Duidelijk gestructureerde en zelfgeschreven samenvatting van het vak Anatomie en Fysiologie. Bevat ook verwerkte notities van tijdens de les en potentiële examenvragen.
Bevat geen afbeeldingen.
54 Pagina's.
Anatomie en fysiologie van het dier
Hoofdstuk 1: Inleiding
De studie van levende wezens situeert zich op 4 niveaus
o Stelsels:
= Verschillende organen die een geheel vormen en die
samenwerken aan eenzelfde fysiologische taak
Vb. Het spijsverteringsstelsel
(Fysiologische functie kan soms ook door een orgaan
uitgevoerd worden)
o Organen:
= Bestaat uit verschillende weefsels die samen een taak/functie
vervullen
Vb. Maag
o Spierweefsel, bindweefsel, zenuwweefsel
o Functie: Vertering van voedsel
Vb. Nieren
o Weefsels:
= Eenzelfde groep/type cellen met dezelfde bouw en functie
(= Analoge cellen)
Vb. Vetweefsel, Spierweefsel, Epitheliaal weefsel,
Bindweefsel
o Cellen:
= De kleinste organisatie-eenheid van een organisme
(= Anatomische eenheid)
Afzonderlijk kunnen ze verschillende vormen en functies
hebben
Vb. Zenuwcel, zaadcel, eicel, …
Anatomie (= Bouw)
o = De studie van de vorm, de ligging en de onderlinge relatie van (=
Cellen-weefsels-organen-stelsel)
De statische structuur/toestand: Het is wat het is (= Nadeel)
Herkennen en benoemen van in-en uitwendige structuren
o Belang: Je kan geen fysiologisch proces uitleggen zonder aandacht te
hebben voor de anatomie
o Microscopische anatomie:
Bestudeert alles wat niet met het blote oog waarneembaar is
Microscoop nodig
Onderscheid tussen:
Celleer of cytologie= Studie van de celstructuur
Weefselleer of histologie= Studie van de weefselstructuur
o Macroscopische anatomie:
Bestudeert alles wat met het blote oog waarneembaar is
Onderscheid tussen:
Vergelijkende anatomie= Gelijkenissen of verschillen van
hetzelfde orgaan tussen diersoorten
Topografische anatomie= Studie betreffende de plaats
van de organen in het organisme
Fysiologie (= Werking)
o De studie van de werking en het functioneren van cellen-weefsels-
organen-stelsels
Dynamische structuur
Embryologie
o = De studie van de ontwikkeling van een nieuw individu van de
conceptie tot aan de geboorte
, o Embryo: Niet alle organen zijn gevormd vs. Foetus: Alle organen zijn
gevormd
1.1 Terminologie voor het aanduiden van de ligging en de richting
Doorsneden
o Mediane snede: Verticale overlangse (= Longitudinale) doorsnede
doorheen de lengteas van de wervelkolom
Verdeelt dier in een linker- (= Sinister) en een rechterkant (=
Dexter)
o Sagittale snede: Ligt evenwijdig met de mediane snede
o Dwarse of transversale snede: Snede/Vlak loodrecht op de lengteas van
de wervelkolom of de ledematen
o Horizontale snede: Horizontale snede evenwijdig met de wervelkolom
Richtingsaanduidingen
o Craniaal: Naar de kop (= Cranium= Schedel) toe
o Caudaal: Naar de staart (= Cauda= Staart) toe
o Lateraal: Zich verwijderend/weg van het mediaanvlak
o Mediaal: Naar het mediaanvlak toe
o Dorsaal: In de richting van de bovenzijde/rug (Dorsum= Rug) (Dos)
o Ventraal: In de richting van de onderzijde/buik (Venter= Buik) (ventre)
Terminologie voor de ingewanden (= Viscera) en lichaamsholten
o Parietaal: Naar de lichaamswand toe
o Visceraal: Naar de ingewanden toe gelegen
Terminologie voor de kop
o Dorsaal: Bovenzijde van de kop (neusrug) vs. Ventraal: Onderzijde van
de kop
o Rostraal: Naar de neustop toe vs. Caudaal
o Rostrum= Neusspiegel
Terminologie voor de ledematen
o Proximaal: Dichter bij de romp/het dier gelegen (denk proche)
o Distaal: Verder van de romp/ het dier gelegen
o Mediaal: Aan de binnenzijde van het lidmaat gelegen
o Lateraal: Aan de buitenzijde van het lidmaat gelegen
o Dorsaal: Aan de voorzijde van het lidmaat gelegen
o Palmair: Aan de achterzijde van het voorbeen
o Plantair: Aan de achterzijde van het achterbeen
o Axiaal (t.h.v. de tenen): In de as van de voet
o Abaxiaal (t.h.v. de tenen): Van de aslijn verwijderd
Nog enkele extra termen
o Internus: Inwendig
o Externus: Uitwendig
o Profundus: Diep
o Superficialis: Oppervlakkig
1.2 Topografische gebieden en oriëntatiepunten
1: Kop Caput 19: Staart Cauda
2: Hals Collum 20: schouder Regio scapularis
3: Halsadergroeve Sulcus Jugularis 21: Brachium
(of jugularisgroeve) Opperarm
4: Keel Farynx 22: Elleboog Regio cubiti
5: Voorborst Pectus, Regio 23: Antebrachium
presternalis Onderarm
6: Kossem Cossum 24: Voorknie Carpus
7: Borstkas Thorax 25: Pijp Metacarpus
,8: Rug Dorsum 26: Kogel Regio
metacarpophalangea
9: Schoft Regio interscapularis 27: Teen Digitus
10: Ribbenboog Arcus costalis 28: Heup Regio tuberis coxae
11: Lenden Regio lumbalis 29: Dij Femur
12: Buik Abdomen 30: Knie Genus (genou)
13: Regio abdominis 31: Schenkel Crus
Flank/hongergroeve lateralis
14: Flankgroeve Fossa paralumbalis 32: Sprong Tarsus
15: Lies Regio inguinalis 33: Pijp Tarsus
16: Liesplooi Plica lateralis 34: Kogel Regio metatarsophalangea
17: Navel Umbulicus 35: Teen Digitus
18: Kruis Sacrum
Trucjes om te onthouden
o Genus: Genou
o Regio interscapularis: Inter (tussen) de scapularis (schouderbladen)
Extra toevoegingen op de tabel
o Navel Bij veel dieren niet uitgesproken wel veel navelbreuken
o Kruis of sacrum:
Bevat een heiligbeen= Sacré= Sacraal
Iemand in zijn kruis tasten is een foutieve uitdrukking???
Hoofdstuk 2: Osteologie of beenderstelsel
1.1 Functies van het skelet
De belangrijkste functies van het skelet zijn:
o Steun en vormgeving van het lichaam
o Aanhechtingsplaats voor spieren
o Bescherming van vitale organen
Vb. Hersenen, longen, …
o Dynamische opslagplaats voor mineralen (calcium en fosfor)
Vnl. Calcium en fosfor
Bij grote vraag (vb. lactatie) Been ontkalken
Vb. Baterijmoeheid, na beenbreuk
1.2 Structuur van het bot
1.2.1 Het lang been of pijpbeen
1.2.1.1 Structuur
Hoe ziet het lang been eruit
o Het middenstuk of diafyse
Buitenzijde: Wand= Compact been
Omgeven door periost of beenvlies
Ingewikkeld kanalensysteem (= Kanalen van Havers)
Binnenzijde:
De mergholte of het lumen (= Centrale holte)
o Bevat wit of geel beenmerg
o De epifysen of de twee uiteinden
Buitenzijde:
Gewrichtskraakbeen
Overige deel periost
Een apofyse: Een extra beenknots op de epifyse
Binnenzijde:
Spongieus been
o Komt in heel het been voor:
Het endost: Bedekt alle openingen binnen in het been
1.2.1.2 Histologie (= Microscopische bouw)
Het eigenlijke beenweefsel Onderscheid tussen:
o Het compact beenweefsel Bestaat uit:
, De tussencelstof
= Hard, wit, ondoorschijnend en bestaat uit:
o Eiwitachtige stof Osseïne (30%)
o Mineralen (70%): Ca, P
Calcium en fosfor moeten steeds in balans
zijn
Calcium tijdens zwangerschap belangrijker
dan na (i.v.m. de lactatie)
De kanalen van Havers
= Cilindrische kanalen waarin bloedvaten liggen
o Liggen volgens de lengteas van het been en zijn
verbonden door dwarskanalen
Brengen voedingsstoffen aan
De beencellen 2 Soorten
Osteoblasten/Osteocyten: Zorgen voor de opbouw
Osteoclasten: Zorgen voor de afbraak
o Gerangschikt in lamellen rond de kanalen van
Havers
Continue opbouw en afbraak van lamellen
o Het sponsachtig beenweefsel
Vooral aangetroffen in de epifysen van de lange beenderen
Gekenmerkt door de grote, onderlinge verbonden kanalen
van Havers waarrond dunne lamellen van beencellen zich
bevinden
Verschil met compact beenweefsel: Morfologische dispositie
Het periost
o = Het vlies dat rondom het been zit (niet rond gewrichtsvlakken)
Binnenkant bevat beenvormende laag aangestuurd door de
osteoblasten
Belangrijk tijdens de groeifase
Bij volwassenen afwezig Osteoblasten sterven af
o Klein deeltje blijft over Activeren bij trauma:
Breuk
Constante klappen voetballer
Het beenmerg
o Bevind zich in het centrale kanaal van de lange beenderen en in de
holtes van het spongieus beenweefsel
o Bestaat uit: Bindweefselcellen, vetcellen, bloedvaten, witte bloedcellen
(= wit beenmerg) en rode bloedcellen (= Rood beenmerg)
Het gewrichtskraakbeen
o Hyalien of glasachtig kraakbeen (zeer buigzaam en elastisch) dat zich
op de diarthrosen bevindt
o Bestaat uit: Kraakbeencellen + intracellulaire substantie
o Functie: Vangt de schokken op
Valt kraakbeen weg Artritis Artrose
1.2.1.3 Functionele morfologie
2 Belangrijke vaststellingen
o Een bot is in zijn geheel zeer goed doorbloed
Vlotte uitwisseling van calcium- en fosfaationen
Bij grote vraag ontkalking/demineralisering van het bot
Bepaald door vraag en aanbod
o Osteoblasten en osteoclasten kunnen beenweefsel vormen of afbreken
Herstellen na letsel
Aanpassen aan gewijzigde belasting
1.2.2 De ossificatie of verbening
2 Modellen
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur TiffanyD. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.