurlijke hulpbronnen, de aantasting van
ecosystemen en de verontreiniging van de fysieke omgeving. Deze drie groepen
beïnvloeden en versterken elkaar onderling. Het begrip milieuvraagstuk verwijst
naar een verslechtering van de kwaliteit van de fysieke omgeving. Hetzij
(Ecocentrisch) kwaliteitsverlies op zichzelf, hetzij (Antropocentrisch) verlies van
kwaliteit van fysieke omgeving leidt tot een verslechtering van de menselijke
gebruikswaarde.
3. Milieuproblemen gemodelleerd: van interactie en dosis-effect tot
DPSIR
Het model van Dunlap maakt duidelijk dat milieubeleid niet gaat om het regelen
van het milieu, noch om het regelen van mensen, maar juist om het regelen van
de interactie tussen beiden. Het blijft een vraag waar de door Dunlap
gesuggereerde grenzen liggen en waar en wanneer
de grens wordt overschreden die tot kwaliteits- en
functieverlies leidt. Dit behoort tot het terrein van
natuurwetenschappelijk milieuonderzoek. Het gaat
hier steeds om vragen van het dosis-effecttype: welke
dosis leidt via welke mechanismen tot welke
milieueffecten?
Dit dosis – effect model bleek te simplistisch. Vaak zijn er meerdere doses met
meerdere effecten, al dan niet op lange of korte termijn. Daarom wordt
tegenwoordig vaak de DPSIR keten gebruikt voor het modelleren van
milieuproblemen.
Aan de linkerkant van het dosis-effect model is er veel meer aandacht gekomen
voor de maatschappelijke oorzaken achter de fysieke doses. Die
maatschappelijke activiteiten vormen 1 groep driving forces achter
milieuvraagstukken, de andere groep bestaat uit onwillekeurige collectieve trend
(bevolkingsgroei). Driving forces (doelgerichte activiteiten en maatschappelijke
trends) veroorzaken pressure op het milieu. Deze milieudruk leidt tot
verandering, wellicht tot verlies, van de staat (state of the environment) van het
milieu wat allerlei gevolgen heeft (impact) op mens, natuur en economie. Deze
impact leidt
, vervolgens tot een maatschappelijke reactie (respons). Overigens vindt er
respons plaats op alle 4 de stadia van de milieuketen.
4. Milieuproblemen en hun maatschappelijke oorzaken
Velen zien de Verlichting en de Industriële Revolutie als sleutelperiodes en ook
de modernisering krijgt een sleutelrol in het verklaren van de milieuproblematiek.
Wetenschappers wijzen verschillende maatschappelijke oorzaken aan voor het
ontstaan van milieuproblemen:
1. Wetenschappelijk-technologische vooruitgang: De maatschappij is
technologisch zeer ontwikkeld, maar moreel onderontwikkeld. De mens
beheerst de natuur maar kan daar niet goed mee omgaan.
2. Winstbejag: Niet de behoefte van de mens maar winst maken drijft de
economie. Gedreven door de treadmill of production pleegt men roofbouw
op de fysieke omgeving.
3. Culturele pendant van die technologische revolutie en economische groei:
Door onze vaste grip op de natuur en onze gedrevenheid voor
kortetermijnwinst hebben mensen een vrijwel louter instrumentele
verhouding met de natuur gekregen. Het typisch Joods-Christelijk denken
over de natuur als een door de mens te onderwerpen grootheid.
4. Bevolkingsgroei. Oproep tot bevolkingspolitiek is het gevolg.
Beck omschrijft onze huidige samenleving als een ‘Risk Society’. Dit begrip bevat
2 aspecten van moderne samenlevingen: onze huidige samenleving wordt
geconfronteerd met nieuwsoortige risico’s en onze huidige instituties bieden
weinig houvast om die risico’s het hoofd te bieden. De risico’s verschillende van
vroegere risico’s omdat ze wereldomvattend, onvermijdelijk, onomkeerbaar en
lastig waarneembaar zijn.
5. Maatschappelijke en politieke agendering van milieuvraagstukken
Tussen een verlies aan milieukwaliteit en een eventuele maatschappelijke
respons daarop ligt de vraag welke milieueffecten maatschappelijk relevant
worden gevonden en welke niet. In het schema zou hier dus een schakel kunnen
toegevoegd worden, namelijk agendering. Een agenda is een instrument
waarmee aandacht wordt gereserveerd en prioriteiten worden aangebracht.
Alleen de constatering van een milieuprobleem, inclusief het beschikbaar zijn van
wetenschappelijke kennis daarover, speelt een relatief beperkte rol bij
agendering en daarmee ook bij het bepalen van de hoeveelheid
maatschappelijke, politieke en beleidsaandacht die dat probleem krijgt. Het feit
dat die rol relatief beperkt is heeft drie oorzaken: